Print Friendly, PDF & Email

Onze jongeren groeien op in een sterk gedigitaliseerde wereld. Ze hebben een andere relatie met technologie dan hun ouders. Elke 2 jaar wordt het ‘Apestaartjarenonderzoek’ bij Vlaamse jongeren tussen de 10 en 18 jaar afgenomen. Dat onderzoek gaat in tegen het gangbare beeld van de digital natives: de jongeren die geboren worden in een digitale wereld en eigenlijk al doende de nodige digitale vaardigheden ontwikkelen en bij het gebruik van digitale media geen problemen ondervinden.

Die gangbare mening heeft wel wat bijsturing nodig. Het onderzoekt toont aan dat jongeren specifieke noden en ondersteuning nodig hebben bij hun digitale-media-gebruik. Zo hebben ze best wel moeite met het herkennen van fake-news, valse nieuwsberichten of foute online-inhouden. Maar ook omgaan met cyberpesten, phising, sexting, … is voor onze digital natives niet evident. Kwetsbare jongeren geven aan dat het kunnen werken met platformen zoals Smartschool voor het doorgeven van taken en informatie allesbehalve makkelijk is. Daarenboven volgen de technologische innovaties elkaar nog eens op in hoog tempo. Het Digimeter-rapport van imec stelt niet enkel bij ouderen, maar ook bij jongeren een zorgwekkend technologisch fatalisme vast: zowel jongeren als ouderen haken af omdat de digitalisering te snel gaat en te ingewikkeld is. De nieuwe eindtermen omvatten terecht een aantal competenties die de jongeren hierin versterken en ondersteunen.

Ongelijke toegang

Toegang tot digitaal materiaal is voor de meeste jongeren geen probleem: slechts 6% heeft geen smartphone. Eén op vier heeft geen laptop. De helft heeft geen tablet. Dus: er vallen jongeren uit de boot. Tijdens de eerste lockdown gaven scholen aan dat een aantal van hun leerlingen van de radar verdween: het online contact verliep stroef of lukte niet. Een bevraging georganiseerd door de onderwijskoepels maakte duidelijk dat niet minder dan 18.000 leerlingen in de tweede en de derde graad van het middelbaar onderwijs thuis geen computer hebben.

Toegang tot digitaal materiaal is voor de meeste jongeren geen probleem: slechts 6% heeft geen smartphone. Eén op vier heeft geen laptop. De helft heeft geen tablet.

Over de noden aan materiaal voor jongeren in het lager onderwijs, de eerste graad van het middelbaar, de hogescholen en universiteiten zijn geen cijfers beschikbaar. Ook de connectiviteit thuis bleek een probleem. Telenet en Proximus stelden hun netwerk gratis open voor schoolgaande jongeren zonder internettoegang: 35.000 leerlingen maakten gebruik van het Telenet-aanbod.

Voor minister Weyts bleek de corona-crisis een momentum om te grijpen én zelfs een mogelijkheid om op langere termijn te schitteren. Knack magazine prijst de minister voor ‘zijn niet-aflatende strijd om de scholen open te houden waarbij hij kan rekenen op brede steun van de Vlamingen én van de belangrijkste experts’. Bovendien kreeg hij in het kader van de relanceplannen ‘Vlaamse Veerkracht’ heel wat middelen los om grote sprongen voorwaarts te zetten in de digitalisering van het onderwijs. Zo kan hij uitpakken met maar liefst 375 miljoen euro voor een ‘digisprong’, een nooit geziene investering ten gunste van de digitalisering van ons onderwijs. Maar is het allemaal goud dat blinkt? Laten we dat even bekijken.

“Digisprong – Van achterstand naar voorsprong”

In zijn ‘ICT-plan voor een kwalitatief digitaal onderwijs’ is de digitalisering volgens de minister geen doel op zich, maar een middel om onze kinderen voor te bereiden op het functioneren in een samenleving die steeds meer digitaal is. Digitalisering moet helpen om het onderwijs effectiever te maken en leerprocessen te versterken. In de visienota die hij in december voorlegde aan de Vlaamse regering verdeelt hij de inspanningen over 4 grote domeinen: ICT-infrastructuur, ICT-schoolbeleid, aangepaste leermiddelen en competente leerkrachten en een ICT-kennis en adviescentrum.

Het verouderde ICT-park moet aangepakt, wat de klemtoon op de hardware, netwerk- en serverinfrastructuur, beveiligingssoftware, internet en connectiviteit op school legt. In het oog springt dat voor elke leerling van het vijfde en zesde leerjaar een toestel voorzien zal worden.

Daarnaast zet het plan sterk in op voldoende ICT-coördinatie: een functie van ICT-coördinator wordt opgenomen in het volgende onderwijsdecreet. Dat zal alle scholen in staat stellen een doeltreffend ICT-beleid te voeren, gebaseerd op en ingebed in de schoolvisie.

Een kwaliteitsvolle digitalisering vraagt ook om een ICT-competentieverhoging van alle leerkrachten. De minister is strijdlustig: om deze grootschalige operatie te doen slagen is de professionele ontwikkeling van leerkrachten en hun kennis, vaardigheden en attitudes ten opzichte van ICT cruciaal. Voor leerkrachten is er sprake van zowel laagdrempelige professionaliseringsmogelijkheden als van intensieve ICT-bootcamps. In de lerarenopleiding moet meer aandacht gaan naar de juiste ICT-competenties en digitale leermiddelen.

