Print Friendly, PDF & Email

Sinds de zomervakantie vullen de energieprijzen de krantenpagina’s. Ze maakten een duik tijdens de coronacrisis maar stegen de laatste maanden tot flink voorbij het pré-crisisniveau. De gezinnen zullen het geweten hebben. De gezondheidscrisis dwong een aantal groepen in de samenleving al om zijn weinige spaarcenten op te souperen. De hoge energiefactuur komt daar bovenop. Maar wie wordt nu precies getroffen? Een goed beeld daarvan helpt om de door de regering getroffen maatregelen te beoordelen.

Evolutie van de prijzen

Wat hebben de prijzen gedaan? Sinds 2013 brengt de federale energieregulator CREG hierover elke maand data uit (meest recente cijfers bij het schrijven: september 2021). Een analyse van de evolutie van de jaarlijks op tafel te leggen bedragen voor gas en elektriciteit samen levert onderstaand beeld op (Figuur 1). Stookolie ontbreekt in het plaatje. Maar zes op tien gezinnen verwarmt met gas, dus het beeld is toch vrij representatief.

In januari 2020 keken de Vlaamse gezinnen nog aan tegen een opgetelde jaarfactuur van 1.903 euro. In september bedroeg die al 2.657 euro: een stijging met 754 euro of 40%. Hoewel men hier de huidige prijzen vergelijkt met de lage prijzen van tijdens de gezondheidscrisis (januari 2020 en januari 2021), ligt de factuur nu hoger dan voor de crisis. Meer, ze zit op het hoogste niveau sinds het begin van de datareeks.

Laten we inzomen op de gasfactuur van gezinnen in Vlaanderen en in de buurgewesten en -landen. Opvallend maar niet verrassend: ze stijgt overal in een vergelijkbaar tempo. De prijsstijging is immers vooral het gevolg van de evolutie op de internationale gasmarkt. Het tempo van de stijging kan verschillen: de internationale prijsstijgingen worden met een verschillende snelheid doorgerekend in de gezinsfactuur. Duitsland is het buitenbeentje: het vlakt de pieken en de dalen in de prijsevolutie sterk af.

In januari 2020 keken de Vlaamse gezinnen nog aan tegen een opgetelde jaarfactuur van 1.903 euro. In september bedroeg die al 2.657 euro: een stijging met 754 euro of 40%.

In vergelijking met de buurlanden ligt de gasprijs traditioneel laag in Vlaanderen. Dat komt omdat Zeebrugge een belangrijke toegangspoort is voor gas bestemd voor West-Europa (lage vervoersnetkost). Bovendien rekent Vlaanderen zeer weinig lasten – denk aan heffingen en openbaredienstverplichtingen (ODV) – door in de gasfactuur. Volgens de VREG gaat het om 9 miljoen euro ODV-kosten per jaar.

De elektriciteitsprijs dan, daar kleurt het plaatje anders. Ja, ook die factuur stijgt overal (zie Figuur 3), en het tempo van de stijging is vergelijkbaar: er zijn immers sterke verbindingen tussen het elektriciteitsnet van België en dat van de buurlanden. Dat maakt dat de groothandelsprijzen de laatste jaren gewoon identiek zijn in Noordwest Europa. En de leveranciers baseren daar hun tarieven op.

Maar opvallend: vanaf 2016 steeg onze elektriciteitsprijs veel sneller dan in de buurlanden. De rekening was historisch laag in januari 2015 (de toenmalige federale regering verlaagde de BTW op elektriciteit van 21 naar 6% in de periode van 1 april 2014 tot 1 september 2015) Maar kort na de start van de vorige legislatuur nam de Vlaamse regering enkele beslissingen die de Vlaamse elektriciteitsprijs sterk de hoogte injoegen. Het begon met de Turteltaks (Vlaamse energieheffing) maar ook daarna bleef Vlaanderen veel lasten (ODV, heffingen) doorrekenen. Ook de federale regering wentelde behoorlijk wat beleidskosten af op de elektriciteitsfactuur, al is Vlaanderen verantwoordelijk voor 80% ervan. De meest recente – maar intussen al wat achterhaalde – VREG-cijfers over de verschillende doorgerekende kosten, vind je terug in dit rapport van eind 2019.

Vanaf 2016 steeg onze elektriciteitsprijs veel sneller dan in de buurlanden.

