Print Friendly, PDF & Email

Sinds 1 maart zijn in Vlaanderen en Brussel 114 ‘zorgzame buurten’ van start. Een project van Vlaams minister Wouter Beke in het kader van het relanceplan Vlaamse Veerkracht. Voor de projecten trekt de minister, 9,4 miljoen euro uit. De minister hoopt via deze weg om het ‘kleine helpen’ aan te moedigen. De projecten lopen voor 2 jaar en het gaat over maximaal 50.000 euro per projectjaar. Zal dat kleine helpen een groot verschil maken? Trapt de minister in andere woorden meer dan een deuk in een pak boter? Op het terrein is er vooral vraag naar verduurzaming van de bestaande initiatieven.

Bron: www.zorgenvoormorgen.be

Wat is een zorgzame buurt?

Het kabinet van minister Beke hanteert de volgende definitie van een zorgzame buurt:

“In een zorgzame buurt zijn de voorwaarden vervuld opdat mensen, ongeacht leeftijd en grote of kleine ondersteuningsbehoeften op meerdere levensdomeinen, comfortabel in hun huis of vertrouwde buurt kunnen (blijven) wonen. Het is een buurt waar jong en oud samen leven, waar mensen zich goed en geborgen voelen, waar levenskwaliteit centraal staat, waar bewoners elkaar kennen en helpen, waar personen en gezinnen met grote en kleine ondersteuningsnoden ondersteuning krijgen en waar diensten en voorzieningen toegankelijk en beschikbaar zijn.”

De Vlaams minister van Welzijn Wouter Beke is geen visionair met dit concept van Zorgzame Buurten, al wil hij dat ons wel doen geloven. Zorgzame buurten zijn geen nieuw gegeven. Lokale besturen worden vandaag al uitgedaagd om het zorg- en welzijnsbeleid af te stemmen op maat van de buurten. Afgelopen jaren zijn uiteenlopende initiatieven en projecten ontwikkeld die invulling geven aan de buurtgerichte benadering van zorg. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft het over community-based health care, de VVSG over buurtzorgregie en Ri De Ridder heeft het in zijn nieuwste boek over buurtteams.

Buurtgerichte zorg is hot en happening, en de coronacrisis heeft de hype nog versterkt. Niet onterecht. De buurt en de huizen waarin we wonen, de sociale netwerken waarop we een beroep doen, onze financiële situatie en ons opleidingsniveau hebben allemaal een belangrijke invloed op onze gezondheid. Het aantal chronische zieken neemt al jaren toe, mede door de vergrijzing. De meeste chronische ziekten zijn volgens Sciensano evenwel te voorkomen, bijvoorbeeld door in te zetten op een volwaardig preventiebeleid dat een gezondere levensstijl en een beter leefmilieu promoot en de toegang tot gezondheidszorg vergemakkelijkt.

Meer mensen wonen langer thuis. Eenzaamheid is daarbij een reëel probleem. Onderzoek bevestigt dat de eenzaamheid veel hoger is bij thuiszorgpatiënten. Waar 54 procent van de Belgen zegt zich nooit tot zelden eenzaam te voelen, is dat bij thuiszorgpatiënten 29 procent. Eenzaamheid heeft een impact op zowel onze fysieke als mentale gezondheid. En de coronacrisis heeft de eenzaamheid in België alleen maar vergroot.

Volgens het Nationaal Geluksonderzoek is de kwaliteit van onze sociale relaties cruciaal om eenzaamheid te doorbreken. Mensen die zich in een vereniging engageren, die voor anderen zorgen door bijvoorbeeld vrijwilligerswerk te doen en die maandelijks deelnemen aan culturele activiteiten voelen zich duidelijk gelukkiger.

Met deze tendensen in het achterhoofd kan een zorgzame buurt een interessante rol spelen om de sociale relaties binnen een buurt te verbeteren. Zeker met het oog op preventie en gezondheidsbevordering bij de kwetsbare groepen en bij ondersteuning van mantelzorgers. Maar het blijft toch allemaal erg vaag.

