Print Friendly, PDF & Email

De Corona-crisis dompelt ons onder in een nieuwe realiteit. Een gezondheidscrisis die mondiaal nog volop woedt en die een ongeziene aanval inzet op ons sociaal en economisch bestel. Dat heeft ook een enorme impact op de arbeidsmarkt. Een verlaagde vraag naar arbeid en verhoogde instroom in werkloosheid waren in maart en april de eerste alarmsignalen. Begin juli blijft het echter moeilijk in te schatten wat de sociale en economische impact zal zijn van deze crisis op middellange en lange termijn.   Pas na het volledig hernemen van de economie en het afbouwen van de corona-maatregelen zoals de tijdelijke werkloosheid omwille van overmacht corona, uitstel van betaling belasting, hinderpremie, ondersteuningspremie e.a. zal duidelijk worden wat de totale netto draagwijdte is van deze crisis.

Dalende werkgelegenheid, nog nooit zoveel tijdelijke werklozen

Wat nu al vaststaat en als rode draad doorheen alle analyse en prognoserapporten loopt, is het verlies aan economische activiteit en een verlaagde werkzaamheidsgraad. De heropstart in het merendeel van de sectoren levert wel een lichte bijsturing van die prognoses op, toch blijven de werkgelegenheidsvooruitzichten bijzonder negatief. De studiedienst van de VDAB maakte op basis van de prognose van het Federaal Planbureau en de Nationale Bank België/ERMG een simulatie voor Vlaanderen. In beide scenario’s is er in Vlaanderen een felle daling van de binnenlandse werkgelegenheid in 2020 en 2021. Een totale daling die uitmondt in een cijfer tussen -61.100 (NBB) en -73.400 (FPB). De Nationale Bank plaatst het dieptepunt en grootste daling in dit lopende jaar.  Het Federale Planbureau voorziet de grootste krimp in 2021. In beide projecties wordt de positieve knik in de werkgelegenheidscurve pas verwacht in 2022.

België telde op de piek van de lock down meer dan 1 miljoen tijdelijk werklozen. Ondertussen daalde dit aantal door het hernemen van de economische activiteit. Toch geeft de enquête van de Economic Risk Management Group (ERMG) eind juni aan dat met 11% tijdelijke werkloosheid er nog steeds een verontrustend hoog aantal werknemers (gedeeltelijk) niet terug aan de slag zijn. Wel stellen we vast dat de periodes werkloosheid korter worden. Zo moesten in april meer dan 55% van de tijdelijk werklozen meer dan 12 dagen beroep doen op de vervangingsuitkering en is dit in mei gedaald tot om en bij de 30%.

België telde op de piek van de lock down meer dan 1 miljoen tijdelijk werklozen.

Bijna alle werknemers en sectoren werden getroffen door de crisis maar niet allemaal in dezelfde mate. Het merendeel van de tijdelijk werklozen komen uit de sectoren handel (21%), industrie (21%) en zakelijke dienstverlening (17%). Sectoren die een onevenredig hoge vertegenwoordiging kennen in het totaal aantal tijdelijk werklozen.

 

De corona periode werd voor tijdelijk werklozen tot eind juni geneutraliseerd in functie van hun inschrijving bij de gewestelijke bemiddelingsdiensten. Daardoor zal een tijdelijke werkloze die reeds drie maanden inactief is, zich pas vanaf 1 oktober als werkzoekende moeten inschrijven bij de VDAB.   De huidige toename van het aantal niet-werkende werkzoekenden (nwwz) is dan ook vooral te wijten aan werknemers die volledig uitkeringsgerechtigd (+17%) werden en waar in april dit jaar al een piek te noteren viel. Dit aantal nam nadien lichtjes af in de maanden mei en juni met de heropstart van tewerkstelling in de meeste economische sectoren.  Op jaarbasis zien we een forse stijging van 12% of een toename van 20.000 werkzoekenden bij de VDAB. Dit vormt een trendbreuk op jaarbasis na een onafgebroken daling van de werkzoekendencijfers de afgelopen vijf jaar.

De toename is proportioneel hoog bij midden- en hooggeschoolde werkzoekenden met respectievelijk 6% en  8,5%, en het sterkst in de leeftijdsgroepen 25 tot 39-jarigen en bij de 40 tot 54-jarigen.

