Print Friendly, PDF & Email

280 miljoen euro, zoveel vraagt Vlaanderen aan Europa om extra te kunnen investeren in het innovatiebeleid van onze bedrijven. Dit bovenop de jaarlijkse budgetten die de afgelopen jaren reeds flink werden opgetrokken (tot 400 miljoen uitgegeven in 2020).

Goed nieuws, want bedrijven moeten vernieuwen om voor groei te zorgen. Toch dreigen er hier kansen gemist te worden. Vlaanderen gaat immers gewoon het extra geld in de bestaande steuninstrumenten pompen, met dezelfde criteria om projecten goed te keuren. Business as usual. Business? In de voorbereidende bijdrage van Vlaanderen aan het Belgische herstelplan dat wordt ingediend bij Europa, staat bij de vraag hoe ons innovatiebeleid zal bijdragen aan vergroening en digitalisering: “In Flanders, we work with a bottom-up system to support innovation projects of companies.” Met andere woorden: moei u niet, de bedrijven beslissen zelf. Business knows best.

Daarmee laat Vlaanderen na de vraag te stellen welke economie we eigenlijk willen, post corona. Of waartoe al die innovatie moeten leiden? Tijd voor de ABVV-experten om zich over de kwestie te buigen.

Innovatiebeleid in Vlaanderen

Het Vlaams Innovatiebeleid is uitgebreid en complex. Een kat vindt er haar jongen niet in terug en dat merk je aan het jargon. Het gaat van clusterprojecten en Baekelandt-mandaten, over KMO-portefeuilles en ICON-clusters, tot Flanders care en Transitiesteun. En dan vergeten we nog enkele bedrijfsinnovaties, ecologiepremies en Flux50’ers. Gelukkig kunnen de subsidie aanvragende bedrijven, sectoren of onderzoeksinstellingen rekenen op hulp van gedreven medewerkers van het Agentschap Ondernemen en Innoveren. Zij leiden de aanvragen in juiste banen. Begrijpelijk: bedrijfsinnovatie is innovatie en gebeurt nu eenmaal zonder vooraf uitgeschreven grondplan. Een hoe beter je dat begeleidt, hoe meer kans op slagen.

Moet innovatie echt door zo’n kluwen aan initiatieven ondersteund worden? Trop is te veel, en te veel is trop. Het kan echt wel beperkter en overzichtelijker, en er hoeft niet elke week een nieuw ondersteuningsinstrument te worden aangekondigd. Vlaanderen keert jaarlijks vele honderden miljoenen euro’s uit voor innovatie. Die thematisch – niet op bedrijfsniveau – en op hoofdlijnen gedocumenteerd worden in jaarverslagen en begrotingsrapporten allerhande. Maar wat het echte eindresultaat is van al de geleverde steun, is veel minder duidelijk. Zijn er echt jobs gecreëerd? Hoeveel projecten waren een succes en hoeveel liepen er af met een sisser? Werd de vergroening van onze economie echt vooruit geholpen? Wie het weet, mag het zeggen.

Het Vlaams Innovatiebeleid is uitgebreid en complex. Een kat vindt er haar jongen niet in terug en dat merk je aan het jargon.

De intentie van het beleid (“we willen innovatie ondersteunen”) is helder, het uiteindelijke resultaat is dat veel minder. Het is best mogelijk dat deze steun een grote toegevoegde waarde voor de Vlaamse economie betekent. Maar het is evengoed mogelijk (en wellicht al gebeurd) dat Vlaanderen aan een biotech pionier enkele miljoenen euro steun uitkeert voor de ontwikkeling van een beloftevolle molecule, en dat dezelfde firma drie jaar later dat uiteindelijke product samen met het bedrijf verkoopt aan een Amerikaanse multinational voor 30 miljoen euro. Waarna de oprichters van het bedrijf op hun lauweren kunnen rusten aan de Côte d’Azur. Of dit welbesteed overheidsgeld is, valt te betwijfelen.

De totale vrijheid blijheid approach die het ondersteuningsbeleid vroeger kenmerkte ligt gelukkig achter ons, en subsidies aan sauna’s en paardenstallen zal je vandaag niet meer terug vinden, maar of de brede Vlaamse samenleving gebaat is met subsidies aan projecten in de digitale munten-economie mag toch onderwerp van debat zijn. Dat gebeurt vandaag niet, of toch veel te weinig. Dat is volgens ons de achilleshiel van het Vlaams innovatiebeleid: de overheid maakt geen keuzes. Alles kan, als het maar innovatief is. De opdracht van de bevoegde administraties is daardoor zo ruim dat hun instrumentarium wel een labyrint móet worden.

