Print Friendly, PDF & Email

Blijf in uw kot, zo klonk het vorig jaar. De covid-maatregelen gelden voor iedereen, maar is ook de impact van de beperkingen gelijk voor iedereen? Wat doet het met de gemiddelde Vlaming als de woning ook de school, de werkplek en de ontspanningsruimte wordt? Wat is het effect van de leefruimte waarover we beschikken? En hoe zit het met de buurt waarin we leven? Groen of grijs, maakt het iets uit? We zochten het voor u uit in deze longread.

Stijgende investeringen

Een pandemie doorstaan, hoe doe je dat? Wie het zich kon veroorloven, ging daarvoor op zoek naar een betere of een tweede woning. Gevolg: de prijzen stegen flink. In 2020 stegen de huizen gemiddeld met +6,7% in prijs, in vergelijking met het jaar daarvoor. Appartementen werden 7% duurder (zie figuur). In het eerste kwartaal van 2021 bleef de drukte aanhouden. In Vlaanderen lag het aantal transacties toen 14,7% hoger dan in het eerste – nog coronavrije – kwartaal van 2020. En ook de prijs bleef stijgen. Wie een woonhuis wilde kopen in Vlaanderen, moest daarvoor 2,5% extra neertellen in vergelijking met het jaargemiddelde van 2020; en voor een flat betaalde je gemiddeld 3,1 procent meer. Er zat een patroon in die stijging, aldus het Steunpunt Wonen: woningen in de al duurdere regio’s werden nog duurder.

Figuur 1. Gemiddelde verkoopprijs van huizen en appartementen in de Vlaamse provinciehoofdsteden en de Vlaamse provincies, vergelijking tussen 2019 en 2020

Wat zit er achter die gemiddelden? Mensen van 30 jaar of jonger kregen het moeilijker. Het aandeel van de jongere kopers dat vastgoed kocht in de provinciehoofdsteden daalde van 30,1% in 2019 naar 27,9% in 2020. Veel jonge koppels zochten zich suf naar een betaalbare woning, zeker als ze geen ouders hadden die mee de portemonnee opentrokken. Jonge singles hadden het nog moeilijker.

Wie wel de financiële middelen had, verhuisde naar een ruimere woning met liefst een goed georiënteerde tuin. Ook flats met drie slaapkamers en een terras of balkon waren in trek. Als het even kon lag dat vastgoed in een groene omgeving. In Limburg, de meest rustige en groene provincie van Vlaanderen, steeg het aantal transacties met een vijfde. De provincie Luxemburg was de sterkste stijger in Wallonië, ze profiteerde van de sterke vraag naar weekend- of vakantiehuisjes. Die beweging kadert in een bredere rush naar de Ardennen. Veel Vlamingen – die gemiddeld ouder en dus meer koopkrachtig zijn – kopen er een tweede verblijf. Gemiddeld werd een Ardens huis 10,8 procent duurder; bijna het dubbele van de rest van het land. Kortom: mensen die het zich konden veroorloven, gingen op zoek naar ruimte, rust en groen.

Niet iedereen heeft de middelen of de ambitie voor zo’n grote sprong voorwaarts. Dus sloegen heel wat Belgen aan het renoveren, op zoek naar meer ruimte of een betere inrichting. Kopen of renoveren, geld was vaak geen probleem. Reizen was er niet meer bij, en ook de restaurants en de cafés waren toe. Gevolg: in het coronajaar 2020 legden alle Belgen samen 23 miljard euro meer opzij dan normaal.  Al gold dat uiteraard niet voor de loontrekkenden die (tijdelijk) werkloos werden of voor de zelfstandigen die hun zaak moesten sluiten. In 2020 leed meer dan één op drie werknemers inkomensverlies.

De bouwsector hoorde de kassa rinkelen. Na een stevige dip bij eerste corona-uitbraak, liepen de orderboekjes vol en groeiden de wachtlijsten. De cijfers van Statbel (het Belgische statistiekbureau) bevestigen: veel economische sectoren leden onder de crisis, maar de bouwsector deed het opvallend goed. Daalde de omzet nog met 10% in het tweede kwartaal van 2020, dan steeg die met respectievelijk 4,6% en 0,3% in het derde en het vierde kwartaal van vorig jaar, telkens in vergelijking met het overeenkomstige kwartaal van 2019.

