Uit De Stemming, een onderzoek dat de universiteit van Antwerpen voor de VRT en De Standaard uitvoerde, bleek onlangs dat het niet zo best gesteld is met ons geloof in de democratie. Hoewel 81% van de Vlamingen nog steeds gelooft in democratie als veruit de best mogelijke manier van samenleven, is slechts 61% ervan overtuigd dat onze democratie vandaag goed werkt. Gevraagd naar alternatieven zegt zo’n 60% te geloven in een regering van niet verkozen ‘onafhankelijke’ experts. Dat het idee van een technocratie aan populariteit wint is geen Belgisch gegeven en we zien dat het bijvoorbeeld in Nederland reeds vertaling vindt in concrete voorstellen, o.a. in het programma van de partij Nieuw Sociaal Contract van Pieter Omtzigt. Het aantrekken van ‘neutrale’ ministers maakt ook deel uit van het nieuwe regeerakkoord aldaar.
Maar liefst 35% ziet bovendien geen graten in een sterke leider die het niet zo nauw moet nemen met parlement of rechtstaat en een ontluisterende 16% ziet het wel zitten als het leger de macht zou grijpen. Er zijn vele andere cijfers en onderzoeken te noemen die in dezelfde richting wijzen: het geloof in politici is tanende en alternatieve pistes winnen terrein. De hoge score van het Vlaams Belang in de peilingen trekt de meeste aandacht als we het hebben over de democratie. Maar het gaat over veel meer dan dat.
Ook het omgekeerde lijkt zich meer en meer voor te doen: geloven politici nog wel in de democratie? De afgelopen decennia is de houding van een deel van de politiek ten aanzien van onze brede democratie opgeschoven. Denk maar aan de uitspraken over activistische rechters, over middenveldorganisaties die ‘niet aan politiek moeten doen’ en aan het vooruitschuiven van het primaat van de politiek. Dat gaat over meer dan sterk woordgebruik. Bij het vorige Vlaamse regeerakkoord maakten we reeds de analyse dat er in toenemende mate beleidsvoorstellen worden gedaan die een aantal fundamentele principes en rechten in vraag stellen. Afgelopen legislatuur heeft het middenveld hier actief verzet tegen aangetekend, denk maar aan de klacht bij het Grondwettelijk Hof inzake de hervorming van de Vlaamse Sociale bescherming.
De bezorgdheid over onze democratie speelt zich niet enkel af op het terrein van de grote principes en de politieke zeden. Heel concrete beleidsvoorstellen leggen het vuur aan de schenen van onze rechtstaat.
De bezorgdheid over onze democratie speelt zich dus niet enkel af op het terrein van de grote principes en de politieke zeden. Heel concrete beleidsvoorstellen leggen het vuur aan de schenen van onze rechtstaat. Dat het hierbij niet gaat om hysterie van linkiewinkies werd nog vorige week duidelijk toen de Orde van Vlaamse Balies met een rapport naar buiten kwam dat een analyse maakt van 677 programmapunten van de verschillende Vlaamse partijen om deze te screenen op de mate waarin de voorstellen potentieel de rechtstaat ondermijnen. De betrokken experts beoordeelden de voorstellen zonder vooraf te weten welke partij het voorstel doet. Het rapport biedt een mooi overzicht waaruit blijkt dat de meerderheid van de politieke partijen in hun programma voorstellen opneemt die mogelijks een gevaar vormen.
Daarom bekijken we in deze extra verkiezingsblog de partijprogramma’s met de blik op de thema’s die mee de kracht uitmaken van ons democratisch systeem. Maken de partijvoorstellen onze samenleving gelijker of ongelijker? En bevorderen de partijstandpunten de inspraak van burgers of zorgen ze daarentegen voor zwijgplicht?
