Wonen is de start van alles. Dat zeggen we als vakbond al een tijdje. Immers, wie geen dak boven zijn of haar hoofd heeft, slaagt er zelden in ook op de arbeidsmarkt iets te betekenen. Ook slechte woonomstandigheden, een huis dat te ver van het werk afligt of te duur wonen zijn relevante factoren voor werknemers. Goed, dichtbij en betaalbaar wonen is cruciaal voor een goede verhouding tussen werk en ontspanning, zowel als voor onze koopkracht, waarvan een loon of uitkering de basis vormt.
Het is dan ook geen wonder dat wonen een van dé elementen is waar we aandacht aan besteden deze verkiezingen. We doen dat in het Vlaams verkiezingsmemorandum en in onze analyse van de verkiezingsprogramma’s. We doen dat in onze verschillende geledingen. We doen dat waar mogelijk in samenwerkingsverbanden. Een overzicht.
Ons memorandum
Omdat het merendeel van de voorwaarden voor goed wonen behoren tot de Vlaamse bevoegdheden focussen we ons voor dit thema grotendeels op dat niveau. De Vlaamse overheid is bevoegd voor de bouw van sociale woningen, stelt eisen over renovatie, is bevoegd voor percentages in het erfrecht en schrijft zelfs goedkope woonleningen uit. De welgekende Vlaamse baksteen in de maag wordt vaak en breed ondersteund om zo veel mogelijk gezinnen huiseigenaar te maken. Een eigen woning is ook een vorm van sociale bescherming, zeker voor ouderen.
Ondanks dat uitgangspunt, breed gedragen door opeenvolgende regeringen, wordt het voor een groeiende groep in de samenleving moeilijker om dat eigen huis aan te schaffen. Sinds 2005 is het percentage eigenaars bij de drie laagste inkomensgroepen gedaald.
Het gaat over alleenstaanden, mensen die moeten leven van een uitkering, mensen in precaire jobs en jongeren zonder vermogen van de ouders. De oorzaak is gekend: de opkomst van investeerders en dus winstmodellen in de huizenmarkt, een stijgende vraag en ook stijgende bouwprijzen. Het zijn krachten waar de overheid al jarenlang moeilijk antwoorden op vindt. Deels door ideologie, deels door geldgebrek.
Een verantwoordelijke overheid, zo vinden wij, moet dan ook drie cruciale zaken aanpakken in het woonbeleid. Ten eerste moet winstbejag op de woonmarkt bestreden worden, zodat de woningprijzen weer een reële afspiegeling krijgen in de inkomens van mensen, niet van het bezit van speculanten. Elke werknemer moet opnieuw in staat zijn een eigen huis te verwerven. Wie wil beleggen in huizen mag dat, maar moet daar van ons meer op belast worden. Ook op vlak van huren dient speculatie aangepakt.
Elke werknemer moet opnieuw in staat zijn een eigen huis te verwerven.
Tegelijk is het cruciaal dat de overheid opnieuw meer aandacht heeft voor het wooncomfort van de laagste inkomens. Dat kan op een slimme manier door publieke koopwoningen te voorzien én het aantal sociale woningen op te drijven. Hiermee zorg je enerzijds voor betaalbare huizen voor deze groep én haal je de druk van de woningmarkt omdat de concurrentie daalt.
Een laatste cruciaal element in het woonbeleid is voor ons renovatie van het bestaande woningbestand. Renovatie zorgt uiteraard voor een betere kwaliteit van wonen, maar pakt ook de energierekening van gezinnen aan én doet onze uitstoot dalen. Renovatie verlaagt bovendien de nood aan extra woningen en verlicht dus eveneens de druk op de woningmarkt. Helaas merken we dat de overheid hier nog onvoldoende breed kijkt naar hoe dit aan te pakken. Er zijn weliswaar renovatiepremies en energiehuizen en veel steden en gemeenten ondersteunen waar ze kunnen, maar van een echte renovatiegolf is nog geen sprake. Hier liggen nog tal van kansen. Door in te zetten op collectieve renovatie. Op bredere en onderbouwde ontzorging voor mensen die willen renoveren, via de energiehuizen en de woningpas. Door de sociale economie in te zetten en de bouwsector extra te ondersteunen. Of zelfs, om maar te tonen hoe ver je daarin kan gaan, door een tijdskrediet in te voeren voor werknemers die zelf hun huis willen aanpakken.