In de visietekst “buurtgerichte zorg, de actief zorgzame buurt als toekomstmodel voor Vlaanderen en Brussel.” die in 2016 werd uitgebracht door de Vereniging van Vlaamse Dienstencentra (VVDC) & Kenniscentrum Woonzorg lezen we dat een ‘actief zorgzame buurt’ een buurt is waar:

  • ontmoetingsplekken zijn, waar mensen sociale contacten hebben,
  • bewoners elkaar helpen, en daar ook in gestimuleerd en ondersteund worden,
  • er een aanspreekpunt is voor informatie of hulp,
  • alle mensen de nodige informele of formele hulp krijgen,
  • huisvesting en publieke ruimte zijn aangepast aan ouderen en zorgbehoevenden,
  • professionele hulp- en zorgverstrekkers hun aanbod afstemmen op elkaar, op de noden in de buurt, en op de individuele noden van elke buurtbewoner.

Er zijn in het verleden zo al heel wat mooie buurtprojecten ontstaan. De Koning Boudewijnstichting ondersteunt met het Fonds Dr. Daniël De Coninck bijvoorbeeld sinds 2018 projecten die inzetten op lokale samenwerking in zorgzame buurten. De projecten ontvingen 10.000 euro. Je vindt op hun website heel wat interessante verhalen.

We werken meer, staan er vaker alleen voor en zouden als ‘informeel hulpverlener’ ook complexere zorgproblemen moeten aankunnen. Het ontbreekt ons aan tijd, mogelijkheden en kennis.

Zoals dit voorbeeld: de wijk Tuiguisstraat-Zwevegemstraat-Sint-Antoniusstraat heeft in Kortrijk een slechte naam. CAW Zuid-West-Vlaanderen maakt er een ‘gouden buurt’ van door de cliënten van het CAW te matchen met de buurtbewoners die hulp zoeken.

“Het gaat vaak om kleine dingen. Boodschappen doen, of het onderhoud van de tuin. Maar ook het isolement doorbreken van ouderen die alleen thuis zitten. We gaan aan de slag met verschillende partners uit de buurt zoals de buurtmedewerkers en straathoekwerkers van het OCMW, de Sociale Bouwmaatschappij Wonen Regio Kortrijk, enzovoort.”

Een ander voorbeeld is het BuurtPensioen in Molenbeek: Een tiental kleine vzw’s proberen om samen een nieuwe invulling te geven aan het café Les Béguines. Zij willen de ruimte gebruiken als een buurthuis dat mensen samenbrengt rond een aantal thema’s.

“Wij zien hoe burenhulpnetwerken in andere wijken mensen samenbrengen. Zij leren elkaar kennen, bouwen vertrouwen op en gaan voor elkaar kleine dingen doen. Iedereen doet mee in functie van zijn mogelijkheden. De permanenties en de maandelijkse ontmoetingsmomenten creëren een zeker ritme.”

Vermaatschappelijking van de zorg als vertrekpunt

Voormalig minister van Welzijn Jo Vandeursen schreef het al in zijn inspiratienota zorgzame buurten (2018): “En zorgzame buurt geeft vorm aan de vermaatschappelijking van de zorg, maar evengoed kan de vermaatschappelijking van de zorg niet zonder buurtgericht denken”

Vermaatschappelijking van de zorg? Sinds de 6de staatshervorming streeft Vlaanderen naar een eigen zorgmodel waarin integrale zorg voorop worden geplaatst. De persoon met een zorgnood en zijn directe omgeving komt daarin centraal te staan. De gezondheidszorg, welzijnszorg en sociale dienstverlening moeten meer vraaggericht werken.