Gelijkheid als basis
Hoe meer een samenleving garanties tegen een buitensporige ongelijkheid inbouwt, hoe beter voor de democratie. Want als je het gevoel hebt dat jij overal uit de boot valt en toch geen kansen krijgt, als macht en vermogen bepalen of je de regels moet volgen of niet, dan verdwijnt het draagvlak voor die regels en voor de democratie. Gelijkheid gaat over een breed gamma aan beleidsdomeinen. Zorgt ons onderwijs ervoor dat iedereen talenten kan ontwikkelen? Kunnen we mensen beschermen tegen discriminatie of ongelijk verdeelde gezondheidsrisico’s? Kan iedereen nog mee met de evolutie van de moderne samenleving (qua toegang tot informatie, tot mobiliteit, tot dienstverlening van de overheid?)? Zijn de lusten en lasten eerlijk verdeeld? In al die domeinen zien we breuklijnen terugkeren in hoe partijen kijken naar gelijkheid en hoe die kan en moet bevorderd worden.
Voor Groen en Vooruit is het bijvoorbeeld de taak van het onderwijs om jongeren te leren wat ze moeten kunnen en weten om als volwaardige, kritische burger deel te nemen aan de samenleving. Beide partijen vermelden een vak burgerschap in hun programma met de nadruk op maatschappelijke thema’s, democratie en goed samenleven. De PVDA wil inzetten op burgerschapseducatie door jongeren al in het onderwijs te betrekken bij beslissingen en hen de vaardigheden aan te leren die nodig zijn om verantwoordelijk deel te nemen aan de samenleving.
N-VA, Open VLD en CD&V hebben geen echt standpunt over burgerschap op school. Het Vlaams Belang schiet op dat punt door naar de extreem rechtse kant: de school moet de “Europese waarden” inlepelen en de partij wil die bovendien graag zelf inlepelen. Ze voorzien hiervoor een periodieke controle op scholen om zaken die volgens hen verkeerd gedachtengoed is, op te sporen en te sanctioneren. ‘De wraak op de leerkrachten’ die Van Grieken ooit aankondigde is dus heel concreet opgenomen in het programma van die partij.
De wraak op de leerkrachten’ die Van Grieken ooit aankondigde is heel concreet opgenomen in het programma van die partij.
Wat betreft anti-discriminatie zijn behalve N-VA en Vlaams Belang alle partijen voor het gebruik van praktijktesten. Vlaams belang is expliciet tegen praktijktesten en positieve discriminatie. N-VA spreekt dan weer over het “afschaffen van de integratie-industrie” en schrapt naar eigen zeggen alle financiering aan vzw’s en belangenorganisaties die hierrond werken. De andere partijen verschillen enkel in de domeinen waar de praktijktesten kunnen gebeuren, en de gevolgen die er aan gekoppeld worden, gaande van sensibilisering tot sanctionering.
Op vlak van een toegankelijke (en dus gelijke) mobiliteit en een sterk openbaar vervoer zien we de klassieke breuklijnen: Open VLD, N-VA en VB pleiten voor privatisering. De linkse partijen willen investeren in een sterk openbaar vervoer. CD&V pleit voor eerder kleinere aanpassingen.
Gezondheidsongelijkheid staat bij meerdere partijen op de agenda. Enkel VB heeft er helemaal geen oog voor. Bij N-VA is dat zeer beperkt, zij zien alle heil in verder gesplitste bevoegdheden. De linkse partijen geven er elk wel veel aandacht aan, alsook CD&V en in beperktere mate Open VLD (zij het dan met technologie als wondermiddel).
De digitale kloof komt bij de meeste partijen terug als een belangrijk aandachtspunt, behalve bij Vlaams Belang. Hoe ermee wordt omgegaan verschilt. Maar we zien ook bij bijna alle partijen terugkomen dat er voldoende moet ingezet worden op het aanhouden van fysieke alternatieven voor wie niet mee is. Dit komt terug bij Groen, PVDA, Vooruit, N-VA en CD&V. Open VLD heeft aandacht voor digitale inclusie, maar vult niet in wat dat dan moet zijn.
Op het vlak van rechtvaardige fiscaliteit zijn er geen verrassingen. Bij de linkse partijen en ook wel CD&V is er veel aandacht voor vermogensbelasting. N-VA, Open VLD en VB gaan vooral voor lagere belastingen.