Actie
Het is dan ook geen wonder dat we als vakbond met aandacht naar de woonproblematiek kijken en er regelmatig aandacht voor vragen. Zo zette de ABVV-jongerenwerking onlangs nog een kleine guerrilla-actie op poten over de wachtlijst voor sociale woningen. Wie zich als jongere op de woningmarkt waagt zonder extra steun van de ouders, is immers vaak slecht af. Verhuurders vragen drie maand huurwaarborg, sommigen eisen loonbriefjes. Banken vragen een stevige eigen inleg voor je een huis kan kopen. En de wachtlijst voor een sociale woning bedraagt makkelijk vier jaar. Drie stevige drempels voor jonge starters. Hotel Mama is vaak het enige alternatief.
Met het brede ABVV organiseerden we eind vorig jaar een actie op het Martelaarsplein in Brussel. We projecteerden een teller op het gebouw van de Vlaamse regering om aan te manen tot meer bouwijver: aan het huidige bouwtempo duurt het nog 88 jaar voor alle gezinnen op de huidige wachtlijst een sociale woning hebben.
Onder de leden van het ABVV zetten we begin vorige maand tenslotte een enquête op, met focus op mensen die werken in sectoren met lage lonen. Met deze bevraging willen we kijken hoe groot de hap is die wonen uit de gezinsbudgetten neemt, welke woning gezinnen voor die prijs hebben en hoe ze daar tegenaan kijken. Met de resultaten hopen we het debat over werken en wonen wat meer te objectiveren. Vandaag wordt immers vaak gesuggereerd dat als je maar werkt, je automatisch ook goed woont. Zeker voor de laagste lonen lijkt die vlieger niet op te gaan.
Breed gedragen
Ook binnen het brede middenveld is en blijft wonen een belangrijk thema, zo blijkt uit een aantal samenwerkingsverbanden. Zo hameren de sociale partners binnen de SERV (vakbonden en werkgevers) regelmatig op het woonprobleem. Half mei brachten we samen een reeks concrete voorstellen naar buiten, ondersteund door een nieuw rapport dat de woonproblematiek in Vlaanderen schetst vanuit socio-economisch perspectief. Er moeten hoe dan ook meer betaalbare woningen komen, zo zeggen de sociale partners, en liefst gebeurt dat op een slimme manier op goed gekozen locaties.
De vaststelling is immers dat bijna 30% van de huishoudens in Vlaanderen in woonnood verkeert. Zij hebben moeite met het betalen van hun woonkost of leven in een woning in slechte staat. De volgende Vlaamse regering zou best deze huishoudens die het moeilijk hebben financieel ondersteunen en alternatieve financierings- en eigendomsmodellen ontwikkelen. Bovendien helpt bijbouwen van betaalbare woningen ook voor de mensen die vandaag lange woon-werk afstanden moeten afleggen omdat betaalbare woningen zich steeds verder van grotere steden en vaak ook hun werk bevinden.
Ook binnen het brede middenveld is en blijft wonen een belangrijk thema.
Ook Decenniumdoelen, een samenwerkingsverband van armoedeorganisaties, vakbonden en mutualiteiten, pakt de woonproblematiek regelmatig vast. Wonen is een vast element van de armoedebarometer die de organisatie jaarlijks uitbrengt en een vaste eis in aanloop van de verkiezingen. Interessant wordt zonder twijfel ook de update van het rapport lage middenklasse van Wim Van Lancker dat na Vlaamse maar voor de lokale verkiezingen naar buiten komt. Daarin wordt centraal de vraag behandeld in welke richting de lage middenklasse vandaag evolueert: richting armoede, of net naar een verbetering van hun statuut. Het hoeft geen betoog dat de kost van wonen voor deze groep hierin een zeer belangrijk element is.
De blik van de politiek
Maar hoe kijkt de politiek zelf naar dit alles? Wat zijn de oplossingen die de Vlaamse partijen naar voor schuiven? En wat betekent dat mogelijk voor een volgende Vlaamse regering? We doken in de partijprogramma’s.