Het proces van de-institutionalisering, waarbij de zorg van langdurige zieken verschuift van grote collectieve instellingen naar de gemeenschap, past in dit nieuwe zorgmodel. Collectieve voorzieningen waar mensen fulltime verblijven zullen blijven bestaan voor de zwaar zorgbehoevenden. Maar heel veel anderen kunnen volgens de benadering ook thuis ondersteund worden door formele verzorgers en een sociaal netwerk van buren, familie en vrienden. De overheid trekt zich terug en concentreert zich op een aantal prioriteiten, terwijl de rest van de noden opgevangen moet worden door de samenleving.

De Vlaamse regering stelt hiervoor een getrapt systeem in waarbij de nadruk ligt op: ‘eerst zelfzorg, dan mantelzorg en pas in derde instantie formele, professionele zorg’. Het cirkelmodel van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) – geeft dit principe schematisch weer.

Veel politici en burgers zijn gewonnen voor dit pleidooi. De idee van persoonlijke zorg door naasten in eigen huis en buurt spreekt meer aan dan de zorg in een grote instelling. Voor politici past het idee van meer thuiszorg dan weer in de efficiëntieoefening die men tracht te maken.

Het is natuurlijk heel mooi om mensen zo lang als mogelijk in hun leefomgeving te ondersteunen en verzorgen. Maar we moeten ook beducht zijn voor negatieve gevolgen. De realiteit is een pak complexer dan een cirkelmodel van de Wereldgezondheidsorganisatie.

De vele gezichten van informele zorg

Zorg in de samenleving impliceert dus meer nood aan informele zorg. Het is een kritische succesfactor om lang thuis te kunnen blijven wonen. Ook binnen het concept van zorgzame buurten is de link met informele zorg erg belangrijk. En daar knelt het schoentje, want de informele zorg gaat in dalende lijn.

Deze daling doet zich voor in alle leeftijdscategorieën, zowel bij mannen als vrouwen. Demografische ontwikkelingen zoals de gezinsverdunning, de beleidsbeslissing om werknemers langer aan het werk te houden, de toename van de subjectieve zorglast zijn de oorzaken. We werken meer, staan er vaker alleen voor en zouden als ‘informeel hulpverlener’ ook complexere zorgproblemen moeten aankunnen. Het ontbreekt ons aan tijd, mogelijkheden en kennis. De gevolgen zijn er naar. Vooral de occasionele zorgverlener heeft afgehaakt.

“Het is goed dat Buurtzorg en zorgzame buurten zeer informeel ontstaan. Moet er toch niet wat meer incentives komen van lokale besturen? Alles in vrijwilligerswerk opnemen is een te hoge verwachting, wat een knelpunt zal zijn en blijven om dit verder uit te werken.” Prof. Dominique Verté op MINI-SYMPOSIUM BUURTZORG – ZORGZAME BUURTEN (11/9/20)

Prof. dr. M.I. Broese van Groenou spreekt over een nieuw sociaal dilemma, namelijk een toenemende concurrentie tussen arbeid, vrijwilligerswerk en mantelzorg. Vooral de groep tussen 45 en 64 jaar krijgt meer en meer te maken met dit dilemma. We moeten steeds langer werken, waardoor de beschikbare tijd voor vrijwilligerswerk en mantelzorg verdwijnt als sneeuw voor de zon. Tegelijkertijd wordt er van deze sandwichgeneratie juist verwacht dat ze zowel de zorg van de (klein)kinderen en hun zorgbehoevende ouders op zich nemen.

Het sociale dilemma wordt dus steeds groter bij de nieuwe generatie informele zorgers. Terwijl de zorgvraag toeneemt, wordt de bereidheid en de mogelijkheid om te zorgen minder vanzelfsprekend. Volgens cijfers van het Federaal Planbureau waren er in 1991 19 potentiële mantelzorgers voor elke 85-plusser. In 2020 is dit nog maar de helft. In 2070 vermindert dit verder tot vier personen voor elke 85-plusser.