Wie ik ben en hoe ik woon

We zegden het al, de crisis creëerde ook flink wat verliezers. Een analyse van het effect van de pandemie op de woonsituatie van de Vlamingen leert over wie het gaat (zie Figuur 2): 9% van de huurders had moeite om de huur te betalen; de maandelijkse aflossing van de lening werd te zwaar voor 3% van de eigenaars. Huurders, zo bleek, hebben een grotere kans om te werken in zwaar getroffen sectoren, worden vaker (technisch) werkloos en hebben meer kans op inkomensverlies. En als ze inkomensverlies lijden, weegt eenzelfde verlies zwaarder door op hun woonsituatie dan bij eigenaars die een lening afbetalen. Ze hebben minder marge om het probleem op te vangen. Vooral de meest kwetsbare huurders waren niet meer zeker van het dak boven hun hoofd met risico om dakloos te worden.

Te klein wonen werd als een probleem ervaren door 7% van de Vlamingen. Vier keer zoveel huurders dan eigenaars kampte met te weinig ruimte. Appartementsbewoners hadden beduidend meer problemen dan mensen in een eengezinswoning. En bewoners van een rijhuis hadden op hun beurt meer problemen dan mensen in een open bebouwing. De beschikbare binnen- en buitenruimte bepaalt dus de kans op problemen. Te weinig ruimte was bij uitstek een probleem als de lockdown van kracht was, want dan werden bewoners gedwongen om het merendeel van hun tijd thuis te spenderen. Meest getroffen waren de jonge en grote gezinnen, de telewerkers en de (tijdelijk) werklozen.

Figuur 2. Percentage van de eigenaars of de huurders met problemen op het vlak van wonen tijdens de covid-crisis

Verschuivende waarden

Mensen gingen veel meer belang hechten aan groen in de stad, zo leerde een VUB-studie. De onderzoekers bevroegen midden vorig jaar zo’n tweeduizend Belgen en een duizendtal andere Europeanen over hun kijk op stedelijk groen. Een paar opvallende besluiten:

  • De gezondheidscrisis deed het parkbezoek substantieel stijgen. Het aantal mensen dat er minstens 1 maal per week adem ging halen, steeg van 56 naar 80 procent.
  • Een stevige 78% wil dat de lokale overheid een hoge prioriteit geeft aan een groene omgeving, voor de crisis ging het nog om 61%. Een kwart van de ondervraagden wil zelfs lid worden van een organisatie die ijvert voor meer groen in de stad.
  • Zeven procent wil verhuizen naar een plek met meer publiek groen, en nog eens zeven procent wil naar een huis met een private tuin.

Ook op het vlak van luchtverontreiniging verschuift de mening van de stedeling. Bijna twee derde van de Europese stadsbewoners wil dat enkel nog emissievrije auto’s verkocht worden na 2030. Mensen in de steden worden het meest blootgesteld aan schadelijke hoeveelheden luchtvervuiling, en ze willen niet dat auto’s met verbrandingsmotoren langer worden verkocht dan nodig.

Ook in Antwerpen en Brussel is er een meerderheid voor dat standpunt, al is die kleiner dan het Europese gemiddelde. Dat valt te leren uit een ruime publieksbevraging in 15 Europese steden in opdracht van de mobiliteitsorganisatie Transport & Environment. Frappant: wie covid-19 kreeg of ermee geconfronteerd werd in de nabije kennissen- of familiekring, is vaker voorstander van een verbod.

Wat zit er achter al die verschuivende investeringen en meningen? We kijken naar de impact van covid op de (mentale) gezondheid en de rol van de woning en de wijk daarbij.

Covid en mentale gezondheid

De gezondheidscrisis weegt zwaar op de levenstevredenheid. Dat kan je leren uit de COVID-19-gezondheidsenquêtes die Sciensano geregeld afneemt. De zesde – en voorlopig recentste – enquête leert dat jongvolwassenen (18-29 jaar) het meest getroffen zijn: 46 procent vindt zijn leven momenteel (zeer) onbevredigend, tegenover slechts 11,5 procent in 2018. Ze hebben problemen met het werk of de opleiding, hebben een gebrek aan lichaamsbeweging (de sportclub zit op slot) en missen toekomstperspectief. Velen missen sociaal contact. Dat geldt voor 63% van de volwassen bevolking. Bijna een derde van de volwassenen meldt ernstige eenzaamheid (29 %). Te verwachten in die omstandigheden: de psychische problemen nemen toe. Opnieuw zijn jongvolwassenen veruit het meest getroffen: 34% lijdt aan angststoornissen en 38% aan depressie. En het kan diep zitten. Sinds het begin van de epidemie – nu een goed jaar geleden – had 1 op de 8 mensen zelfmoordgedachten.

