Door de afschaffing van de jongerenbonus worden honderden jobs in de social profit bedreigd. De filosofie van de Vlaamse Regering, jobs vervangen door onbetaalde stages, blijkt steeds meer op drijfzand gebaseerd te zijn. De sociale partners sturen Minister Muyters terug naar de tekentafel.
Van jobs naar stages: de filosofie
Er zijn te veel gesubsidieerde jobs in Vlaanderen, in tal van statuten en maatregelen. Dat zei de Vlaamse Regering in haar regeerakkoord van 2014. Dat kost allemaal te veel geld, zo klinkt het. En de doelstelling, namelijk het bieden van een eerste of nieuwe werkervaring aan groepen die het wat moeilijker hebben op de arbeidsmarkt, kan net zo goed bereikt worden via een “vernieuwd systeem van werkervaring”, gebaseerd op onbetaalde stages. Het is een ideologische keuze waarover je kan discussiëren.
Heel wat jobs in commerciële bedrijven zijn immers net zo goed gesubsidieerd, al wordt dat vaak zo niet gezien. Via indexsprongen en RSZ-kortingen worden er miljarden euro’s aan loonkostverlaging gegeven aan bedrijven. Het is dan ook bedenkelijk om de term “gesubsidieerde jobs” alleen te gebruiken voor maatregelen waarin de overheid rechtstreeks de middelen levert.
Ook bij het principe zelf kan je heel wat vragen stellen. Betaalde jobs vervangen door onbetaalde stages, dat is immers niet alleen buitengewoon nadelig voor de werknemers in kwestie. Het zorgt er ook voor dat mensen langer in de werkloosheid blijven en dus langer een uitkering moeten krijgen.
Toch blijft Minister Muyters volharden in zijn filosofie. Tijdelijke werkervaring lijkt wel de oplossing voor alles. Gesco’s, PWA, WEP+, …. Al veel statuten uit het verleden zijn gesneuveld. Maar het nieuwe systeem van werkervaring dat werd aangekondigd, is nog steeds niet af. Wat wel zeker is, is dat het vooral om onbetaald werk zal gaan. En over de vraag voor wie dit systeem nu precies bedoeld is, is er erg veel onduidelijkheid.
Het is het standaard antwoord geworden van de Minister op alle vragen over besparingen en stopzetten van maatregelen: “We gaan dat oplossen met tijdelijke werkervaring”. Het wordt echter stilaan een sprookje waarin alleen de Minister zelf nog gelooft.
Ook de Vlaamse vakbonden en werkgevers zijn het stilaan eens over die conclusie. In een recent advies van de SERV stellen ze duidelijk “dat tijdelijke werkervaring niet als passe-partout mag fungeren voor uiteenlopende maatregelen die uitdoven of worden afgeschaft.”
Met de afschaffing van de jongerenbonus is er opnieuw een voorbeeld van hoe de werkervaringsfilosofie van deze regering nefaste gevolgen kan hebben.
De jongerenbonus: wat is dat?
Met een voorontwerp van Decreet wil Minister Muyters de jongerenbonus in de non-profit laten uitdoven vanaf 15 maart 2017. Concreet betekent dit dat de lopende contracten nog tot maximaal 31 december 2018 worden gesubsidieerd. Daarna niet meer.
Sinds de zesde staatshervorming is de jongerenbonus in de non-profit Vlaams bevoegdheid. De jongerenbonus is een doelgroepmaatregel gericht op jongeren (-30 jaar) die hoogstens een diploma of getuigschrift hoger secundair onderwijs bezitten. Jongeren met een diploma kinderzorg of begeleider in de kinderopvang worden ook meegenomen bij deze doelgroep. De maatregel besteedt ook extra aandacht kansen voor jongeren met een migratieachtergrond.
Momenteel worden zo’n 715 laaggeschoolde jongeren tewerkgesteld via dit systeem.
Zij worden ingeschakeld in 4 deelprojecten. Drie ervan worden nu geschrapt:
1) de buitenschoolse en voorschoolse kinderopvang (380 jongeren);
2) de dagverzorgingscentra (111 jongeren);
3) de extern vervoer dagverzorgingscentra (154 jongeren).
Deze jongeren worden tewerkgesteld als begeleider of in logistieke functies in buitenschoolse kinderopvang, of als animator, chauffeur of logistieke functies in dagverzorgingscentra. Vaak gaat het om een inlooptraject waarbij ze opgeleid worden, zodat ze kunnen voldoen aan de voorgeschreven vereisten voor de job. Daarna kunnen ze dan doorstromen binnen de sector, naar banen die niet via de jongerenbonus gesubsidieerd worden.
Het gaat om meer dan jobs
Er zullen dus in totaal 645 jobs verdwijnen. Dat is op zich al geen klein bier, maar het gaat om meer dan dat. Samen met deze tewerkstelling, verdwijnt immers ook de functie die zij vervullen en de dienstverlening die wij allemaal gebruiken.
In de eerste plaats verdwijnt het nut voor de arbeidsmarkt. Dankzij de jongerenbonus kunnen laag- en middengeschoolde jongeren aan de slag in de zorgsector. Als kinderverzorger of bejaardenhelper bijvoorbeeld. Ze doen bovendien ook kwalificaties op die noodzakelijk zijn en die in hun verdere loopbaan goed van pas komen. Ook voor de zorgsector zelf – waar de uitstroom groter is dan de instroom – is dat een probleem, want de instroom van voldoende en goed opgeleide medewerkers blijft een knelpunt. In stages van enkele maanden kan je nooit dezelfde competenties opdoen.