Op deze forste stijgingen als gevolg van politieke beslissingen kwam een hevige maatschappelijke reactie. Dodelijk voor een liberale excellentie, zeker als een belasting je naam draag. Energieminister Annemie Turtelboom moest plaats ruimen voor Bart Tommelein. Hierna daalden de prijzen opnieuw. De Turteltaks werd sterk verlaagd en omgedoopt tot bijdrage energiefonds (belasting per afnamepunt van elektriciteit). Ook distributienetbeheerders (DNB’s) Eandis en Infrax en energieregulator VREG deden hun duit in het zakje. De DNB’s fusioneerden tot Fluvius en wisten zo meer dan 100 miljoen euro te besparen op hun werkingskosten. De VREG besliste dat die eengemaakte intercommunale netbeheerder veel minder winst mocht uitkeren aan zijn gemeentelijke aandeelhouders. En verder was er het prijsverlagende effect van de gezondheidscrisis (en een eenmalige coronapremie voor mensen in tijdelijke werkloosheid, maar die maakte weinig verschil). Resultaat van dit alles: een lage elektriciteitsfactuur voor gezinnen tot januari van dit jaar. Waarna de elektriciteitsprijs weer omhoog schoot.

(Tussen haakjes: ook de grafiek elektriciteitsprijzen toont dat Duitsland de pieken en de dalen behoorlijk afremt. Iets om over na te denken, zo’n schokdempermechanisme. Het maakt de factuur veel voorspelbaarder, wat gezinnen helpt om ermee om te gaan. Om dezelfde reden kan het meer investeringen uitlokken, bv. in zonnepanelen. Het rendement daarvan valt beter te voorspellen bij stabiele prijzen.)

Wat zijn de oorzaken (en zijn er ook kansen?)

De oorzaken van de recente prijsstijging werden al uitvoering belicht in de media. Dus daar kunnen we kort over zijn. Veruit de belangrijkste factor is het spel van vraag en aanbod. De economie – en dus de vraag naar gas en elektriciteit – hernam na corona. Het weer speelde spelbreker: een late winterprik zorgde voor een hogere afname en een lagere gasvoorraad. En er was de Russische beslissing om minder gas te leveren, een drukkingsmiddel om snel de nieuwe gaspijplijn open te krijgen die loopt van Rusland naar Duitsland. Hogere vraag en lager aanbod, het kon niet anders of de energieprijzen stegen. Komt daarbij dat zowat een derde van de Belgische elektriciteit geproduceerd wordt in gascentrales: een hogere gasprijs trekt de elektriciteitsprijs mee naar boven. Er wordt verwacht dat de prijs tijdens de winter hoog zal blijven, al zal een milde winter en verschil maken. Daarna kan de prijs terug dalen, nemen veel analisten aan. De aardgasreserves zijn immers groot genoeg om de wereld van aardgas te voorzien. En hoe meer bedrijven en gezinnen energie en klimaat sparen– toch wat je verwacht bij een hoge prijs van fossiele brandstoffen – geeft ook dat een duw in de goede richting.

Er wordt verwacht dat de prijs tijdens de winter hoog zal blijven, al zal een milde winter en verschil maken. Daarna kan de prijs terug dalen, nemen veel analisten aan.

Een tweede – zij het minder belangrijke factor – was het Europees emissiehandelssysteem voor uitstootrechten van broeikasgassen (EU ETS). De prijs van zo’n uitstootrecht is de laatste jaren sterk gestegen. Hij schommelde jarenlang tussen de 4 en de 10 euro. In 2017 begon hij aan een sterke klim om uit te komen op ongeveer 60 euro nu. Dat heeft veel te maken met een stapsgewijze verstrenging van het systeem. En bij een markt hoort natuurlijk speculatie: sommige spelers gokken op een verdere stijging en kochten rechten aan met het doel om later winst te maken op de verkoop.

De stijgende emissierechten zijn goed voor het klimaat, maar zijn ze ook een ramp voor onze portemonnee? Nou, dat hoeft niet. De veiling van ETS-rechten levert de overheid immers een flinke duit op. Voor de periode januari – augustus 2021 haalde België voor 350 milieu euro aan inkomsten uit die veiling. Het bedrag zal naar schatting oplopen tot een half miljard voor het volledige jaar. De diverse overheden van ons land moeten de middelen verdelen. Dat gebeurt traditioneel via een samenwerkingsakkoord. Dat is er nog niet voor de periode 2021-2030, en dus zijn die middelen jammer genoeg geblokkeerd. Al stelde Federaal Minister van Klimaat Zakia Khattabi voor om de veilinginkomsten 2021 te verdelen met de verdeelsleutel uit het vorige samenwerkingsakkoord. De middelen kunnen dan al gebruikt worden voor klimaatbeleid & verlichting van de elektriciteitsfactuur. Als er verstandige en rechtvaardige investeringen mee gebeuren, kan dat ook de minder begoeden flink vooruit helpen.