Er is ook een verband tussen corona en geweld. In maart 2021 meldde 6% van de bevolking – toch van de mensen die niet alleen woont – dat ze het slachtoffer was van huishoudelijk geweld. Bij het begin van de crisis, in april 2020 lag dat percentage nog op 4%. Jongvolwassenen zouden ook hier de zwaarst getroffen groep zijn. Een portie krantenvoer leert dat ook de agressie buitenshuis toeneemt, dat signaleren bijvoorbeeld hulpverleners, winkelpersoneel en autobestuurders.

Mijn huis is waar mijn computer staat

Al voor corona hadden veel mensen geen gezonde en betaalbare woning. In België is het woonbeleid sterk gericht op eigendomsverwerving, wat voor heel wat burgers financieel onhaalbaar is. Zij komen op de huurmarkt terecht waar men geconfronteerd wordt met een tekort aan en lange wachtlijsten voor sociale woningen, en met een gebrek aan betaalbare en gezonde woningen op de privé-markt.

Na corona kwamen daar de lockdown bij (of andere bewegingsvrijheidbeperkende maatregelen) en de sluiting van veel ontspanningsmogelijkheden buitenshuis. Tegelijk piekten de (tijdelijke) werkloosheid en het thuiswerk. In 2020 kregen dubbel zo veel Vlamingen een uitkering voor volledige of tijdelijke werkloosheid dan in 2019. Alles samen ging het om bijna een half miljoen mensen. Een kwart van alle werkenden deed in 2019 soms of gewoonlijk aan thuiswerk; dat cijfer steeg tot 36% in het tweede kwartaal van 2020, om daarna langzaam te dalen. En dan was er de sluiting van de scholen en de opmars van het afstandsonderwijs. Het is duidelijk: het leven ging zich veel meer afspelen tussen de muren van de woning.

Telewerk en afstandsonderwijs door corona zijn een extra bron van belasting. Zo is er onderzoek dat aantoont dat mensen die lange uren doorbrengen achter hun computerscherm, problemen krijgen om er hun aandacht bij te houden (in het jargon van de psychologen: directed attention fatigue). Er zijn remedies: zo kan groen en natuur opzoeken het vermogen herstellen van mensen om weer helder te denken.

Het is duidelijk: het leven ging zich veel meer afspelen tussen de muren van de woning. Met andere woorden, corona maakte de kwaliteit van de woning belangrijker dan ooit.

“Met corona zit iedereen in dezelfde storm, maar niet iedereen zit in dezelfde boot”, aldus armoedebestrijder Steven Van Hemelryck in het Vlaams Parlement. “Sommige mensen maken de crisis door op een cruiseschip, anderen in een sloep en nog anderen zijn helemaal aan het verdrinken.” Met andere woorden, corona maakte de kwaliteit van de woning belangrijker dan ooit. Ruimte in de woning, licht, een terras of een tuin werden nog meer gewaardeerd dan daarvoor. Gebreken aan de woning vormen een nog groter risico voor de veiligheid en de gezondheid dan anders.

Woonwijk of Harington?

Naast de woning speelt ook de wijk een belangrijke rol. De bevolkingsdichtheid is de belangrijkste factor. Zelfs tussen de verschillende delen van de grootstad kan die verschillen met een factor 10 (Figuur 3). Bevolkingsdichtheid is verbonden met inkomen. De Belgische kernsteden worden vooral bevolkt door lage inkomens, de wat meer welgestelde burgers kiezen voor de stadsrand. Bedrijfsleiders en kaderleden zijn terug te vinden in enkele residentiële gemeenten en villawijken. Diezelfde tweedeling is te vinden bij mensen van buitenlandse afkomst. De expats van de internationale bedrijven en instellingen resideren in de (Brusselse) groene rand. De ‘lage-inkomens-lage-opleiding-migranten’ zijn te vinden in specifieke wijken en buurten van de kernsteden.