De jongerenbonus zorgt ook voor een belangrijk volume aan dienstverlening. Het gaat voornamelijk om extra opvangcapaciteit in de kinderopvang en in de ouderenzorg. En laat dat nu net twee sectoren zijn waar de zorgvraag enorm hoog is.
In de buitenschoolse opvang werken zo’n 380 jongeren (142 VTE ‘voltijds equivalenten’) in het kader van de jongerenbonus, vaak in deeltijdse jobs. Aan één voltijdse jongerenbonusser worden 8 voltijdse kinderopvangplaatsen gekoppeld. Zo 1 job staat daarmee in voor de dienstverlening aan zo’n 48 gezinnen. Met het schrappen van deze jobs worden er dus maar liefst 6.816 gezinnen geraakt en dreigen er zo’n 1.136 opvangplaatsen te verdwijnen.
Door het uitdoven van de jongerenbonus komen de centen vanuit het beleidsdomein Werk te vervallen. De sector zelf kan dit verlies niet opvangen omdat ze over onvoldoende middelen beschikken.
De gevolgen zijn even voorspelbaar als nefast: inboeten aan kwaliteit, verlies aan capaciteit en last but not least: een stijging van de prijs voor ouders met kinderen.
We hoeven er geen tekening bij te maken dat door de stijgende vraag naar buitenschoolse kinderopvang – ah ja, want we moeten volgens de regering allemaal langer werken, ook de opa’s en oma’s! – het probleem van de zoektocht naar kinderopvang alleen maar groter wordt.
Een gelijkaardige tendens zien we bij de dagverzorgingscentra in de ouderzorg. De professionele zorg kan nu al niet aan de stijgende vraag voldoen, mede door de grote uitstroom van medewerkers in de zorgsector. Door de toenemende vergrijzing wordt de druk op de ketel alleen nog maar meer opgevoerd. In de sector van dagverzorgingscentra zijn momenteel zo’n 265 jongeren tewerkgesteld via de jongerenbonus (ondersteunende functies en extern vervoer samen). Doordat ouderen bij dagverzorgingscentra terecht kunnen, zijn ze ook in staat om langer thuis te blijven en neemt het wat gewicht weg van de schouders van mantelzorgers. Bovendien is er de laatste jaren een flinke toename van het aantal jong-dementerenden, die eveneens van deze dagverzorgingscentra veel gebruik maken. Ook in de ouderenzorg zet de afschaffing van de jongerenbonus de kwantiteit, de kwaliteit en de continuïteit van de zorgverlening dus extra op de helling.
Het verlies aan zorgaanbod heeft nog een ongunstig effect. De dienstverlening die via de jongerenbonus wordt gefinancierd, zorgt er mee voor dat werknemers de combinatie werk en gezin, werk en zorg kunnen bolwerken. Wie gebruik kan maken van dagverzorgingscentra of kinderopvang, kan makkelijker een voltijdse of deeltijdse job aanhouden. Flankerend arbeidsmarktbeleid noemt men dat, in functie van het aan de slag houden en krijgen van meer mensen. Iets waar de Minister van Werk toch ook al van gehoord moet hebben.
Waarom is tijdelijke werkervaring geen alternatief?
Onbetaalde stages, en al helemaal het nieuwe systeem van tijdelijke werkervaring (dat er nog steeds niet is, trouwens), is geen alternatief. Om te beginnen is de doelgroep van de maatregel totaal anders, want die draait om mensen die langdurig werkloos zijn. Maar ook het hele idee slaat nergens op. In theorie klinkt het natuurlijk simpel: we houden de plaatsen, maar betalen de jongeren gewoon niet meer. Dat is nadelig voor de jongeren, maar voor de rest zou dat zogezegd geen verschil maken. In de praktijk is dat echter onzin. Niet zomaar iedereen mag even in de zorg een paar maanden komen meedraaien. Er zijn opleidingsvereisten, quota over hoeveel begeleiders er moeten zijn per zorgklant, kwaliteitsvereisten en ga zo maar door. Het gaat hier immers om zorgtaken, om mensen. Dat laat je niet zomaar over aan onbetaalde stageairs. Het is verontrustend dat een Minister daar zomaar abstractie van maakt.
Uiteraard kan er wel wat hervormd worden, en uiteraard zijn niet alle gesubsidieerde systemen uit het verleden altijd even efficiënt. Niemand zegt dat alles altijd bij het oude moet blijven. Maar volhouden dat onbetaald werk net zo goed is als een betaalde job, dat is gewoon niet juist. Het is niet juist voor de mensen zelf uiteraard, die een correcte vergoeding verdienen voor hun werk, maar ook niet juist voor wat betreft de dienstverlening en het maatschappelijk effect van hun jobs.
Het sprookje van de tijdelijke werkervaring is met de discussie rond de jongerenbonus dus definitief doorprikt. Zelfs de werkgeversorganisaties erkennen dat er grenzen zijn aan hoe ver je zo’n verhaaltje kan rekken. Met het advies in de SERV stellen de sociale partners duidelijk dat de Minister terug naar de tekentafel moet. Deze keer liefst met wat meer realiteitszin en kennis van het terrein.