Een kenniscentrum zal de expertise uit het veld bundelen, goede praktijken delen, data verzamelen zodat een data-onderbouwd onderwijsbeleid gevoerd kan worden en een digicheck toepassen op de onderwijsregelgeving.

Een inhaalbeweging die niet volstaat

De coronacrisis mag dan wel hét moment geweest zijn om te investeren in de digitalisering van het onderwijs, maar eerlijk is eerlijk: het was gewoon hoog tijd. Wat de coronacrisis deed, was bestaande pijnpunten vergroten en verscherpen. Reeds voor de pandemie, in 2019, trokken de SERV (Vlaamse sociale partners) en de VLOR (Vlaamse Onderwijsraad) aan de alarmbel. In hun ‘digitaliseringsagenda voor onderwijs en vorming’ stellen ze vast dat er acties nodig zijn om de digitale vaardigheden van de bevolking drastisch te verbeteren. Ze benadrukken de nood aan nieuwe digitale leervormen in de klas, aan meer instroom van leerlingen en studenten in STEM en ICT-opleidingen, aan betere lessen ICT in het leerplichtonderwijs.

De coronacrisis mag dan wel hét moment geweest zijn om te investeren in de digitalisering van het onderwijs, maar eerlijk is eerlijk: het was gewoon hoog tijd.

Pakt de minister deze pijnpunten aan? Zijn nota blijft alvast vaag over hoe de eenmalige 375 miljoen verdeeld zal worden. Van een duurzame verankering is bovendien geen sprake. Slechts een tiende van het budget is recurrent en het grootste deel daarvan zal naar de ICT-coördinatoren gaan. We zien de regering kortom vooral een noodzakelijke inhaalbeweging maken maar niet structureel ingrijpen. ICT-infrastuctuur veroudert snel, ontwikkelingen volgen elkaar in hoog tempo op. Het zal slechts een kwestie van tijd zijn voor er opnieuw nood is aan een stevige injectie aan financiële middelen. Het valt te vrezen dat we met het budget toch niet zo ver gaan springen.

Gemiste kansen tot e-inclusie

De coronacrisis maakte duidelijk dat digitalisering in het onderwijs gepaard moet gaan met extra aandacht voor de digitale kloof. Drie huishoudens op tien met een laag inkomen beschikken thuis niet over een internetverbinding. 40% van de Belgen is kwetsbaar voor de toenemende digitalisering van de samenleving. Voor mensen met een laag inkomen en lage scholingsgraad, stijgt die kwetsbaarheid tot 75%. De regering zet dus een noodzakelijk stap als ze investeert in hardware, maar flankerende maatregelen en initiatieven om een grotere digitale en sociale kloof te vermijden, ontbreken.

Ouderbetrokkenheid is volgens de Vlaamse onderwijsraad een essentiële voorwaarde voor een succesvolle digitalisering in het onderwijs. Als ouders niet voldoende digitaal geletterd zijn, kunnen ze ook moeilijk met de school communiceren via platformen als Smartschool of hun kinderen ondersteunen bij thuisopdrachten. Een samenwerking met het volwassenenonderwijs rond digitale geletterdheid van ouders was op zijn plaats geweest in het plan. De wederzijdse verwachtingen tussen school en ouders moeten haalbaar blijven, samen met de aandacht voor gezondheidsrisco’s en mentaal welzijn. Aspecten als ergonomie, schermverslaving, schermtijd, bereikbaarheid en connectiviteit zijn nieuwe uitdagingen die vragen om een goede visie en omkadering in het schoolbeleid. Heel wat scholen hebben nood aan ondersteuning om deze visie vorm te geven.

Willen we de kinderen echt voorbereiden op een samenleving die steeds meer digitaal is, dan moeten de plannen voor de digitalisering van het onderwijs samengaan met een visie die digitale uitsluiting aanpakt.

Smartschool, het bekendste leermanagementsysteem in Vlaanderen, krijgt nogal wat kritiek de laatste tijd. Het is dan ook niet vreemd om te bedenken dat er meer spelers op de markt zullen komen. In Nederland, waar ze het gratis Google systeem gebruiken, blijkt dat de privacy van de leerlingen niet gegarandeerd kan worden. Informatie over ziekte, afwezigheid, problematische thuissituaties kunnen gebruikt worden voor algoritmes en geld opleveren. Onderwijs dient op die manier de belangen van een groot bedrijf. Tot zo ver het gratis verhaal.

Willen we de kinderen echt voorbereiden op een samenleving die steeds meer digitaal is, dan moeten de plannen voor de digitalisering van het onderwijs samengaan met een visie die digitale uitsluiting aanpakt. Dat gaat veel verder dan het aanpakken van de kloof tussen mensen met en zonder internettoegang en is ook niet enkel een probleem van kwetsbare groepen. Het plan ‘digisprong’ mist de inbedding in een overkoepelend e-inclusiebeleid. Een beleid waar de overheid sturend optreedt om zo de ongewenste effecten op de samenleving, de dienstverlening, sociale rechten, veiligheid en privacy te vermijden of op te vangen. Zo lang dit beleid ontbreekt valt te vrezen dat bestaande ongelijkheden bevestigd of vergroot zullen worden of dat zelfs nieuwe vormen van sociale uitsluiting zullen ontstaan.

Share on FacebookTweet about this on TwitterShare on LinkedInEmail this to someone