De Nationale Bank gaat uit van een  bijkomende instroom van werkzoekenden in Vlaanderen tot om en bij de 60.000 personen op jaarbasis. Dat  betekent een verhoging met 30% t.a.v. de huidige aantallen.

Parallel met de prognoses rond de werkgelegenheidscijfers noteren we in de scenario’s van het planbureau en de NBB een soortgelijke hetzij spiegelende curve in het aantal werkzoekenden. In deze scenario’s wordt er voor de periode 2020-2022 een forse toename van het aantal werkzoekenden verwacht. De Nationale Bank gaat uit van een  bijkomende instroom van werkzoekenden in Vlaanderen tot om en bij de 60.000 personen op jaarbasis. Dat  betekent een verhoging met 30% t.a.v. de huidige aantallen.

Tijdens de Covid19 periode zagen we ook een vacatureaanbod dat in verspreide slagorde kelderde.  In sectoren zoals bouw, horeca en toerisme, informatica , media en telecom, vervaardiging van machines en zakelijke dienstverlening zien we op jaarbasis een forse daling van het aantal vacatures.   In sectoren zoals zakelijke dienstverlening  met onder andere adviesbureaus en beveiligingsdiensten zakte het aantal vacatures met 60%. In de sector horeca en toerisme kelderde de vraag naar arbeidskrachten zelfs met 90% in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar.

Er zijn ook enkele sectoren die de afgelopen 12 maanden meer vacatures konden meldden; de gezondheidssector, vervaardiging van bouwmateriaal, voeding, grafische nijverheid en de primaire sector. De recente ondernemingspeiling duidt op een globale herstelbeweging maar met nog steeds een algemene omzetdaling in de meeste sectoren.

 

Bovendien stelden we gedurende de crisis vast dat er zich heel wat wijzigingen in de bedrijfsvoering manifesteerden met een focus op andere producten, een gewijzigde arbeidsorganisatie met massale toepassing van thuiswerk, flexibilisering van werkregimes, gewijzigde werkprocessen,  digitaal overleg en wijzigende werkinhoud. Veranderingen en aanpassingen die zowel in positieve als in negatieve zin een invloed hadden op de werkbaarheid en welzijn van de werknemers, productiviteit en/of dienstverlening van de ondernemingen. Ook dat is een evolutie waarvan we het langere termijn effect op de arbeidsmarkt nog onvoldoende kennen.

Welke aanpak stellen vakbonden en werkgevers voor? Iedereen terug aan boord

Voor sluitende conclusies is het nog te vroeg, maar de indicatoren spoorden de sociale partners aan tot de consensus dat er een krachtig relancebeleid nodig is om de werkgelegenheid opnieuw op te krikken en te voorkomen dat de verminderde economische activiteit, de massale tijdelijke werkloosheid uiteindelijk leidt tot structurele werkloosheid.

De sociale partners scharen zich achter het uitgangspunt dat de structurele knelpunten en beperkingen op onze arbeidsmarkt niet weggeveegd worden door de crisis. Het verhaal dat ze eerder bekrachtigden in het akkoord ‘Iedereen aan boord’, wat nadien leidde tot een VESOC-engagement met de Vlaamse regering, blijft gelden. De structurele problemen op d arbeidsmarkt zijn niet weg en moeten aangepakt worden: aandacht voor participatie van personen met migratieachtergrond, verhogen van participatie aan levenslang leren, digitale competenties ontwikkelen, evalueren en bijsturen van het doelgroepenbeleid en activeringsmaatregelen, versterkte interregionale mobiliteit, wegwerken van drempels voor eenoudergezinnen,  aandacht voor sociale economie, kwalitatieve vormen van werkplekleren, werkbaar werk voor iedereen, …. De analyse van de huidige coronasituatie mag daarbij ook niet voorafgaan aan de wetenschap dat door vergrijzing en hoge vervangingsvraag, eventueel gekoppeld aan uitbreidingsvragen de vraag naar werknemers in bepaalde sectoren zal continueren.

Deze crisis moet echter ook het momentum vormen om opportuniteiten aan te grijpen en lessen te trekken uit de hiaten die zich de afgelopen crisis hebben gemanifesteerd. Het relancebeleid moet wendbaarheid en zekerheid met elkaar verzoenen. De gemeenschappelijke relancenota van de commissie Arbeidsmarkt en Onderwijs van de SERV werd omgedoopt tot  Iedereen terug aan boord.  Hierin werden de prioriteiten op korte en middellange termijn bekeken.

