Print Friendly, PDF & Email

Onlangs verscheen opnieuw de jaarlijkse armoedebarometer.

Al tien jaar voert Decenniumdoelen, een samenwerkingsverband van vakbonden en andere middenveldorganisaties, druk uit op de verschillende regeringen in dit land om werk te maken van een degelijk armoedebestrijdingsbeleid.

De armoedebarometer 2017 leest als een noodkreet. Zes duidelijke en haalbare doelstellingen – op vlak van wonen, gezondheid, onderwijs, inkomen, werk en samenleven – worden systematisch niet gehaald. Hoe komt het dat we armoede niet weg krijgen?

Armoedebarometer2

Wat de armoedebarometer zegt

“Er is zelfs nog geen begin van een vermindering van de armoede”, zo stelt de organisatie. “Op tien jaar tijd zijn er amper 30.000 ‘armen’ minder. Een halvering had 346.500 minder armen moeten betekenen.”

Bij ouderen neemt het armoederisico de laatste jaren af. Dat heeft onder andere te maken met demografische evoluties en de hogere participatie van vrouwen aan de arbeidsmarkt. Vooral eenoudergezinnen zien een omgekeerde evolutie. Zij krijgen het steeds moeilijker. Kinderarmoede is sinds 2008 aan een sterke opmars bezig. Toen had nog zeven procent van de kinderen te kampen met een armoederisico. Vandaag is dat, ondanks de mooie beloftes, een stuitende 12 procent.

In plaats van een halvering, zien we op vlak van kinderarmoede bijna een verdubbeling.

De doelstelling om elk gezin een inkomen minstens gelijk aan de armoedegrens te garanderen is niet gehaald. Zowel werklozen, mensen met een leefloon als ouderen zitten nog een eind onder deze drempel.

Het aantal gezinnen waar niemand werkt, blijft stabiel rond de acht procent sinds 2006. Nochtans was één van de doelstellingen een halvering van dat cijfer.

Decenniumdoelen wijst onderwijs aan als een krachtige gelijkmaker op lange termijn en formuleerde de doelstelling om laaggeletterdheid bij alle jongerengroepen te beperken tot drie procent. De laaggeletterdheid (moeilijkheden met lezen en schrijven) en laaggecijferdheid (moeilijkheden met rekenen) stegen echter tot 17 procent. Een groeiende kloof tussen kort- en hooggeschoolden leidt tot een grotere kloof tussen arm en rijk.

De barometer toont verder ook dat de aangroei van sociale woningen een druppel op een hete plaat is. Sinds 2008 is het aantal sociale woningen per 100 huishoudens amper gestegen, met 0,08 woningen.

De wachtlijst voor een sociale woning is met de helft gestegen, huurprijzen in de laagste segmenten van de private huurmarkt worden onbetaalbaar voor lage inkomens, de woonlasten zijn voor minstens een kwart van de huurders te hoog.

Armoede heeft ook een impact op de gezondheid. Het aantal mensen in armoede of rond de armoedegrens dat zich ongezond voelt steeg van 13 procent in 2006 tot 17 procent in 2015, ondanks het Decenniumdoel om de gezondheidsongelijkheid te halveren.

Steeds meer mensen stellen medische zorg uit om financiële redenen.

Bijkomende besparingen en hogere facturen dreigen de gezondheidskloof enkel te vergroten. Meer daarover kon je ook reeds lezen in onze blog ‘Wanneer de dokter te duur is’.

Kortom: een blik op 10 jaar armoedebarometer toont een weinig fraai beeld. Er is bitter weinig verbetering merkbaar op het vlak van armoedebestrijding. Zo goed als alle indicatoren gaan de verkeerde richting uit, ondanks tien jaar armoedebestrijdingsbeleid.