De intentie van het beleid (“we willen innovatie ondersteunen”) is helder, het uiteindelijke resultaat is dat veel minder.

Sinds begin 2021 worden nieuwe subsidieprojecten wel onderworpen aan een maatschappelijke valorisatie toets, waarbij de aanvragers minstens 10 maal de verkregen steun zelf moeten voorzien, hetzij in personeel, hetzij financieel. Er loopt ook een proefproject waarbij er wordt nagegaan in hoeverre de goed gekeurde projecten beantwoorden aan de Sustainable Development Goals (SDG) van de Verenigde Naties. Veelbelovend, maar al bij al te weinig?

Missiegedreven Innovatie

Hoe dan wel? Sinds het boek ‘De ondernemende staat’ (2014) van de Amerikaans-Italiaanse econome Mariana Mazzucato is Missiegedreven Innovatiebeleid (MIB) het buzz-woord in economenland. Samengevat stelt Mazzucato dat de overheid onmisbaar is voor de economie. Dat de overheid zelfs de grootste innovator uit de geschiedenis is, en dat die dus ook wat meer op haar strepen mag staan, meer sturend mag zijn. En niet alleen de kosten en risico’s van investeringen moet dragen, maar ook de vruchten er van mag plukken. Meer zelfs: Mazzucato pleit in opvolging van deze visie voor echte ‘missies’ binnen de publieke organisatie en het innovatiebeleid. Investeringen in innovatie zouden moeten worden gezien binnen een totaalsysteem van publieke inspanningen. Weg dus met de ‘vrijheid-blijheid’ en ‘laat bedrijven maar kiezen welke innovatie er moet zijn’, maar een permanent samenspel tussen overheid en privé, waarbij de overheid duidelijke doelen stelt aan de innovaties waaraan ze haar middelen wil besteden.

Samengevat stelt Mazzucato dat de overheid onmisbaar is voor de economie en dat de overheid zelfs de grootste innovator uit de geschiedenis is.

Mazzucato werkte haar ideeën verder uit, onder meer in een rapport voor de EU in 2018 (‘Mission-Oriented Research & Innovation in the European Union’) en in haar laatste boek ‘A moonshot Guide to Changing Capitalism’. Het Europees herstelplan en de Green Deal zijn duidelijk beïnvloed door haar rapport, en in haar boek pleit ze onomwonden voor een soort Apollo-overheidsmissie (de moonshot) om de planeet te redden. Onze uitdagingen zijn immers gigantisch: klimaatverandering, mobiliteit, milieu, armoede, vergrijzing, en – bijvoorbeeld – pandemieën.

De snelheid waarmee de corona-vaccins er kwamen bewijst de centrale boodschap van Mazzucato: wanneer overheden duidelijke keuzes maken en hun middelen en ondersteuningsmechanismen juist en massaal inzetten, realiseren we op 10 maanden tijd wat in ‘normale’ tijden 10 jaar duurt. Dankzij de innovatiekracht van onderzoekscentra, zorginstellingen en bedrijven. Maar ook dankzij de focus en de massale inzet van overheidsmiddelen en vele duizenden vrijwillige handen in de vaccinatiecentra.

Innovatie is niet abstract, maar concreet

Kan de Vlaamse overheid hier van leren? Ja. Alvast door duidelijker te omschrijven waartoe innovatie moet leiden. Dat klinkt abstract, maar is heel concreet. Stel je hebt een supermarktketen die de verkregen subsidie inzet om haar winkels post corona volautomatisch uit te rusten en dus te evolueren naar winkels zonder personeel. Dit vernietigt jobs voor lager geschoolden (waar we er veel van hebben) en drijft de vraag op naar IT’ers en ingenieurs (waar we er te weinig van hebben). Zo’n innovatie bevestigt en versterkt de bestaande problemen op de arbeidsmarkt en heeft sociale gevolgen.

Een ander voorbeeld: Telenet maakt samen met een beschutte werkplaats een technologische toepassing die het demonteren van digiboxen eenvoudiger maakt, zodat ook werknemers met een verstandelijke handicap dit werk kunnen doen. Deze innovatie zorgt voor hoger productieve jobs (waar we er meer van nodig hebben) voor lager gekwalificeerde werknemers (waar we er veel van hebben), wat een maatschappelijk én economische win betekent, die ook nog eens onze arbeidsmarkt vlotter doet lopen.