Eigendomsverwerving staat centraal bij alle partijen behalve bij Groen. Een betaalbaar eigen huis staat dus hoog op de agenda, maar de maatregelen om dit te stimuleren variëren grondig. De meeste partijen willen de registratierechten verlagen en leningen goedkoper maken, maar verschillen van mening welke rol de overheid speelt in het realiseren van aanbod om de markt te doen afkoelen en te reguleren. Wordt het ‘herover de markt’ of ‘leve de markt’?
N-VA en Vlaams Belang zetten vooral in op minder mensen recht geven op een sociale woning en op nieuwe drempels, vaak gelinkt aan identiteit en afkomst (taal, lokale binding). Daartegenover pleiten de linkse partijen voor een opwaardering van sociale woningen, een breed huisvestingsbeleid en minder stigma rond sociaal wonen. Vooruit, Groen en PVDA stellen ambitieuze doelstellingen inzake meer sociale woningen.
De onderliggende tegenstelling is fundamenteel: zien we wonen als iets waarbij je een tijdelijke ondersteuning moet kunnen krijgen of als het begin van alles? Voor partijen als N-VA en Open VLD, maar ook CD&V zijn sociale woningen expliciet een tijdelijke oplossing waar je zelf door hard werken uit moet geraken. PVDA, Vooruit en Groen gaan voor woonzekerheid als uitgangspunt om alle andere zaken op orde te krijgen en iets op te bouwen in het leven. Ook op vlak van huurders trekt dit zich door. Het beschermen van huurders en het begrenzen van de huurprijs vinden we in gradaties terug bij Groen, Vooruit en PVDA. Aan de andere kant vinden we CD&V, Open VLD en N-VA die vooral inzetten op steun aan verhuurders om zo via meer aanbod door de markt de huurprijs indirect te doen dalen.
Het mag duidelijk zijn: het thema wonen zal ongetwijfeld een strijdpunt worden bij de regeringsonderhandelingen.
Renovatie en het energiezuinig maken van woningen is voor de meeste partijen van belang en globaal zet bijna iedereen in op ondersteuningsmechanismen voor burgers. Open VLD, CD&V en N-VA zetten vooral in op individueel uw plan trekken met wat hulp. Vooruit en PVDA pleiten voor een sterke en collectieve aanpak die niet alleen ontzorgt maar ook prefinanciering garandeert zodat iedereen mee kan. Bij PVDA gebeurt dit via een tussenstap van een nog op te richten overheidsbank. Groen beperkt zich qua collectieve aanpak tot projecten op wijkniveau. Maar ook Open VLD pleit voor formules die elementen van prefinanciering en collectieve aanpak bevatten. Rijpen hier de geesten?
Nog opvallend: Een aantal partijen pleit expliciet voor de afschaffing van de renovatieplicht, nl. PVDA, Vlaams Belang en Open VLD. N-VA blaast hier voorlopig warm en koud, ze zijn voor de plicht maar alleen als die realistisch is en zonder zware sancties. CD&V spreekt zich als enige expliciet uit voor de renovatieplicht. Gaat de renovatieplicht op de schop?
Voorstellen rond woonfiscaliteit tenslotte zijn schaars, behoudens het verlagen van de registratierechten. Vooruit is de uitzondering, met ook het volwaardig belasten van huurinkomsten, het aanpakken van notariskosten, een hogere belasting op de aankoop van buitenverblijven en het sluiten van de achterpoortjes van de vennootschapswetgeving inzake particuliere woningen.
Het mag duidelijk zijn: het thema wonen zal ongetwijfeld een strijdpunt worden bij de regeringsonderhandelingen. Bovenstaande maakt meer dan duidelijk dat het partijlandschap grondig verdeeld is over hoe de wooncrisis moet worden aangepakt. Grootste breuklijn is die tussen de partijen die een ernstige publieke aanpak van de woonmarkt willen, waarbij de overheid de markt terugdringt en speculatie tegengaat (Vooruit, PVDA, Groen) versus partijen die speculanten of marktwerking helemaal niet als een probleem zien (CD&V, Open VLD, N-VA en Vlaams Belang). Afhankelijk hoe de kiezer de kaarten legt zal dat fundamenteel mee het woonbeleid van de volgende jaren bepalen.