Dat we het in vergelijking met andere landen nog relatief goed doen, iets wat wel eens aangehaald wordt, verdwijnt in het niets naast de realiteit achter deze cijfers. Het in vergelijk met andere niet zo slecht doen, dat is iets voor concurentieposities en kostencalculaties. Een cijfer van 12 procent kinderarmoede is voor een land als het onze veel te hoog, hoe je het ook draait of keert.

De tien armoedebarometers van Decenniumdoelen geven de cijfers achter de stuk voor stuk schrijnende verhalen van de 600.000 mensen die in armoede leven.

Deze resultaten zijn absoluut onaanvaardbaar in een rijk land als België, waar de tien procent rijksten de helft van al het vermogen bezitten en de één procent rijksten meer dan twee miljoen euro op hun rekening hebben staan.

Waarom werk niet zaligmakend is

De beste weg uit de armoede is een job, toch? Wel, voor een groot stuk is dat inderdaad een antwoord. Maar toch moeten we voorzichtig zijn met die stelling. In een recent rapport analyseert Eurofound de situatie van de ‘working poor’: werknemers die ondanks tewerkstelling toch een ernstig armoederisico lopen.

Het percentage Europeanen dat aan het werk en toch arm is, is volgens de nieuwste studie van Eurofound gestegen van 8% in 2007 naar 10% in 2017.

Er zijn dus steeds meer “working poor” in Europa. Een van de belangrijke oorzaken hiervoor is net de doorgedreven focus op werk als manier om uit de armoede te geraken, zo zegt het rapport. In heel veel landen worden er daarom immers allerlei precaire arbeidsstatuten ontwikkeld (oftewel mini-jobs). Jobs met zeer hoge flexibiliteit, weinig uren, geen sociale bijdragen of sociale zekerheidsrechten,…

Beter slecht werk dan geen werk, is dan immers de redenering. Als het om armoedebestrijding gaat, blijkt die stelling echter gewoon niet juist. De focus op mini-jobs zorgt er in vele EU-landen voor dat er meer werkende armen komen in plaats van minder armen.

It’s the economy, stupid

In alle welvaartstaten, en ook voor ons land dus, is er over de laatste decennia een globale stijging van de ongelijkheid, zo ongeveer vanaf eind de jaren tachtig. Terwijl de welvaartstaat goed werkt voor de middenklasse, slaagt ze er niet in om armoede terug te dringen.

Waarom daalt armoede niet? Dat is een van de vragen die Bea Cantillon en Linde Buysse zich stellen, in het boek ‘De Staat van de Welvaartstaat’. Zij komen o.a. tot de conclusie dat globalisering en technologische evoluties een grotere druk zetten op de onderkant van de samenleving. Het zijn de laaggeschoolde banen die ofwel verdwijnen ofwel slechter worden. Het blijkt stilaan onmogelijk om laagproductieve banen lonend te houden.

Met andere woorden: de polarisatie tussen een onderkant en een bovenkant van de samenleving neemt toe. En de onderkant krijgt het steeds moeilijker om uit de armoede te geraken.

Hoe onze economie werkt maakt het aan de onderkant van de samenleving heel moeilijk om uit de armoede te geraken. Daar zijn de effecten van financiële crisissen of grote veranderingen zoals digitalisering immers veel sterker te voelen. Men wordt als het ware naar beneden geduwd.

Dus ja, hoe we de dingen doen maakt het heel moeilijk om armoede uit te bannen. Dat hoeft echter nog niet te betekenen dat we niets kunnen ondernemen.

Hoe de klimaatverandering kan helpen

Ons economisch systeem botst op sociale en ecologische grenzen. We zullen als samenleving de klimaatverandering moeten aanpakken als we willen overleven. Maar tegelijk biedt dat ook kansen om een aantal zaken grondig te veranderen aan hoe we de dingen doen.

Als we nu de juiste keuzes maken, kan het huidige economische systeem omgebogen worden naar een meer duurzame, rechtvaardiger en meer gelijke toekomst, met meer welzijn en welvaart voor iedereen.