De stijgende emissierechten zijn goed voor het klimaat, maar zijn ze ook een ramp voor onze portemonnee? Nou, dat hoeft niet.

Meer structureel prijsbepalend is de historische erfenis van ODV’s – waaronder de steun aan hernieuwbare energie – die wordt doorgerekend in de elektriciteitsfactuur. Volgens Vlaams energieminister Demir blijft er anno 2021 nog zo’n 9 miljard euro af te betalen. Volgens de SERV gaat het om een jaarlijkse afbetaling (dit jaar 1,4 miljard euro), die fors gaat dalen vanaf 2028. De Vlaamse Regering zette recent een eerste stap om een deel van die kosten – goed voor 166 miljoen euro – uit de factuur te halen. Dat levert een totaal verlaging op met 201,6 miljoen euro. Immers, de gezinnen betalen ook BTW op de ODV-kosten. En die valt weg voor een bedrag van 35 miljoen euro.

Welke gezinnen voelen de pijn?

Volgens de laatste huishoudbudgetenquête besteedde de gemiddeld Vlaming in het coronajaar 2020 4,3% van zijn budget aan energieverbruik in de woning (elektriciteit, gas en andere brandstoffen). De uitgaven voor motorbrandstoffen (mobiliteit) zijn hierin niet meegerekend. Omdat de energie-uitgaven vandaag sterk gestegen zijn, liggen de percentages nu een stuk hoger.

De factuur van het rijkste inkomenskwartiel is dubbel zo hoog dan bij de groep met het laagste gezinsbudget. Toch weegt de factuur drie keer zwaarder door in het budget van die laatste groep.

Belangrijk: het gemiddelde Vlaamse gezin bestaat niet. Gezinnen wonen in betere of slechtere huizen. Ze verwarmen met gas, stookolie of elektriciteit (het laatste is het duurste). Ze hebben genoeg, te weinig of geen financiële middelen om iets te doen aan hun woonsituatie en dus aan hun energierekening.

Als we naar de verschillende inkomensgroepen kijken, blijkt dat percentages sterk uiteen lopen (zie de wat oudere data in Figuur 4, we vonden niet onmiddellijk recentere gegevens). De factuur van het rijkste inkomenskwartiel is dubbel zo hoog dan bij de groep met het laagste gezinsbudget. Toch weegt de factuur drie keer zwaarder door in het budget van die laatste groep.

VOKA en anderen argumenteren dat het indexmechanisme de stijging van de energieprijs compenseert voor de gezinnen. Dat impliceert dat er geen ondersteuning nodig is als de factuur stijgt. Maar die redenering klopt helemaal niet voor armere gezinnen: de index compenseert daar veel te weinig. Dat wordt ook bevestigd door economen. Bovendien ijlt de index na: een eventuele indexstijging midden volgend jaar helpt de mensen de winter niet door.

Een CREG-studie verschaft zicht op de gezinnen die het moeilijk hebben met de elektriciteits- en aardgasfacturen. Natuurlijk zijn inkomen en gezinssituatie daarbij bepalend, maar ook manier van verwarmen. Concreet: de facturen wegen zwaar op het budget van veel eenoudergezinnen, alleenstaanden en laagste inkomens.

  • Gemiddeld legt de elektriciteits- en aardgasfactuur beslag op respectievelijk 8 en 10% van het beschikbare mediane netto-inkomen van alleenstaanden en eenoudergezinnen.
  • Voor huishoudens die enkel met elektriciteit verwarmen en die niet over zonnepanelen beschikken, ligt dat percentage nog eens dubbel zo hoog.
  • Zelfs de mensen die recht hebben op een sociaal tarief zien een belangrijk deel van hun inkomen opgaan aan de energierekening.
  • Van de eenoudergezinnen die hun woning op aardgas verwarmen, leeft 40 tot 50% in energiearmoede. Bij de alleenstaanden gaat het om 20 tot 30%.