Inspraak of zwijgen?
In een democratie heb je het recht om je te verenigen, om kritiek te geven op beleid en maatschappij, om dingen in beweging te proberen krijgen. Maar het gaat verder dan dat: er is ook de mogelijkheid van inspraak in het beleid. En dat niet alleen door om de vijf jaar te gaan stemmen of af en toe te mogen antwoorden op een referendum. Via middenveldorganisaties organiseren burgers zich om bepaalde maatschappelijke belangen te verdedigen of ideeën te bevorderen. Als het over onze economie en arbeidsmarkt gaat, dan hebben werkgeversorganisaties en vakbonden bv. recht van spreken als representatieve vertegenwoordigers van de bedrijven en werknemers. De milieubeweging mag inspraak hebben in het natuur- en klimaatbeleid. Minderheden worden in een democratie betrokken bij het beleid dat over hen gaat en beschermd tegen verdrukking door de meerderheid. Inspraak gaat dus veel verder dan ‘je mening mogen zeggen’.
Op het vlak van in welke mate de politiek inspraak moet geven aan burgers en middenveld, zien we in de partijprogramma’s vandaag twee heel duidelijke kampen. Aan de ene kant hebben we CD&V, PVDA, Vooruit, Groen en Open VLD die allemaal belang hechten aan inspraak en zelfs actief verzet aantekenen tegen politieke inmenging in het middenveld. Open VLD zet wel bijna uitsluitend in op inspraak van de individuele burger en wil de mogelijkheden tot inspraak van vakbonden inperken. De andere vier partijen pleiten vrij ondubbelzinnig voor een sterk middenveld, zij het met een aantal nuances.
Zij zullen hun werk hebben, want aan de andere kant staan Vlaams Belang en N-VA met een zeer duidelijke visie: het primaat van de politiek is bijna allesbepalend. Kritische stemmen worden niet alleen niet gehoord, ze worden actief tegengewerkt en ontmoedigd. Aan cultuur worden inhoudelijke voorwaarden opgelegd en breder dan dat wordt de hele subsidieverstrekking van de Vlaamse overheid als wapen ingezet om kritische stemmen de mond te snoeren.
Op het vlak van politieke inspraak zien we in de partijprogramma’s vandaag twee heel duidelijke kampen.
Vlaams Belang zegt voor vrije meningsuiting te zijn maar beperkt die voor een groot aantal groepen drastisch. Het middenveld wordt gekortwiekt en gemuilkorfd, en heel specifiek vakbonden en mutualiteiten worden kapot gemaakt. Concreet betekent dat: rechtspersoonlijkheid invoeren, afnemen rol en mandaten van mutualiteiten en vakbonden, het invoeren van ‘neutrale’ alternatieven en ga zo maar door. De overheid controleert wat er in het onderwijs en aan universiteiten wordt gezegd. Migranten zijn b-burgers met pas na 8 jaar verblijf en mits 3 jaar aan het werk én een taalexamen toegang tot de sociale zekerheid. Media wordt aan banden gelegd (deels privatiseren VRT bv, opleggen wat er nog mag worden uitgezonden) en de burger moet veel strenger en harder gestraft kunnen worden bij een misstap of misdrijf. Bovendien voeren ze daarbij allerhande vage begrippen in (woke, genderideologie enz…) die aanleiding kunnen geven tot een straf of sanctie, maar waar van alles en nog wat onder verstaan kan worden. Van meer inspraak is geen enkele sprake. De politiek bepaalt alles.