Figuur 3. Bevolkingsdichtheid van de verschillende wijken van Antwerpen

Dat heeft zo zijn gevolgen. Werd de eerste COVID-golf vooral aangewakkerd door middenklassers die terugkeerden uit skigebieden, dan wijzigde dat patroon fors in de tweede golf. In de zomer van 2020, sloeg het virus het hardst toe in de armste, jongste, dichtstbevolkte en meest gekleurde wijken van Vlaanderen. De 10 procent armste wijken in Vlaanderen telde toen ruim dubbel zoveel coronabesmettingen als het Vlaamse gemiddelde. Antwerpse volksbuurten – zoals Borgerhout, Stuivenberg in Antwerpen-Noord en St-Anna op Linkeroever – werden het ergste getroffen. Dat was te leren uit een analyse van De Tijd (een open source samenvatting van de VRT vind je hier). Het coronavirus heeft mensen en fysiek contact nodig; dichtbevolkte wijken zijn daarom kwetsbaarder. Inkomen speelt ook een rol. Mensen met een laag inkomen hebben vaker een job die geen telewerk toelaat.

De 10 procent armste wijken in Vlaanderen telde dubbel zoveel coronabesmettingen als het Vlaamse gemiddelde.

Te dichtbevolkte wijken zorgen niet alleen voor meer besmettingen, maar ook voor extra stress en problemen op het vlak van mentale gezondheid. Opnieuw kan meer groen in de buurt het stressniveau naar beneden halen.

Ruimte om te bewegen

Blijf bewegen, dat is een van de tips die de Universiteit Gent geeft aan zijn studenten om de coronapandemie beter te doorstaan. Het is nodig voor je lichamelijke én je psychische gezondheid. Het is een manier om met frustratie en spanning om te gaan en verveling tegen te gaan. Beweging maakt de stof endorfine vrij in je hersenen. En die heeft een positieve invloed op je lichaam en je stemming.

De gemiddelde Vlaming voelde dat duidelijk aan, hij /zij sloeg aan het wandelen of kroop op de fiets. De fietsenhandel boomt al een tijd, getuige de vele nieuwe fietsenmakers die de laatste jaren opduiken in het straatbeeld. En toch werd 2020 nog een recordjaar voor de verkoop, aldus bedrijfsfederatie Traxio. De fietsenverkoop steeg met ‘slechts’ 4 procent, want de winkels hadden een beperkte voorraad en de fabrikanten konden de extra vraag niet volgen.

Om te kunnen bewegen, heb je natuurlijk ruimte nodig. En daar ontbreekt het aan in de dichtbevolkte kansarme buurten. Zeker daar, maar ook elders in of aan de rand van de stad is behoefte aan groene ruimtes zoals parken, stadsbossen en gemeenschapstuinen.

Bij het begin van de crisis leverde het gebrek aan bewegingsruimte pijnlijke beelden op: de openbare speeltuinen werden toen afgesloten (zie foto). Gezinnen met kinderen maar zonder tuin, konden niet uitwijken naar de publieke ruimte voor de nodige ontspanning. Dat hielp echt niet om de stress binnen de perken te houden.

Groene of vervuilde buurt?

Wat is de invloed van de hoeveelheid groen in de buurt van de woning en van luchtverontreiniging op de gezondheid van jongeren? Het steunpunt Milieu en gezondheid ging het na (zie Figuur 4). Het onderzoek leert dat jongeren die wonen in een buurt met meer hoog groen (bomen) er beter in slagen om er de aandacht bij te houden. Ook de toegankelijkheid van dat groen en de tijd die jongeren erin doorbrengen maakt een verschil. Het gaat niet alleen om mentale gezondheid, ook puur fysiek heeft meer omgevingsgroen een effect: het vertraagt het verouderingsproces op celniveau.

En hoe beleven de jongeren het zelf? Eén op twee vindt parken en bossen in de woonomgeving heel belangrijk. Het geeft de mogelijkheid om in contact te komen met de natuur. En het biedt ruimte om tot rust te komen, om elkaar te ontmoeten en om te sporten. Jongeren uit huishoudens met een lager inkomen, lager opleidingsniveau en/of een buitenlandse herkomst geven vaker aan dat ze geen toegankelijk groen hebben in de buurt. En ze hebben minder uitzicht op groen vanuit de woning, laat staan dat ze zelf een tuin hebben.

Het gaat niet alleen om mentale gezondheid, ook puur fysiek heeft meer omgevingsgroen een effect: het vertraagt het verouderingsproces op celniveau.