 

Daarmee is de kous niet af. Mensen in (energie)armoede hebben geen middelen om te investeren in een energiezuinige woning (aankoop/renovatie), energiezuinige toestellen of eigen energieproductie (zonnepanelen). Ze springen vaak zuinig om met energie. Hun woonsituatie maakt dat ze toch een – in verhouding – hoge energievraag hebben. Omdat ze niet kunnen investeren, hebben ze bovendien geen recht op allerlei kortingen en premies die samengaan met investeringen (registratierechten, renovatiesteun, steun zonnepanelen en elektrische wagens …).

De factuurstijging komt bovenop de onrechtvaardige verdeling van de kosten voor elektriciteit: hoe kleiner het verbruik, hoe duurder die betaald wordt.

De factuurstijging komt bovenop de onrechtvaardige verdeling van de kosten voor elektriciteit: hoe kleiner het verbruik, hoe duurder die betaald wordt (Figuur 7). Een basishoeveelheid energie is noodzakelijk en zou juist goedkoper moeten zijn.

Als het door de VREG besliste capaciteitstarief in werking treedt, zal die problematische kostenverdeling nog verder scheefgetrokken worden (de VREG stelde de invoering ervan onder druk uit tot midden 2022). Minister Demir beloofde een studie die uitsluitsel geeft over de impact ervan. Maar waarom kon de VREG zelf die analyse niet maken voordat ze besliste het capaciteitstarief in te voeren? En waarom trekt de VREG niet zelf naar de politiek om vooraf in overleg oplossingen te zoeken voor extra getroffen groepen, gezinnen met een accumulatiekachel op elektriciteit voorop. Voor die laatste groep werkte de minister achteraf een noodregeling uit.

Over soorten contracten en zelfproductie

Of en in welke mate gezinnen de stijging voelen, hangt ook af van het soort contract dat ze hebben met een leverancier. Gezinnen met een lopend vast contract zien hun prijs niet wijzigen, de andere wel. Dat zit zo: klanten nemen gas en/of elektriciteit af van een leverancier, tegen een vaste of tegen een variabele prijs. Bij vaste contracten ligt de prijs van gas of stroom vast voor de looptijd van de overeenkomst (1 of meer jaren). De prijs wijzigt alleen als het contract afloopt (afsluiting nieuw contract, stilzwijgende verlenging bestaande contract). Bij variabele contracten schommelt de prijs mee met de stijgingen en dalingen van de markt. In Vlaanderen heeft 71% van de gezinnen een vast elektriciteitscontract en 29% een variabel elektriciteitscontract. Voor aardgas gaat het om 64% vaste contracten en 36% variabele contracten.

Gezinnen met een lopend vast contract zien hun prijs niet wijzigen, de andere wel.

Wat elektriciteit betreft is de situatie ook anders voor de – steeds groter wordende groep van – bedrijven en gezinnen die hun eigen elektriciteit produceren. Jaarlijks stroomt er ruwweg 85 TWh over het Belgische Elektriciteitsnet volgens gegevens van Synergrid. Ongeveer 15 TWh wordt door de gezinnen en de bedrijven zelf geproduceerd. Die zelfproductie dekt geheel of gedeeltelijk het eigen verbruik. Meestal zijn de kosten daarvan niet gestegen. Dat is bijvoorbeeld het geval voor elektriciteitsproductie met hoogovengas (ArcelorMittal), windmolens en PV. Voor andere technologieën (bv. WKK-installaties die op gas draaien) stijgen de kosten wel. De huidige stijging van de prijs van fossiele brandstoffen en de economische impact ervan zijn meteen krachtige argumenten om duurzame zelfproductie te bevorderen.

Wat met de energiesector en de industrie?

Niet alleen de gezinnen worden getroffen. Problemen dreigen ook voor bepaalde energieleveranciers en energie-intensieve bedrijven. Anderen kunnen profiteren van de marktomstandigheden.

In Vlaanderen zijn zo’n 20 elektriciteitsleveranciers en 16 gasleveranciers actief op de residentiële markt. Sommige van hen kunnen onder druk komen. De hoge gas- en elektriciteitsfactuur kan bijvoorbeeld voor zorgen dat een groter aantal energieverbruikers zijn eindafrekening niet kan betalen, en dan geraken de leveranciers in de problemen. Immers, zij innen de factuur. En die omvat niet alleen de kostprijs van de geleverde energie, maar ook netkosten, overheidsheffingen en btw. De leverancier moet die laatste bedragen doorstorten aan de netbedrijven en de overheid, ook als de consument zijn factuur niet betaalt. Sommige leveranciers vroegen daarom hogere voorschotten aan hun klanten.