Deze crisis moet echter ook het momentum vormen om opportuniteiten aan te grijpen en lessen te trekken uit de hiaten die zich de afgelopen crisis hebben gemanifesteerd.

De receptuur mag dan wel vernieuwend zijn, de ingrediënten moeten toelaten om sociale zekerheid en bescherming te bieden en blijven bieden. Zo moeten de maatregelen die binnen die Vlaamse bevoegdheden worden uitgerold steeds getoetst worden aan inkomensbescherming en vrijwaring van koopkracht, een elementair gegeven naast bv het principe dat werken steeds moet lonen. Maar deze crisis leert bovendien dat er niet zoiets bestaat als één generieke maatregel die koopkracht voor werknemers alsook zuurstof voor ondernemers mogelijk maakt. Beide flanken zullen parallel met het nodige maatwerk moeten worden afgedekt.

De sociale partners verkozen binnen het domein arbeidsmarkt  4 werven te benoemen die binnen een krachtig relancebeleid specifieke aandacht verdienen:

  1. Levenslang leren effectief realiseren;
  2. VDAB moet klaarstaan om de instroom werkzoekenden op te vangen;
  3. Het stimuleren van arbeidsmobiliteit in en tussen ondernemingen;
  4. Terug aan het werk met aandacht voor veiligheid, gezondheid en werkbaarheid

1.Levenslang leren effectief realiseren

Levenslang leren wordt in een arbeidsmarkt die onderhevig is aan transities maar ook aan crisissen een belangrijke hefboom voor duurzame loopbanen. Deze coronacrisis is na de financiële en de aanslaggolf de derde globaal mondiale aanval op ons maatschappelijk en economische weefsel. De mogelijkheden, rechten en opportuniteiten om zich bij te scholen en opleidingen te volgen, kunnen binnen de voortschrijdende digitalisering, robotisering en cobotisering, disruptieve golven op onze arbeidsmarkt en jobcreatie in nieuwe sectoren de status van duurzame loopbanen mee vrijwaren of helpen versterken.

Anderzijds is op het moment van massale tijdelijke werkloosheid er de opportuniteit om gedurende deze inactiviteitsperiode de leervraag bij hen op vrijwillige basis te stimuleren. Concreet betekent dit dat de omslag nu moet gemaakt. Daartoe moeten er echter een aantal voorwaarden vervuld zijn.

De schoolverlaters anno 2020 worden met een nieuwe realiteit geconfronteerd.

Een verzekerd kwalitatief leer- en onderwijsaanbod met investeringen in digitale architectuur en voldoende digitale leermiddelen voor alle leerlingen is onontbeerlijk. Corona bevestigt dit als basisvoorwaarde om kwalitatief afstandsonderwijs te kunnen realiseren.

Ook de opgelopen leerachterstand als gevolg van deze crisis moet via remediëringstrajecten opgevolgd worden. De schoolverlaters anno 2020 worden met een nieuwe realiteit geconfronteerd. Een snelle sluitende aanpak en kwalitatieve begeleiding moeten uitgerold worden om structurele werkloosheid te voorkomen.

De verschillende vormen van werkplekken kunnen een rol spelen, als we er in slagen de leerervaringen op de werkplek positief en kwalitatief in te bedden. Om het gebrek aan leerwerkplekken te ondervangen zal maatwerk nodig zijn om voldoende kansen voor duaal lerende te kunnen blijven aanbieden.

E-inclusie is niet alleen maar een online en gedigitaliseerd aanbod beschikbaar stellen.  Het betekent dat er een beleid ontwikkeld wordt  dat er op gericht is dat iedereen ook alle kansen krijgt om gebruik te maken van zo’n aanbod.

Om op korte termijn een versnelling in te zetten naar het versterken van de vraag naar opleiding stellen de sociale partners verder een aantal  (tijdelijke) aanpassingen voor aan bestaande opleidingsincentives, zoals het juridisch mogelijk maken van e-leren binnen het Vlaams opleidingsverlof, een tweede lijn Vlaams opleidingsverlof (VOV),  het openstellen van opleidingscheques voor e-leren, VDAB-opleidingsvouchers voor alle tijdelijk werklozen, een elektronisch loopbaanondersteuningspakket dat o.a. in beeld brengt op welke maatregelen werknemers een beroep kunnen doen, naast opleidingssuggesties en het opleidingscurriculum van de betrokkene werknemer.