Ook als we kijken naar de opname van giftige stoffen, doet de buurt ertoe. Jongeren in steden krijgen meer uitlaatgassen van verkeer binnen, met daarin hogere concentraties van NO2 en fijn stof. Jongeren uit de stad of de randstad hebben meer benzeen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) in de urine dan jongeren uit een landelijke woonomgeving. PAK’s ontstaan o.a. bij de verbranding van fossiele brandstoffen en hout. Benzeen en PAK’s zijn erg kankerverwekkend. Maar daar blijft het niet bij: wie een hogere concentratie aan PAK’s heeft in de urine, maakt meer stresshormoon (cortisol) aan en heeft een minder goed werkend immuunsysteem, aldus de onderzoekers.

Figuur 4. Resultaten van het onderzoek van het Steunpunt Milieu en Gezondheid

Fijn stof is de meest problematische vorm van luchtverontreiniging. Het zorgt jaarlijks voor miljoenen doden wereldwijd omdat het diep doordringt in de longen. Het veroorzaakt ontstekingen van het hart en de longen. Recent Europees onderzoek toont waar de gevaarlijkste vormen van fijn stof vandaan komen. Het gaat vooral om de kleinste deeltjes, die nog een stuk kleiner zijn dan zandkorrels. Voor een belangrijk stuk komen ze van het hout dat mensen verbanden in hun kachels of open haarden. De open haard twee uur lang laten branden, geeft evenveel fijn stof als een autorit van Brussel naar Wenen of een vrachtwagenrit van Brussel naar Parijs, aldus een vorige minister van leefmilieu. Voor een ander deel, gaat het om metaaldeeltjes afkomstig van de slijtage van voertuigen (o.a. van de remmen), een vorm van verontreiniging die vooral van belang is in de steden.

En via het fijn stof komen we terug uit bij COVID en groen. In steden met een slechte luchtkwaliteit, sterven in verhouding meer mensen aan de ziekte. Luchtverontreiniging, en meer bepaald de ontstekingsreactie, maakt hen gevoeliger voor het coronavirus en voor andere infecties. Omgekeerd gaat meer groen in de stad de luchtverontreiniging tegen. Planten vangen met hun bladeren het fijn stof uit te lucht.

Bij houtverwarming denken we al snel aan de warme gloed van de open haard in een gezellige woning. Maar dat is niet het hele verhaal. Voor gezinnen in armoede wegen de uitgaven voor verwarming van de woonst sterk door op het huishoudbudget. Dat is des te meer zo omdat ze vaak wonen de in de kwalitatief slechtste, minst geïsoleerde huizen. Ze proberen hun energiefactuur te drukken door te stoken met hout dat ze ergens gratis of goedkoop op de kop kunnen tikken. En ze stoken vaak met slechts geplaatste toestellen van lage kwaliteit. Ook hun (gratis) brandstof is vaak van slechte kwaliteit of – erger– het is eigenlijk afval. De houtverbranders uit noodzaak worden dubbel getroffen: én door de verontreinigde buitenlucht, én door slechte binnenlucht.

Vlaanderen heeft een green deal huishoudelijke houtverwarming. Die erkent het probleem wel, maar zoekt de oplossing alleen bij het vervangen of aanpassen van oude, vervuilende stooktoestellen. Alle beetjes helpen, daar niet van. Maar om energiearmoede ten gronde aan te pakken is een woonbeleid nodig dat inzet op kwalitatieve huurwoningen en sociale woningen. Het fijn-stof-verhaal maakt duidelijk dat zo’n beleid ieders gezondheid ten goede komt.

Koele buurt of hitte-eiland?

Klimaatopwarming is een volgende factor die extra weegt op dichtbevolkte wijken. Het Vlaamse Milieu- en natuurrapport laat al enkele jaren onderzoek uitvoeren naar het effect van hittegolven op het platteland en op de steden. Wat blijkt: er is sprake van een stedelijk hitte-eilandeffect. We krijgen steeds meer hittegolven over ons heen. In ons land is de jaarlijkse gemiddelde temperatuur sterk toegenomen sinds het einde van de 19de eeuw. De gemiddelde jaartemperatuur op het meetpunt Ukkel ligt nu 2,5 °C hoger dan 200 jaar geleden. En de steden hebben er veel meer last van dan de omringende landelijke gebieden. De massa stenen en beton slorpt er in de zomer de warmte van de zon op en houdt ze vast, en dat is bij uitstek zo in buurten met weinig groen. ’s Nachts koelen steden daardoor veel minder af. Ze zijn dan gemiddeld enkele graden Celsius warmer dan het platteland, maar er worden ook dagen genoteerd met uitschieters tot 7 à 8 °C en meer.