Corona heeft een groot deel van onze economie op pauze gezet. Nu we een ongekende financiële boost gaan geven om die economie te herstarten, is het geen overbodige luxe om na te denken over welke economie we willen.

Beide innovaties zijn economisch zinvol vanuit de bril van het bedrijf. Maar vanuit het standpunt van een samenleving die overheidssteun uitdeelt, is het toch niet te veel gevraagd om meer gericht te kiezen waar we geld aan uitgeven?

Corona heeft een groot deel van onze economie op pauze gezet. Nu we een ongekende financiële boost gaan geven om die economie te herstarten, is het geen overbodige luxe om na te denken over welke economie we willen.

Meer van dat

De sociale partners verenigd in de sociaal economische raad van Vlaanderen (SERV) hebben niet gewacht op de Vlaamse regering en publiceerden recent zelf een advies om tot meer Missiegedreven Innovatiebeleid te komen.

De SERV-partners – waaronder wij – willen daarmee niet alleen het innovatievermogen van ondernemingen stimuleren maar ook de grote sociale, ecologische en economische uitdagingen van de 21ste eeuw aanpakken. Ze willen ‘moonshotten’. In hun advies schuiven de SERV-partners 5 bouwstenen naar voor waaraan het Vlaams innovatiebeleid moet voldoen:

  • zorg voor echte burgerbetrokkenheid
  • focus op welgekozen missies
  • stem de ondersteunende instrumenten op maat af
  • verzeker de ondersteuning van een sterke, ambitieuze overheid
  • maak werk van een monitoring- en evaluatiesysteem dat bijsturingen toelaat

Daar moet snel werk van gemaakt worden, vinden de sociale partners. Vlaanderen dreigt anders een historische kans te laten liggen om de post corona economie mee vorm te geven.

De overheid weer aan het stuur van de economie van morgen

Als Vlaams ABVV scharen we ons alvast achter de vijf SERV-bouwstenen. Die start moet zeker genomen worden. Maar goed innovatiebeleid, zo vinden wij, moet ook sociaal zijn. Daar ligt nog een zeer groot terrein braak. Onze accenten:

  • Zorg ook voor echte werknemersbetrokkenheid. Verplicht het bespreken van bedrijfsinnovatie in ondernemingsraden en zorg voor echte werknemersparticipatie. Als iedereen mee is, gaan we dubbel zo snel vooruit.
  • Kies duidelijke prioritaire toekomstmissies: duurzaamheid, tewerkstelling voor iedereen, klimaat, de Europese Green Deal, de SDG’s.
  • Vandaag werkt Vlaanderen vooral met subsidies. Waarom wordt er niet meer met participaties gewerkt? Of achtergestelde leningen? Of voorwaardelijke en terugvorderbare subsidies (wanneer een bedrijf bijvoorbeeld met grote winst verkocht wordt enkele jaren later)? Een overheid mag geen schrik hebben geld te verliezen aan innovatie. Maar een overheid mag ook geen schrik hebben te delen in de eventuele winsten die aan innovaties verbonden zijn.
  • Keep it simple: innovatiebeleid is niet onder 1 hoedje te vangen, maar vandaag te versnipperd en onduidelijk, en wekelijks komt er een nieuw kanaal bij. Dit kan overzichtelijker. De Vlaamse Brede Heroverweging kan hier meer orde scheppen.
  • Maak de ondersteuningsmechanismen controleerbaar en transparant. Vandaag kan niemand bij benadering zeggen wat het uiteindelijke eindresultaat is van al die ondersteuning. Dat wekt weinig vertrouwen.

Net zoals de Vlaamse rectoren (zie De Tijd van 20 mei) is het Vlaams ABVV niet gekant tegen overheidssteun voor innovatie van bedrijven en onderzoeksinstellingen. Integendeel. We willen ons uit de crisis investeren, niet besparen. Maar enkel wanneer deze ondersteuning gericht is, transparant, met duidelijke missies voor ogen, en gedragen wordt door de brede gemeenschap, zal ook de hele gemeenschap er beter van worden.

Share on FacebookTweet about this on TwitterShare on LinkedInEmail this to someone