Een klimaatneutrale economie vervangt de invoer van olie en gas door lokale investeringen in energiebesparing en installaties voor hernieuwbare energie die hier extra jobs kunnen opleveren. Ook, als we dat willen, jobs voor laaggeschoolden.

Een circulaire economie gaat veel efficiënter om met grondstoffen en behoudt natuurlijke rijkdommen. Dat geeft ons veel meer mogelijkheden om te blijven voorzien in onze behoeftes op het vlak van wonen, mobiliteit, voeding, enz.

Om daar te geraken zal iedereen inspanningen moeten leveren. Maar er liggen in het vergroeningsverhaal wel degelijk een aantal mogelijkheden om iets aan armoede te doen.

Hoe Vlaanderen kan helpen

Heel wat hefbomen om rond het inkomen van mensen iets te doen zitten op federaal niveau. Men zou daar bijvoorbeeld al kunnen beginnen met alle uitkeringen boven de armoedegrens te tillen. Maar ook op Vlaams niveau liggen er cruciale hefbomen om iets te doen aan armoede.

Vlaanderen kan bijvoorbeeld:

  • de wooncrisis aanpakken. Dit kan door investeringen in sociale huisvesting en een doordacht beleid gericht op huurders. Te veel mensen huren zich vandaag arm.
  • de ongelijkheid tussen hoog- en kortgeschoolden aanpakken, onder andere door begeleiding en opleiding.
  • de mislukte onderwijshervorming herbekijken, zodat alle leerlingen, ongeacht hun thuissituatie, sterker van de schoolbanken komen.
  • inzetten op zorgtoegang dichtbij de mensen (eerstelijnszorg, wijkgezondheidscentra), waardoor niemand om financiële redenen een doktersbezoek moet uitstellen.
  • afdoende sociale toeslagen inbouwen in de kinderbijslag.
  • armoedebestrijding en de strijd tegen ongelijkheid als politieke prioriteiten gaan beschouwen. Enkel sociale correcties zullen niet volstaan.
  • alle beleidsmaatregelen onderwerpen aan een armoedetoets om de gevolgen op vlak van armoede vooraf in te schatten.

Hoe jij kan helpen

In tijden van Theodore Dalrymple wordt er al eens vaker naar de verantwoordelijkheid van het individu gekeken. Uit wat al vooraf ging in deze blog hoop ik dat het antwoord daarop al duidelijk is. Als de redenering ‘beter slecht werk dan geen werk’ niet klopt, als hoe onze economie werkt het almaar moeilijker maakt om uit armoede te geraken, als we het lijstje zien van wat er allemaal nog extra kan gebeuren, alleen al in Vlaanderen, dan heeft dat allemaal weinig te maken met het individu.

De schuld voor armoede bij de armen leggen lost overigens ook niets op. Integendeel, zo waarschuwde de Kinderrechtencommisaris er al voor om ouders niet de schuld te geven van kinderamoede.

Toch is er een element van individuele verantwoordelijkheid dat ik wil aansnijden. Ik moest eraan denken toen ik onlangs de column van Ignaas Devisch las. Hij zei daarin: “Veel maatschappelijke debatten ontstaan doordat geletterden zich verontwaardigen over het gedrag van minder geletterden. Verontwaardiging is natuurlijk bevrijdend, omdat je daarmee het probleem bij de ander legt en ondertussen zelf buiten beeld blijft.”

Ieder van ons heeft de individuele verantwoordelijkheid om zij die geen stem krijgen in het publieke debat een stem te geven.

Telkens wanneer het individu gestigmatiseerd wordt, moeten we de boodschap geven dat armoede vooral en in de eerste plaats een onrecht is. Zoals ook Decenniumdoelen stelt: “Armoede is een onrecht, een fundamenteel probleem van de samenleving, van een samenleving die ongelijkheid produceert, waardoor vertrouwen tussen mensen en de sociale samenhang afneemt.” Het is dus een zaak van ons allemaal.

 

Share on FacebookTweet about this on TwitterShare on LinkedInEmail this to someone