Hoe meer inwoners een stad telt, hoe harder de hittegolven toeslaan, zo toont Figuur 6. Brussel en Antwerpen tekenen rood af op de kaart. En in Gent, waar ook een meetpunt staat in een stedelijk park, blijkt duidelijk de temperende werking van groen in de stad. De zandbodems van de Kempen zorgen in het oosten van Vlaanderen voor een warmer microklimaat. De Noordzee heeft dan weer een milderend effect: hoe dichter bij de kust, hoe koeler het blijft.

Figuur 6 Hittegolfgraaddagen geven een beeld van de totale duur van hittegolven in een bepaald jaar, maar ook van hun gewicht (mate waarin een bepaald temperatuurniveau overschreden werd). Die indicator doet stedelijke gebieden oplichten op de kaart.

Het resultaat: stedelingen hebben tijdens hittegolven meer last van hittestress. Dat is vooral gevaarlijk voor ouderen en kinderen, maar het doet ook de economische productiviteit dalen.

Parken en andere groenvoorzieningen verlagen de zomerse hitte dan weer substantieel. Groendaken werken isolerend tegen warmte én kou. Ze zorgen niet alleen voor meer groen, maar zijn ook goed voor de portemonnee. Belgische cijfers waren niet meteen te vinden. Maar onderzoek dat werd uitgevoerd in het zuiden van Europa, toont dat groendaken daar leiden tot een energiebesparing van 10 tot 15%.

Maatschappelijke spanning, politieke strijd

De behoefte aan binnenruimte, kwalitatieve buurten, ruimte en groen, versterkt bestaande maatschappelijke spanningen. En die worden weerspiegeld in de politieke strijd, zo tonen enkele voorbeelden. Eerst de treinen naar de kust, waarover de politiek al bijna een jaar bakkeleit. Al snel na de uitbraak van corona, eisten de kustburgemeesters en de provinciegouverneur van West-Vlaanderen een beperking van het aantal treinreizigers dat hun richting uitkwam. Op hun aandringen nam het Overlegcomité in maart van dit jaar de beslissing dat op de treinen richting toeristische bestemmingen, zoals de kust, mensen enkel aan het raam mochten zitten.

Drukte vermijden omwille van corona was daarbij het – betwistbare – argument. De krantenkoppen waren raker. “De frigoboxtoerist is weer de pineut”, aldus De Standaard. Autobestuurders wordt niets in de weg gelegd. Nochtans komt 83% van de dagtoeristen met de auto en amper 14% met de trein. Besmettingsgevaar op de trein zelf, blijkt ook al geen valabel excuus. De maatregelen van de vervoersmaatschappijen om het besmettingsgevaar te beperken, missen hun effect niet, zo leerde een overzichtsstudie van de UITP (de internationale vereniging van openbare vervoersmaatschappijen). Meerdere onafhankelijke onderzoeken tonen aan dat het risico op besmetting beperkt is, zolang reizigers hun mondmasker correct dragen en de voertuigen regelmatig verlucht en ontsmet worden.

De behoefte aan binnenruimte, kwalitatieve buurten, ruimte en groen, versterkt bestaande maatschappelijke spanningen.

Kortom, de maatregel lijkt bedoeld om mensen met lage koopkracht te weren. Net wat de armoedeorganisaties altijd al aanvoerden in het debat: mensen in armoede zijn het belangrijkste slachtoffer van de beperking op het reizen met het openbaar vervoer, terwijl ze tegelijk het meest behoefte hebben aan ruimte en groen.

Stedelijke rellen, die waren er ook. Vooraf: het geweld dat eraan te pas kwam is niet goed te praten. Dat gezegd zijnde is het toch leerrijk om in te zoomen op de gebeurtenissen en te zien welke betekenis ze krijgen in de politieke communicatie.