Kunnen we daar iets aan doen? Op zijn minst zou tijd voor informele zorg gegarandeerd moeten worden voor je kan spreken van een gezinsvriendelijk beleid. Hier kunnen bv. werkgevers het goede voorbeeld in geven d.m.v. flexibele werkafspraken in kader van zorgtaken. Maar ook kwaliteitsvolle en toegankelijke kinderopvang, buitenschoolse opvang en voldoende respijtzorg blijven belangrijk randvoorwaarde.

Nood aan professionele ondersteuning

Maar daar stopt het niet. Iedereen is kwetsbaar op een bepaald moment in zijn leven. Men wordt geconfronteerd met verschillende problemen waarvoor de gepaste zorg en hulpverlening moet worden georganiseerd. Dit is niet altijd evident en moet door een zorgprofessional worden opgenomen. De nood aan hulp en zorg kan immers nooit volledig afgewenteld worden op de schouders van buren, vrijwilligers en mantelzorgers. Burenhulp zal ook zelden om persoonlijke verzorging gaan, maar gaat eerder over een oogje in het zeil houden. Er is nog steeds personeel nodig als een constante motor van het project en ter ondersteuning van de vrijwilligers.

De nood aan hulp en zorg kan nooit afgewenteld worden op de schouders van buren, vrijwilligers en mantelzorgers.

De vraag stelt zich dan ook al snel of het niet beter zou zijn om de professionele zorg te versterken en samenwerking onderling aan te moedigen. De wijkgezondheidscentra zijn bijvoorbeeld de voorloper van een buurtgerichte zorg. Ze zijn ingebed in de buurt, bieden verschillende zorgvormen aan, voor de patiënt is het gratis en ze gaan preventief te werk. Een wijkgezondheidscentrum bestaat uit een multidisciplinair team met minimum een huisarts, een verpleegkundige, een kinesitherapeut of een maatschappelijk werker of een preventiewerker. Ze werden echter vorige legislatuur onder vuur genomen en voormalig federaal minister van volksgezondheid Maggy De Block bespaarde elf miljoen euro in 2017 op het budget. Er kon sindsdien geen enkel nieuw wijkgezondheidscentrum meer geopend worden en de sector werd doorgelicht.

“Je hebt je vrijwilligers nodig maar je hebt ook professionelen nodig. Want het mag niet allemaal gedragen worden door vrijwilligers. Als je verwacht dat een zorgzame buurt enkel door vrijwilligers gedragen wordt, dat gaat niet lukken. Het moet een en-en-verhaal zijn. Waarbij ook professionele actoren aanwezig moeten blijven om wanneer dat het eigenlijk het petje te boven gaat voor de vrijwilliger, dat die dan kunnen helpen en ondersteunen in de zorg van die persoon en de noden die er zijn.” Quote uit de publicatie “Lokaal samenwerken in zorgzame buurten” van de KBS.

De vermaatschappelijking van de zorg bezorgt de eerstelijnszorg een hoop extra werk. Zorgprofessionals moeten niet alleen zorg verlenen, maar hebben nu ook de taak om de informele zorg zoveel mogelijk te faciliteren. Daar moeten de juiste middelen tegenover staan en die zijn er vandaag niet. Het tekort aan financiële middelen heeft niet enkel een invloed op het zorg- en welzijnsaanbod, maar zorgt er ook voor dat er tijd noch personeel is om intensief samen te werken. Nochtans is die samenwerking cruciaal wil je een antwoord bieden op vereenzaming en de armoedeproblematiek.

De vermaatschappelijking van de zorg bezorgt de eerstelijnszorg een hoop extra werk.