E-inclusie is niet alleen maar een online en gedigitaliseerd aanbod beschikbaar stellen.  Het betekent dat er een beleid ontwikkeld wordt  dat er op gericht is dat iedereen ook alle kansen krijgt om gebruik te maken van zo’n aanbod. Dit vereist o.a. een sensibiliserend en flankerend beleid, naast een specifiek laagdrempelig opleidingsaanbod.

De denkoefening om de omslag te kunnen maken naar levenslang leren mag zich niet beperken tot de bestaande opleidingsincentives. Er moet een ruimer debat volgen hoe mensen zonder al te grote inkomensverliezen de combinatie kunnen maken via duale systemen van werken en leren.

2.VDAB moet klaarstaan

De tweede werf waarop de sociale partners prioritair willen inzetten, is het klaarstomen van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB ) zodat die de uitdagingen van de toekomst gekoppeld aan de engagementen uit het akkoord Iedereen aan Boord kan realiseren. De nieuwe context zorgt voor een urgentielogica die de prioriteiten in een gewijzigde rangschikking plaatst.

VDAB moet in eerste instantie qua capaciteit en in het bijzonder qua ICT en services klaar staan om de verhoogde instroom werklozen op te vangen en hen een snelle inschatting en passend aanbod te kunnen aanbieden. De digitale dienstverleningslaag die de VDAB concipieerde zal de capaciteitsstresstest moeten kunnen doorstaan en er zal een voldoende grote personeelscapaciteit zijn om de begeleidingsnoden te kunnen ondervangen.

VDAB moet met bijzondere aandacht de schoolverlaters snel capteren in hun dienstverlening om te voorkomen dat werkloosheid nu de kansen in de toekomst hypothekeren.

VDAB zal naast een snelle inschatting en matching voor een aanzienlijke groep ook bijscholing en intensieve begeleiding moeten voorzien.

Bovenal mag de VDAB niet nalaten de inspanningen en dienstverlening voor kansengroepen te continueren ongeacht de arbeidsmarktsituatie van lage versus hoge werkloosheidsgraden. Zij blijven het moeilijk hebben en moeten beter bereikt worden: de NEET-jongeren, RIZIV-gerechtigden, mensen met een leefloon en mensen die tijdelijk de arbeidsmarkt verlaten hebben.

VDAB zal naast een snelle inschatting en matching voor een aanzienlijke groep ook bijscholing en intensieve begeleiding moeten voorzien. Hetzelfde capaciteitsvraagstuk opent zich ook nu en in de nabije toekomst om een voldoende kwaliteitsvol aanbod van leerwerkplekken te kunnen voorzien.  Werkgevers zullen moeten worden aangemoedigd om die blijvend of terug aan te bieden. Maar de instrumenten moeten ook aantrekkelijk zijn voor werkzoekenden en rechtszekerheid en sociale bescherming bieden.

VDAB moet daarnaast ook inzetten op kwalitatieve dienstverlening naar werkgevers zodat er o.a. op basis van competenties kan gematcht worden.

Postcorona zal er meer dan waarschijnlijk ook in een heel aantal gevallen een appel gedaan worden op een activerend herstructureringsbeleid met een snelle ondersteuning van werknemers. Het Vlaams ABVV heeft in deze logica samen met de andere vakbonden en VDAB in het verleden doorstartprojecten opgestart. Diezelfde methodiek moet nu aangewend worden als onderdeel van het regulier aanbod van de sociale interventieadviseurs binnen dit activerend herstructureringsbeleid.

3.Stimuleren van arbeidsmobiliteit in en tussen ondernemingen

Sommige competenties verliezen aan belang, anderen winnen terrein. Sectoren of functies verdunnen of verdwijnen, nieuwe ontstaan of groeien. Mobiliteit bekeken vanuit een concept  van communicerende vaten waarbij werknemers binnen hun loopbaan met de hulp van arbeidsmobiliteit zich kunnen bij- of omscholen zonder de uitval naar inactiviteit of werkloosheid. Arbeidsmobiliteit ingevuld als opstap naar loopbaantransitie tussen ondernemingen, in of tussen sectoren. Ook de coronacrisis toonde aan dat er mits respect voor de noodzakelijk sectoraal of intersectoraal overleg een dialoog kan opgestart worden om (tijdelijke) mobiliteit mogelijk te maken. Zo kan mobiliteit een onderdeel vormen van relance.

