Lokale besturen hebben een belangrijke rol te spelen in het garanderen van de sociale grondrechten van hun inwoners. Zij zijn vaak het eerste aanspreekpunt voor de burgers en hebben een goed zicht op wat er leeft binnen de grenzen van de gemeente. Voor het Vlaams ABVV is het daarom belangrijk dat lokale besturen, met het oog op de bestuursakkoorden na de verkiezingen van 13 oktober 2024, verstandige en effectieve beleidsmaatregelen nemen, waardoor de werkenden van vandaag en morgen erop vooruit gaan en er extra aandacht gaat naar mensen die het even moeilijker hebben en/of zorgnoden hebben.
Om de gemeenten daarbij te ondersteunen en de juiste weg te wijzen, lanceerden we onze ’13 voorstellen voor 13 oktober’, 13 lokale voorstellen voor een warmer en menselijker lokaal beleid. We hadden daarbij extra aandacht voor het lokaal sociaal beleid van de gemeenten. Ondanks dat de grootste hefbomen voor het sociale beleid, zeker wat het armoedebeleid betreft, bij de bovenlokale overheden zit, hebben steden en gemeenten toch een belangrijke rol te spelen. Met een flankerend en versterkend beleid kunnen zij het leven van veel kwetsbare gezinnen substantieel verbeteren. Maar hoe doen ze dat het best?
Het realiseren van sociale grondrechten
De manier waarop er aan sociaal beleid gedaan wordt verschilt van gemeente tot gemeente. Maar sinds de invoering van het decreet lokaal sociaal beleid in 2004 probeert de Vlaamse regering de gemeenten te stimuleren en het geheel te coördineren. Het decreet, dat grondig werd aangepast in 2018, bepaalt dat gemeenten maximaal de sociale grondrechten van hun inwoners moeten realiseren. De sociale grondrechten erkennen dat iedereen recht heeft op een menswaardig leven en vereisen dat de overheid hiervoor actief optreedt. In artikel 23 van de Belgische Grondwet worden verschillende rechten opgesomd die onder dat menswaardig leven vallen, zoals het recht op sociale zekerheid, behoorlijke huisvesting, onderwijs en culturele en maatschappelijke ontplooiing.
Om elke inwoner maximaal toegang te garanderen tot hun sociale grondrechten wijst het decreet naar de uitbouw van het samenwerkingsverband Geïntegreerd Breed Onthaal (GBO) vanuit het Sociaal Huis. Daarbij bundelen de eerstelijns welzijnsdiensten met een wettelijke onthaalopdracht de krachten, zijnde het OCMW, het Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW) en de Diensten Maatschappelijk Werk van de ziekenfondsen (DMW). Met geïntegreerde onthaaltrajecten en gerichte acties naar kwetsbare doelgroepen trachten ze onderbescherming tegen te gaan en inwoners toe leiden tot hun sociale grondrechten (brochure: wat is het samenwerkingsverband GBO?). Een evaluatieonderzoek door de Universiteit Gent, KU Leuven en Universiteit Antwerpen toont het grote potentieel van GBO.
De manier waarop er aan sociaal beleid gedaan wordt verschilt van gemeente tot gemeente. Maar sinds de invoering van het decreet lokaal sociaal beleid in 2004 probeert de Vlaamse regering de gemeenten te stimuleren en het geheel te coördineren.
Naast het GBO verwijst het decreet lokaal sociaal beleid ook naar drie andere principes/taken om de sociale grondrechten van eenieder te realiseren. Het gaat over het opnemen van het lokaal sociaal beleid in de meerjarenplanning, de regie voeren over de lokale sociale hulp- en dienstverlening en het stimuleren van vermaatschappelijking van lokale sociale hulp- en dienstverlening. Op welke manier zij deze opdrachten vervullen, alleen of in samenwerkingsverbanden met andere gemeenten, kunnen de lokale besturen zelf kiezen. Vlaanderen biedt hier en daar wel ondersteuning in de vorm van subsidiëring van partnerorganisaties (VVSG, Netwerk Tegen Armoede, Vlaamse Ouderenraad, enz.), samenwerkingsverbanden (1Gezin 1plan, Geïntegreerd Breed Onthaal, Huizen van het kind, enz.) en projectmiddelen (zoals Zorgzame Buurten).