Kernenergie bijvoorbeeld heeft geen last van de gestegen gasprijs en hoge CO2-emissierechten.

De leveranciers lopen nog andere risico’s door de snelle prijsstijgingen. Als ze die te hoog inschatten, kunnen ze er de brui aan geven. Dat is al het geval in UK: twee energieleveranciers hebben er hun activiteiten stopgezet bij gebrek aan voldoende kapitaal om gas in te kopen voor hun klanten. Zowat 800.000 gezinnen zijn getroffen en moeten op zoek naar een nieuwe leverancier.

Er zijn ook kansen voor leveranciers. Kernenergie bijvoorbeeld heeft geen last van de gestegen gasprijs en hoge CO2-emissierechten. En de hoge elektriciteitsprijzen maken de kerncentrales plots heel rendabel. Belangrijke kanttekening: Engie heeft al een groot deel van de elektriciteit voor 2022 verkocht via langetermijncontracten (57 procent in april 2021). Daarin worden nog lagere prijzen gehanteerd. Op het overige deel kan Engie wél flink verdienen.

Hetzelfde verhaal bij de uitbaters van de windmolenparken: ook hun kosten zijn niet gestegen. Al valt de elektriciteitsproductie van wind op zee in de meeste gevallen helemaal onder langetermijncontracten van vaak vijftien jaar, waardoor het voordeel van de huidige hoge prijzen terechtkomt bij de kopers van elektriciteit: energiehandelaars, leveranciers of grote verbruikers.

Koopkracht-ondersteunende maatregelen waren absoluut nodig. Ze moeten de mensen financieel door een volgende coronawinter loodsen die ongetwijfeld zal zorgen voor veel meer thuiswerk en dus voor een hogere energiefactuur bij de gezinnen.

En dan tenslotte de industrie. Bij de basischemie is de gasprijs een belangrijke productiefactor. Gas wordt gebruikt als energiebron én als grondstof voor producten. De gevolgen laten zich voelen. Zo kondigde BASF aan dat het zijn productie van ammoniak in Antwerpen en het Duitse Ludwigshafen beperkt wegens de hoge gasprijzen. Bovendien zit die industrietak in een wereldwijde concurrentie, bv. met installaties van de chemiecluster in Houston, USA. Terwijl de gasprijs in Europa in augustus al doorschoot tot boven de 30 euro per MWh, is de prijs in de USA (Henry HUB) later en minder gestegen. Dat land is zelfvoorzienend na de opkomst van schaliegas. De Amerikaanse chemische industrie heeft daardoor al jarenlang een concurrentievoordeel dat nu versterkt.

Wat te doen op korte en lange termijn?

De federale regering, al snel gevolgd door de Vlaamse regering, namen maatregelen om het leed te verzachten. Het zou te ver voeren om ze binnen het bestek van een – al te lang uitgevallen – blog ook te analyseren en om desgevallend alternatieve voorstellen op tafel te leggen.

Met deze blog willen we vooral tonen dat de koopkracht-ondersteunende maatregelen absoluut nodig waren. Ze moeten de mensen financieel door een volgende coronawinter loodsen die ongetwijfeld zal zorgen voor veel meer thuiswerk en dus voor een hogere energiefactuur bij de gezinnen.

Om de energiefactuur op lange termijn te drukken zijn enorme investeringen nodig.

Tegelijk mag het lenigen van de noden op korte termijn niet uit het oog doen verliezen dat er een cruciale uitdaging overblijft. Om de energiefactuur op lange termijn te drukken zijn enorme investeringen nodig in sociale huisvesting, isolatie van gebouwen, betere verwarmingstechnieken zoals warmtepompen, meer hernieuwbare energie, energie-efficiënte elektrische mobiliteit… En ook bij het aanpakken van die uitdaging moet gekeken worden naar een eerlijke verdeling van de kosten en de baten van de investeringen. Als dat gebeurt, zijn we met die investeringen veel beter af. Dus, waar wachten we nog op om verder werk te maken van een sociaal energie- en klimaatbeleid…

 

Share on FacebookTweet about this on TwitterShare on LinkedInEmail this to someone