Op basis van een onderzoek door de Stichting Innovatie en Arbeid en het lopende ESF project Switch waar geëxperimenteerd wordt met leertrajecten in andere ondernemingen voor werknemers zal in een afzonderlijk advies verder uitgeklaard worden onder welke voorwaarden deze mobiliteit kan opgebouwd worden. Een van de elementen is het regelgevend federaal kader die deze opties mobiliteit juridisch verankerd. Ook hier zal met respect voor sociaal overleg de dialoog moeten aangegaan worden om na te gaan of deze vormen van mobiliteit bv binnen de contouren van terbeschikkingstelling kunnen worden ingebed.

4.Aan het werk met aandacht voor veiligheid, gezondheid en werkbaarheid

Het centraal gegeven bij de heropstart is de focus om iedereen veilig aan de slag te kunnen laten gaan en veilig en gezond aan het werk te kunnen laten blijven.

Maar werken in postcorona tijden zal anders zijn, het nieuwe normaal zal er mogelijks een zijn met een grotere afstand tussen werknemers, meer thuiswerk, werkposten die andere ingericht worden , kleinere teams,…

Er moet ook extra aandacht zijn voor het psychisch welbevinden van werknemers: voor de medewerkers die onzekerheid omtrent hun job kennen, angst of continue stress ondervinden om niet besmet te worden, of zich in een geïsoleerde thuiswerksituatie bevinden.

Thuiswerk zal gedeeltelijk het nieuwe normaal worden ook na de heropstartfase.  Flextime en flexplace maken ruimte voor tijdsvriendelijk ondernemen, een elan waar verder kan op gebouwd worden. Maar waar een herwerkt fiscaal en arbeidsrechtelijk kader bij hoort.

Werken in postcorona tijden zal anders zijn.

Een belangrijke sleutel in het vinden van een work-life balans is de toegang tot een kinder- en buitenschoolse opvang die behoeftedekkend, betaalbaar, voldoende flexibel en kwaliteitsvol is.  En die aandacht heeft voor de werkbaarheid van de job van wie in die opvanginitiatieven werkt.

Bedrijven waar men rond arbeidsorganisatie wil werken, kunnen daarbij rekenen op Werkbaarheidscheques, een instrument dat recent werd verbreed zodat ook deze thematiek overheidssteun kan krijgen. Een goede afstemming is daarbij nodig met alle actoren waaronder de syndicale delegatie  die vanuit het federale beleidsniveau opdrachten rond preventie en veiligheid invullen.

Ook het idee om eindelijk werk te maken van een structureel beleid rond werkbaar werk is opgenomen in het advies. Een werkbaarheidsfonds oprichten om in sectoren allerlei acties te financieren die de werkdruk verlichten is daarbij het doel.

Wordt vervolgd?

In deze mini-reeks heeft u de voorstellen van de sociale partners aan de Vlaamse Regering kunnen lezen, om op tal van domeinen een weg te zoeken uit de crisis. Belangrijk om te onthouden daarbij is dat het niet gaat om zomaar het zoveelste rapport met aanbevelingen van inhoudelijke experten. De verschillende relanceadviezen van de SERV zijn namelijk meer dan dat. Vakbonden en werkgevers komen lang niet altijd overeen, maar wanneer ze een gemeenschappelijk advies formuleren heeft dat ook een draagvlak. Het is niet alleen een idee, het is een idee plus het engagement om dat idee mee uit te voeren. Het is nu aan de overheid om te beslissen wat men met dat aanbod doet.

Op een aantal domeinen  geven de sociale partners een belangrijke voorzet aan de Vlaamse regering om een krachtig relancebeleid op sporen te zetten. Om iedereen terug aan boord te krijgen na deze crisis, is het zaak dat er na de stabiliserende crisismaatregelen, nu actie komt om de relance op het juiste spoor te zetten. Zodat werknemerswelzijn, koopkracht, werkbaar werk, productiviteit en werkzaamheidsgraden hand in hand kunnen gaan richting een inclusieve arbeidsmarkt. Alleen dan wordt het #beternacorona.

 

Share on FacebookTweet about this on TwitterShare on LinkedInEmail this to someone