De N-VA volgt Vlaams Belang op het pad van de radicalisering omtrent het primaat van de politiek en een zeer enge kijk op democratie. Ze gaan lang niet zo ver als Vlaams Belang, maar overschrijden duidelijk een aantal grenzen: 1) Vakbonden en mutualiteiten worden hard aangevallen en worden op meerdere manieren recht van spreken ontnomen (uitbetalingsrol van beiden moet weg, rechtspersoonlijkheid invoeren zodat ze juridisch vervolgd kunnen worden, vakbonden en mutualiteiten verliezen hun mandaten in VDAB, RIZIV, VSB…). 2) Aangaande het bredere middenveld wordt met subsidiebeleid gedreigd om vooral geen ‘politieke meningen’ meer te uiten. De boodschap is: Je mag alles zeggen, maar afwijkende meningen gaan we niet meer subsidiëren. 3) Hoger onderwijs wordt expliciet geviseerd en verdacht gemaakt (bv. een verplichte ‘vrijheidsverklaring’ ondertekenen waarin staat dat ze niemand gaan “censureren”). 4) Op vlak van Justitie: Het aanzetten tot haat wordt uit de strafwet gehaald, hervorming Grondwettelijk hof met o.a. geen rechters meer met dubbele nationaliteit.
De belangrijke uitdagingen waarvoor we staan worden nu dus heel concreet. Er zijn nog veel politieke partijen die zich alvast in woord verzetten tegen inmenging van de politiek in het middenveld en we zullen hun steun nodig hebben om de aanval van Vlaams Belang en N-VA af te weren. Tegelijk is duidelijk dat de positie van middenveldorganisaties en van vakbonden en mutualiteiten in het bijzonder in het vizier staan van rechts en dat op alle fronten tegelijk: zowel qua inspraak, financiering als qua mogelijkheden om hun mening naar buiten te brengen.
Klimaatbeleid als democratische factor?
Het klimaatbeleid zou wel eens het kind van de rekening kunnen worden tijdens de volgende legislatuur. En dat heeft potentieel grote gevolgen. De klimaatcrisis en de uitdagingen waarvoor we staan hebben immers zo’n grote impact op onze samenleving, dat hoe we ermee omgaan wel eens zou kunnen bepalen hoe de onderlinge verhoudingen er in de toekomst uit zullen zien. Zal je enkel als je geld hebt jezelf nog kunnen beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering? In wiens handen zal onze energiebevoorrading zitten? Zal iedereen nog de mogelijkheid hebben om in een gezonde en veilige omgeving op te groeien? Wie zal er zijn werk verliezen en wat doen we daaraan?
De klimaatuitdagingen zijn dus in sterke mate verweven met sociale gelijkheid: wie zal de prijs betalen van de noodzakelijke ingrepen, wie zal het zwaarst de gevolgen voelen van niet of te laat ingrijpen en wie plukt de vruchten van de vergroening? Het lijkt er op dat maar weinig partijen echt bezig zijn met die vragen. En wanneer het toch aan bod komt beperkt de discussie zich vaak tot de vraag of deze of gene concrete maatregel wel een goed idee is.
Zowat alle partijen behalve Groen en Vooruit staan op de rem als het gaat over ambitieuze klimaatdoelstellingen. Het zijn dan ook die twee partijen die hun plan voor de transitie het sterkst en het meest breed hebben uitgewerkt. Beiden hebben veel oog voor verantwoordelijkheid van bedrijven en voor de sociale component als het over burgers gaat. Ze doen concrete voorstellen om de klimaattransitie op een sociale manier gefinancierd en uitgevoerd te krijgen. Vooruit zet hierbij wel nog veel sterker in op de collectieve aanpak om zeker te zijn dat iedereen mee kan.
De klimaatcrisis en de uitdagingen waarvoor we staan hebben zo’n grote impact op onze samenleving, dat hoe we ermee omgaan wel eens zou kunnen bepalen hoe de onderlinge verhoudingen er in de toekomst uit zullen zien.
Aan de andere kant is er een spectrum aan partijen die op de rem staan om verschillende redenen en met verschillende alternatieven, dewelke meestal eerder als een “wonderoplossing” overkomen. Voor Vlaams Belang mag elk klimaatbeleid worden afgeschaft. Hoezo klimaatprobleem? N-VA gaat daar flink wat minder ver in maar stelt wel heel sterk maatregelen en doelstellingen in vraag. Beiden kijken naar regionalisering van klimaatbevoegdheden als magische oplossing. Terwijl Groen, Vooruit en PVDA eerder naar herfederalisering kijken.