Ondanks de goede bedoelingen binnen het decreet lokaal sociaal beleid en de waardevolle principes en instrumenten vanuit Vlaanderen, blijft het echter moeilijk voor lokale besturen om de sociale grondrechten van inwoners te garanderen en een lokaal sociaal beleid uit te tekenen. De afstemming tussen de verschillende initiatieven is beperkt, beleidskaders ontbreken en de middelen blijven achterwege. Uiteraard staat of valt veel met het beleid van de bovenlokale niveaus. De hefbomen die daar zitten, denk aan de sociale zekerheid, kinderopvang, het groeipakket, … zijn veelbepalend voor de mensen in de dorpsstraat.
De ene gemeente is de andere niet…
Elke gemeente is actief binnen hetzelfde speelveld van Vlaamse en federale regelgeving, zoals het decreet lokaal sociaal beleid, en elke gemeente wordt met gelijkaardige maatschappelijke uitdagingen en noden geconfronteerd. Maar niet elke gemeente wordt op eenzelfde schaal geconfronteerd met dezelfde uitdagingen en noden. Zo wordt een kustgemeente zoals De Panne (35,5%) veel harder geconfronteerd met een vergrijzende bevolking dan een voorstad als Vilvoorde (14,2%). De bijhorende zorgvraag van de vergrijzende bevolking is dan ook veel groter in De Panne dan in Vilvoorde, met alle gevolgen voor het budget en de organisatie van het beleid binnen de gemeente.
Dat geldt evengoed voor de armoedecijfers. Volgens de kansarmoede-index van Kind en Gezin (cijfers voor 2023) groeit 12,1% van de kinderen tussen 0 en 3 jaar in Vlaanderen op in kansarmoede. Maar als we focussen op lokale verschillen in deze cijfers dan zien we een duidelijk verschil tussen het platteland en de (groot)stedelijke context. Zo ligt de kansarmoede-index in grootsteden op 23%, in centrumsteden op 16,2% en op het platteland op 7,3%. We zien die trend ook terug in de cijfers van Statbel (Belgische statistiekbureau), die afgelopen mei voor het eerst cijfers op gemeentelijk niveau hebben gepubliceerd. Hoe het armoedebeleid er dan uit moet zien op lokaal niveau hangt van de hoogte van de cijfers af en de manier waarop de gemeente ermee om gaat.
Niet elke gemeente wordt op eenzelfde schaal geconfronteerd met dezelfde uitdagingen en noden.
De lokale noden en uitdagingen verschillen dus sterk van regio tot regio en van gemeente tot gemeente. Dat zien we ook op de gemeente-stadsmonitor, die maakte op basis van meer dan 400 omgevingsindicatoren of cijferreeksen een overzicht van de ‘staat’ van elke gemeente en stad. Het is een mooi instrument om als lokaal bestuur mee aan de slag te gaan om het lokaal sociaal beleid te optimaliseren en met andere gemeenten te vergelijken.
…ook niet op het vlak van bestuurskracht
Niet enkel de uitdagingen zijn verschillend per gemeente, ook de draagkracht (of bestuurskracht) is voor elk lokaal bestuur anders. De mate waarin zij middelen kunnen investeren in een sterk lokaal sociaal beleid is afhankelijk van de inkomsten en de begrotingsruimte. De inkomstenzijde wordt grosso modo bepaalt door drie ontvangstenbronnen: het gemeentefonds, de fiscale ontvangsten en eigen ontvangsten. Parameters zoals het aantal inwoners, socio-economische situatie van inwoners en de ligging van de gemeenten, zijn bepalend. Het spreekt voor zich dat een rijke gemeente meer mogelijkheden heeft om een lokaal sociaal beleid uit te tekenen dan een armere gemeente.
Het is dat samenspel van bestuurskracht en politieke mindset die op lokaal niveau een groot verschil kunnen maken.
Maar het is niet altijd een één op één relatie wat betreft inkomsten en een gericht sociaal beleid. Zo kan een kleine gemeente met beperkte middelen een bepaalde problematiek toch beter en efficiënter aanpakken dan een grote stad met een groter budget. Integraal en duurzaam sociaal beleid is ook afhankelijk van de beleidskeuzes en de organisatorische aanpak van lokale besturen. Met andere woorden: hoeveel goesting en kennis bestaat er binnen een gemeente om te investeren in het sociale beleid? Of hoe wordt er aan politiek gedaan binnen de gemeente?