Het project zorgzame buurten dat nu 2 jaar loopt, zal deze problematiek niet oplossen. Het geeft een financiële ondersteuning aan een aantal mooie projecten, maar men blijft fundamenteel in hetzelfde bedje ziek. Op twee jaar tijd bouw je geen zorgzame buurt uit, je kan alleen opstarten. En wat nadien? Er wordt een band opgebouwd met een patiënt maar na twee jaar wordt deze noodgedwongen weer losgeknipt. Door telkens opnieuw projectmatig te werken, kan je niets duurzaam uitbouwen. Dat is net wel de verantwoordelijkheid van een overheid. Nu ontbreekt een kader en een lange termijn visie.

De meest kwetsbaren niet vergeten

Als we spreken over zorgzame buurten, wordt er vaak meteen gedacht aan senioren. Maar we moeten opletten dat we de steeds grotere groep van personen in armoede niet vergeten. Het zijn juist de achtergestelde buurten waar we oog voor moeten hebben. Gezinnen met lage inkomens en hoge werkloosheidsgraad moeten eerst voorzien in hun eigen basisbehoeften. We stellen vast dat eigenaars gemiddeld meer deelnemen aan buurtactiviteiten dan huurders, ook gezinsgrootte en inkomen hebben een positief effect op buurtbinding. Grotere gezinnen (koppels en/of huishoudens met kinderen) zijn vaak meer gehecht aan hun buurt.  Mensen met een hoger opleidingsniveau hebben daarentegen minder buurtbinding.

Het risico met de vermaatschappelijking van de zorg is dat als we niet opletten, we een systeem creëren dat mooi op maat werkt voor de mondige, gegoede burger, maar dat grote gaten laat voor al wie kwetsbaar, minder zelfstandig, of gewoon minder rijk is. Sociaal werk blijft noodzakelijk in het bereiken en ondersteunen van mensen in een kwetsbare situatie. Professionele hulpverlening zorgt ervoor dat mensen in kwetsbare situaties grip hebben op hun eigen leven. Vooral de eerstelijnshulpverlening (opbouwwerkers, CAW, OCMW,..) is hierin belangrijk en dient verder uitgebouwd te worden. Het stimuleren van meer zelfregie mag geen legitimering zijn van verdere bezuinigingen, maar vraagt net om meer investeringen.

Hoge muren afbreken

Helaas lijkt deze analyse nog niet doorgedrongen te zijn. De minister wil nu ook de woonzorgcentra transformeren tot ‘woonzorgbuurten of kleinschalig wonen voor ouderen in een zorgzame buurt’. Samenwerkingen tussen gezondheid én welzijn, en de andere sectoren (waaronder huisvesting, ruimtelijke ordening, jeugd, cultuur, sport, werk, enz.) zijn daarbij van cruciaal belang. Samenwerking beperkt zich in de praktijk te vaak tot doorverwijzen. Zo krijgen we een gefragmenteerd zorglandschap, nochtans hebben alle partners elkaar nodig. Minister Beke rept hier met geen woord over.

Het risico met de vermaatschappelijking van de zorg is dat als we niet opletten, we een systeem creëren dat mooi op maat werkt voor de mondige, gegoede burger, maar dat grote gaten laat voor al wie kwetsbaar, minder zelfstandig, of gewoon minder rijk is.

Samenvattend? Vermaatschappelijking van de zorg is enkel mogelijk als de randvoorwaarden voldaan zijn. Meer zorg in de samenleving vraagt minimaal om een all health policy binnen alle beleidsdomeinen en daar moeten voldoende overheidsmiddelen tegenover staan. Veel ouderen leven geïsoleerd in onaangepaste woningen. Een aangename en veilige woonomgeving moedigt aan om naar buiten te gaan. Voldoende zit- en rustplaatsen, begaanbare stoepen, bereikbaar openbaar vervoer, de aanwezigheid van basisvoorzieningen, kunnen hier een significante bijdrage toe leveren.

Wie, dacht dat ‘vermaatschappelijking van de zorg’ ook een makkelijke besparingsoperatie zou zijn, vergist zich dus schromelijk.

Share on FacebookTweet about this on TwitterShare on LinkedInEmail this to someone