Zo braken er in april 2020 – in volle lockdown dus – rellen uit in Anderlecht. Aanleiding was het overlijden van de 19-jarige Adil die op de scooter een politiecontrole probeerde te ontwijken. Toen hij bij het wegvluchten een bestelwagen inhaalde, reed hij frontaal in op een politievoertuig dat uit de tegenovergestelde richting kwam. Het Vlaams Belang had al snel zijn frame klaar om de allochtone gemeenschap te veroordelen. “Zelfs tijdens deze voor iedereen moeilijke periode maakt dit geboefte ons het leven zuur”, zo klonk het op hun website. De Brussels Minister van Financiën Sven Gatz (Open VLD) gaf een andere invulling aan de feiten. Hij veroordeelde de rellen, maar zag ze ook als het gevolg van zaken die al langer fout lopen in sommige wijken. “Als je met je familie op enkele vierkante meters binnen moet blijven, is het niet evident om de coronamaatregelen uit te houden. Dat is wat mensen met een groot terras of een grote tuin wel eens vergeten.”

Over naar La Boum, het Brusselse festival dat zou doorgaan op 1 april. De aankondiging op Facebook had het over een festival ’met acht podia, honderd dj’s en nul coronaregels’. Al snel werd duidelijk dat het om een aprilgrap ging. Ondanks politiewaarschuwingen vooraf, lokte het bericht toch een kleine 2000 mensen naar een grasveld in het Ter Kamerenbos. Toen de politie het veld probeerde te ontruimen, liep het mis. De politie werd bekogeld met glazen flessen, stenen en boomstronken. 34 mensen, onder wie 26 agenten, raakten gewond. Het verschil: deze rellen konden overduidelijk niet in de schoenen geschoven worden van de allochtone gemeenschap. “Twee maten en twee gewichten”, zo oordeelde masterstudente rechten Nozizwe Dube in haar analyse in Sampol. De gelijkenis: het ging telkens om stedelijke jongeren voor wie de coronamaatregelen zwaar wegen.

Herstel en veerkracht

De veelsoortige problemen zijn duidelijk. Welke beleidsmaatregelen staan daar tegenover? Het Vlaamse luik van het Plan voor Herstel en Veerkracht besteedt aandacht aan de thema’s wonen en ruimte. Twee van de 19 geselecteerde fiches die horen bij het plan handelen respectievelijk over het verhogen van de renovatiegraad van gebouwen en over het verbeteren van de ruimtelijke ordening. Op zich zijn die thema’s goed gekozen. Grootscheepse publieke investeringen in (sociale) woningen, scholen en buurten kunnen de economie weer op gang te trekken. De bouwsector is arbeidsintensief, zodat de investeringen ook extra tewerkstelling opleveren.

Toch toonde de Vlaamse sociale partners binnen de SERV zich – net als wij – teleurgesteld over de invulling van die thema’s. De noden zijn groot, bijvoorbeeld op het vlak van klimaat, armoedebestrijding en woon- en omgevingskwaliteit. Dat staat in schril contrast met het aangekondigde beleid voor gebouwenrenovatie en het voorziene budget van 200 miljoen euro per jaar. Beleid en budget volstaan niet om de algemene renovatiegraad substantieel te versnellen en om voldoende renovaties bij kwetsbare groepen te realiseren. Bij nader toezien blijkt het budget trouwens oude wijn in nieuwe zakken: het gaat nauwelijks om bijkomende middelen in vergelijking met wat voor de crisis aangekondigd werd.

Over naar de maatregelen voor een betere ruimtelijke ordening. Die blijken sterk in te zetten op versterking van handelskernen, op bedrijventerreinen en op het tegengaan van versnippering door transportinfrastructuur. Ook stadskernvernieuwing komt aan bod, maar het verband met kwalitatief en groener wonen wordt niet of nauwelijks gelegd.

Vlaams minister van armoedebestrijding Wouter Beke kreeg recent wel 25 miljoen euro los van de Vlaamse Regering voor een actieplan onder de veelbelovende titel ‘Zorgzame Buurten‘. Daarin is aandacht voor de impact van de gezondheidscrisis op het mentaal welzijn van de bevolking. Maar het is slechts een druppel op een hete plaat, en de aandacht voor de specifieke situatie van kansengroepen en voor hun erg belastende woonsituatie lijkt heel beperkt.

Het contrast met Europa is groot: de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 vormt een centraal onderdeel van het herstelplan van de EU. Eén van de doelstellingen ervan is het vergroenen van stedelijke en voorstedelijke gebieden. Europa legt daarbij expliciet het verband met de waarde van groene stedelijke ruimten voor ons fysieke en mentale welzijn. Ze stelt vast dat stedelijke groene ruimten vaak aan het kortste eind trekken in de strijd om ruimte omdat het aandeel van de bevolking dat in de stedelijke gebieden leeft, blijft stijgen.