Een groot geloof in technologie als wondermiddel vinden we dan weer terug bij CD&V, Open VLD en ook N-VA. Steun aan bedrijven en een voorbeeldrol voor de overheid vormen daar eveneens een onderdeel van. Kernenergie is trouwens helemaal terug. Geen enkele partij sluit kernenergie uit en velen zijn expliciet voorstander.
De PVDA staat dan weer om andere redenen op de rem. Voor die partij is alles opgelost met sterk gecentraliseerde, sturende nationale overheid die via een Belgische Klimaatwet alles oplegt. Van de individuele burger verwacht de PVDA echter geen inspanningen.
We kunnen dus concluderen dat een rechtvaardig klimaatbeleid nog veraf is en dit zowel op het vlak van het halen van de nodige doelstellingen als op het vlak van de sociale rechtvaardigheid van de weg daarnaartoe. Dat zou wel eens de grootste gemiste kans kunnen zijn bij deze verkiezingen.
Wat te doen vanaf 10 juni
Het democratisch proces stopt niet bij periodieke verkiezingen. Uit de analyse van de partijprogramma’s blijkt duidelijk dat we vanaf 10 juni de strijd om onze democratie te beschermen zullen moeten opvoeren. En dat op tal van domeinen. In de eerste plaats door waakzaam te blijven voor de rechtstreekse bedreigingen ten aanzien van de rechtstaat. Een zaak voor zowel de rechterlijke macht als voor het brede middenveld. Ten tweede zullen veel van de democratische krachten in onze samenleving zelf onder druk komen te staan en zullen ze hun eigen positie en legitimiteit moeten afdwingen. Het gaat dan over vakbonden en mutualiteiten, maar net zo goed over rechters, journalisten, de cultuursector en het brede verenigingsleven. Ten derde zal het zaak zijn om de grote thema’s die onze samenleving in de toekomst vorm zullen geven niet van de politieke onderhandelingstafel te laten vallen en om partijen te pushen om met die zaken bezig te zijn.
Alvast op papier pleiten heel wat politieke partijen tegen buitensporige inmenging van de politiek in de rol van de andere democratische machten en instellingen. Maar dat we bij de meerderheid van de partijen ook voorstellen terugvinden die flirten met de grenzen van de rechtstaat en deze zelfs overschrijden, moet ons ertoe aanzetten om niet enkel op politici te vertrouwen om onze democratie te beschermen.
Uit de partijprogramma’s (hier en elders in de wereld) blijkt duidelijk dat we leven in een tijdperk waarin er om het overheersende wereldbeeld gevochten wordt.
Uit de partijprogramma’s (hier en elders in de wereld) blijkt duidelijk dat we leven in een tijdperk waarin er om het overheersende wereldbeeld gevochten wordt. Dat is geen uitzondering in de geschiedenis, maar misschien is het wel even geleden dat we die strijd nog zo acuut hebben meegemaakt. De checks & balances van onze democratie worden vandaag uitgedaagd in hun rol én in hun bestaansrecht. Om aan die uitdagingen het hoofd te bieden, zullen we elk op ons terrein hard moeten werken en de rode lijnen van de rechtstaat en de democratie goed moeten bewaken. Daarnaast lijkt het aangewezen om uit onze hokjes te treden en meer te gaan samenwerken. De rechter, de journalist en de leraar die als onpartijdig worden weggezet kampen met hetzelfde probleem. De cultuur vzw en de buurtwerkers die enkel nog subsidie krijgen als ze niet te kritisch zijn ook. De milieubeweging, armoedeorganisatie of vakbond die uit een bestuursorgaan worden gekegeld, worden op dezelfde manier aangevallen omdat ze ‘aan politiek doen’.
Dat er vanuit vele hoeken met argusogen naar deze verkiezingen gekeken wordt, is een goede zaak en een eerste stap om een dam op te werpen tegen ondemocratisch krachten, in welke grote of kleinere vorm ze zich ook zullen manifesteren.