Het is dat samenspel van bestuurskracht en politieke mindset die op lokaal niveau een groot verschil kunnen maken. Kijk maar naar steden als Kortrijk, Leuven en Gent waar een sterk en aanklampend sociaal beleid wordt gevoerd. Zij pionieren vaak met nieuwe modellen van sociaal beleid om lokale noden op te vangen. Zo bestaat er in Kortrijk het Wijkgericht Sociaal Werk, waarbij van 1 OCMW naar 12 wijkteams in de stad en deelgemeenten werd gegaan. De dienstverlening wordt dicht bij de inwoners georganiseerd met als gevolg dat de take-up van rechten vergroot.
Van bestuurskracht naar impact
Het voorbeeld uit Kortrijk bewijst het belang van lokale besturen in het vormgeven van het sociaal beleid in Vlaanderen. Dat gemeenten daarvoor afhankelijk zijn van hun eigen bestuurskracht, het beleid van centrale overheden, de sociaaleconomische positie van hun bevolking en maatschappelijke evoluties (vergrijzing, klimaatverandering, migratie, …), is duidelijk. Maar dat hoeft niet te betekenen dat een lokaal bestuur geen impact kan hebben op de positie van hun burgers, meer specifiek die van kwetsbare burgers. Het is net door de hoge mate van autonomie binnen het lokaal sociaal beleid en de drang naar decentralisatie vanuit Vlaanderen, dat lokale besturen meer en meer hun stempel kunnen en moeten drukken. Veel hangt dan af van welke keuzes er worden gemaakt en de politieke wil vanuit de lokale besturen.
Nochtans is het arsenaal aan instrumenten dat lokale besturen kunnen inzetten uitgebreid en verschilt die ook vaak van gemeente tot gemeente. Het gaat dan van de belangrijk rol van het OCMW en de maatschappelijk werkers voor toekenning van financiële, psychosociale en andere medische hulp, tot het zelf uitbouwen van en investeren in publieke zorg- en welzijnsvoorzieningen. Voor het Vlaams ABVV dienen gemeentebesturen na te denken en te investeren in maatregelen die het leven en werken in de stad of gemeente voor iedereen beter maken. Een doelstelling die we hieronder met enkele concrete voorstellen, gecommuniceerd op onze ‘Rentrée ABVV’, willen stimuleren.
Geef armoede geen kans
Iedereen heeft recht op een menswaardig leven en op de gepaste hulp en ondersteuning wanneer dat nodig blijkt. De armoedecijfers tonen aan dat veel gemeenten worstelen met de armoedeproblematiek. Van grootsteden als Antwerpen tot het landelijke Merksplas, elke gemeente heeft armoedecijfers die ze liever niet hebben. Maar gelukkig zijn er al heel veel gemeenten die schitterend werk verrichten in de strijd tegen armoede. We denken daarom dat het zinvol is om ‘good practices’ intergemeentelijk te delen. De Vlaamse overheid kan dit coördineren en verder stimuleren.
Daarnaast zijn er een aantal instrumenten waar elke gemeente (sterker) gebruik van kan maken. We denken onder andere aan het outreachend en proactief werken met een kwalitatieve hulp- en dienstverlening, zoals Sociale Huizen, Geïntegreerd Breed Onthaal en gezinscoaches op school of de opvang. Maar evengoed kan een lokaal bestuur het verschil maken door prioritair in te zetten op meer kwalitatieve sociale woningen en het integreren van de REMI-tool (referentiebudgetten voor menswaardig inkomen) binnen de verschillende werkingen van de gemeente. Dat laatste is een wetenschappelijk instrument dat door de interne diensten van een gemeente gebruikt kan worden om de mate van hulp en ondersteuning aan kwetsbare inwoners te bepalen. Het is alvast goed dat de Vlaamse regering met haar regeerakkoord werk wilt maken van een uniforme toepassing van het REMI-systeem in heel Vlaanderen en dat er extra wordt ingezet op gezinscoaches.
Voer een warm en solidair gezinsbeleid
Op het vlak van lokale sociale hulp- en dienstverlening hebben lokale besturen een dubbele rol, zij zijn zowel regisseur als actor. Het Decreet Lokaal Bestuur geeft opdracht aan lokale besturen om alle lokale partners op het grondgebied samen te brengen voor afstemming en samenwerking. Maar daarnaast organiseren lokale besturen ook zelf hulp- en dienstverlening. Denk aan de woonzorgcentra, kinderopvang, thuiszorgdiensten, … Die actorrol in de publieke dienstverlening is vaak heel cruciaal om blinde vlekken in het Vlaamse aanbod op te vangen en de dienstverlening op peil te houden. Lees hierover bv de bijdrage van Leuvens schepen van Welzijn Bieke Verlinden.