Conclusie

Bovenstaande levert heel wat aanbevelingen op. Samengevat komen ze erop neer dat de Vlaamse overheid meer werk moet maken van een woonbeleid dat gaat voor kwalitatief wonen en groen voor iedereen. Een dergelijk beleid levert een meervoudige winst op voor de economie, de natuur en de geestelijke en lichamelijke gezondheid van mensen. Ook bevordert het samenleven in goede verstandhouding, maakt het de stad aantrekkelijker als plaats om te wonen en beperkt het de negatieve effecten van de klimaatopwarming. Dat vraagt wel een integraal beleid. Met andere woorden, de beleidsmakers moeten alle relevante beleidsdomeinen en -thema’s met elkaar verbinden: volkshuisvesting, ruimtelijke ordening, economie, arbeidsmarkt en jobkansen, energie en klimaat, natuur, water…

Uit die centrale aanbeveling volgt een resem meer concrete punten:

  • Geef extra aandacht aan groen in de stad, zeker in de dichtbevolkte armere buurten. Het komt erop aan om de bestaande groene ruimte te behouden en uit te breiden en de toegankelijkheid ervan te verbeteren. Dit is bij uitstek nodig in de dichtbevolkte wijken in de stad. Het Steunpunt Wonen bracht onlangs de Vlaamse buurten in kaart met een concentratie van kwetsbare huishoudens en woonsituaties. Het identificeerde in totaal 413 buurten verspreid over Vlaanderen, al is de grootste concentratie te vinden in de grootsteden Antwerpen en Gent). De inventaris vormt een goede basis om gericht in actie te schieten.
  • Hou er rekening mee dat hittegolven zich vaker en feller doen voelen in steden. Temper de invloed van de bebouwing op het lokale klimaat, onder andere door verharding te verminderen en vegetatie en wateroppervlakken in te zetten om de extreme temperaturen lokaal te milderen.
  • Geef extra aandacht aan kwetsbare groepen. Jong en oud zijn gevoeliger voor hittegolven. Groen in de nabijheid van de woning en een goede luchtkwaliteit zijn van belang voor de gezondheid en ontwikkeling van jongeren. Het gaat daarbij niet enkel over aanwezigheid van groen, maar ook de toegankelijkheid ervan en de tijd die men buiten in het groen doorbrengt.
  • Benut de economische en sociale kansen van een verbreed woonbeleid. Zorg ervoor dat ook groepen met grotere afstand tot de arbeidsmarkt hierdoor aan de slag kunnen. Bekijk met bedrijven uit de maatwerksector, zoals Natuur- en Landschapszorg, hoe je dat best kan organiseren. Maak werk van beroepsopleidingen (al dan niet op de werkplek) die de mensen de juiste vaardigheden hiervoor bezorgen.
  • Investeer in betaalbaar wonen op korte en lange termijn. Ga voor een uitbreiding en versterking van de huursubsidie en de huurpremie. Bouw meer sociale woningen en maak werk van kwalitatieve huurwoningen.
  • Schenk aandacht aan collectieve woonvormen zoals cohousing. Ze kunnen de kosten van betaalbaar wonen drukken en ze bieden kansen voor meer groen.
  • Maak gebruik van de toegenomen interesse in renovatie om mensen te begeleiden naar optimale renovatie op lange termijn waarbij gezond wonen en energiebesparing voorop staan.
  • Een beetje empathie kan geen kwaad. De welgestelden uit de groene buurten hebben makkelijk afgeven op de diverse buurten in de stad en de vele kwetsbare gezinnen die er wonen. Maar de impact van de crisis was veel groter op de woon- en leefsituatie van die laatste groep. Geen wonder dat het potje daar al eens wat sneller overkookt. Zonder begrip voor hun situatie gaan we de problemen niet aanpakken en oplossen.
Natuur en gezondheid

Er is steeds meer onderzoek naar het bredere verband tussen natuur en gezondheid. Het Netwerk Natuur en Gezondheid bundelt alle Vlaamse kennis en ervaring hierover. Het wil de kennis verhogen, goede praktijkvoorbeelden opstarten en er ondersteuning voor bekomen. En een consortium rond de NGO BOS+ publiceerde in de zomer van 2020 een heus praktijkgericht actieplan natuur en gezondheid. Kortom, materiaal genoeg om verder mee aan de slag te gaan. Gewoon doen.

Share on FacebookTweet about this on TwitterShare on LinkedInEmail this to someone