Daarom roepen we de lokale besturen op om zo veel mogelijk zelf of in samenwerkingsverband te investeren in eigen publieke dienstverlening. We vragen ook extra aandacht voor de informele zorg en de rol van mantelzorgers in de gemeenten. Deze zorgvorm is van essentieel belang om de lokale zorgnoden op te vangen. Door de combinatie van mantelzorgtaken met andere privé- en werktaken komen mantelzorgers onder grote druk te staan. Een lokaal bestuur kan door het organiseren van mantelzorgwerkingen, het toekennen van een mantelzorgpremie en investeringen in respijtzorg, al heel wat druk van die ketel halen. Daarnaast kan zij het goede voorbeeld geven door als werkgever een mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid uit te rollen.
Daarom roepen we de lokale besturen op om zo veel mogelijk zelf te investeren in eigen publieke dienstverlening.
Als sluitstuk van een warm en solidair gezinsbeleid vragen we aan de lokale besturen om de onderhoudsplicht af te schaffen. Nog steeds past 9 op de 10 gemeenten de onderhoudsplicht op de één of ander manier toe. Nog te vaak gaan families en gezinnen eraan kapot en blijven ouders achter met schuldgevoelens, of wordt de noodzakelijke stap naar het woonzorgcentrum uitgesteld om de kinderen niet op te zadelen met de factuur.
Een betere gezondheid voor elke burger
We vinden het als Vlaams ABVV belangrijk dat er gewerkt wordt aan het wegwerken van de gezondheidsongelijkheid in Vlaanderen. Zo moet nog steeds 18,4% van de huishoudens met de laagste inkomens geneeskundige verzorging uitstellen. Het zijn ook vaak de meest kwetsbaren die in buurten, wijken of straten wonen met het meeste fijnstof, geluidsoverlast en een gebrek aan (sociale) hulp en netwerken.
Gezondheidszorg en een preventief gezondheidsbeleid zijn de verantwoordelijkheid van respectievelijk de federale en de Vlaamse regering. Maar door de uitbouw van eerstelijnszones en de opdrachten binnen het decreet lokaal sociaal beleid, zijn de lokale besturen niet volledig met handen en voeten gebonden. In de zoektocht naar het gepaste beleid kunnen ze beroep doen op de ondersteuning van het locoregionaal gezondheidsoverleg en -organisatie en het Vlaams Instituut Gezond Leven.
Op basis van eigen lokale noden, behoeften en prioriteiten zou er lokaal vormgegeven moeten worden aan een structureel (preventief) gezondheidsbeleid dat een vertaling krijgt binnen elk lokaal domein (jeugd, sport, senioren, …) om te komen tot ‘health in all policies’. Maar dat zal niet volstaan, er moet ook naar de mensen toegegaan worden. Daarom schuiven we de multidisciplinaire eerstelijnspraktijken (o.a. wijkgezondheidscentra) en het ‘outreachend werken’ van zorg- en welzijnsprofessionals als lokale instrumenten naar voor. Praktijken die de volgende Vlaamse regering alvast in haar regeerakkoord heeft opgenomen.
Als we gezondheidsproblemen op de lange termijn willen vermijden dan moeten we in een vroeg stadium ingrijpen. Een preventief gezondheidsbeleid dat inzet op gezinnen met jonge kinderen en kansarme gezinnen is dan noodzakelijk. Het aanbieden van, of tussenkomen in gratis gezonde schoolmaaltijden vanuit het lokale bestuur, moet daar een onderdeel van vormen, zeker zolang Vlaanderen achterblijft. Het is belangrijk om de schoolmaaltijden te normeren op vlak van voedzaamheid en kwaliteit, en rekening te houden met lokale tewerkstelling (samenwerking met sociale economie) bij de aanbieders.
Maar eerst naar de stembus
Er ligt veel werk op de plank voor de lokale besturen in de aankomende legislatuur. Daarbij zullen ze op verschillende vlakken kunnen terugvallen op ondersteuning vanuit het Vlaamse en federale niveau. Maar een grote verantwoordelijkheid blijft bij de lokale besturen liggen. Wie die verantwoordelijkheid uiteindelijk zal mogen opnemen zal de kiezer moeten beslissen. Met de nieuwe spelregels voor de lokale verkiezingen is het nog maar afwachten wat de opkomst zal zijn. Daarom nog deze boodschap: ga stemmen want jouw stem doet ertoe. Jouw stem bepaalt uiteindelijk hoe sociaal en warm het lokale beleid zal zijn.