Print Friendly, PDF & Email

Het Vlaamse regeerakkoord stelt dat werkbaar werk weer een van dé prioriteiten van de komende legislatuur wordt. “Om meer mensen aan het werk te helpen en te houden, is het van cruciaal belang om extra te investeren in werkbaar werk en inclusieve werkvloeren. We maken van werkbaar werk dan ook een structurele prioriteit in het werkgelegenheidsbeleid.” Ook de verantwoordelijkheid van de werkgever wordt daarbij benoemd.

Goed, want nog steeds vallen erg veel mensen uit door ziekte en burn-out. Tussen 2017 en 2022 kende ons land een stijging van meer dan 43% van het aantal mensen in invaliditeit (oftewel arbeidsongeschiktheid die langer dan één jaar duurt) als gevolg van burn-out of depressie. En ook bij jongeren zien we de laatste jaren een opvallende stijging inzake langdurige ziekte.

Zes op de tien ondernemingen krijgt het werk moeilijk gedaan en dat verhoogt de werkdruk.

Omdat vervanging in een krappe arbeidsmarkt steeds moeilijker wordt, neemt bovendien ook de druk op collega’s toe. Zes op de tien ondernemingen krijgt het werk moeilijk gedaan en dat verhoogt de werkdruk, zo bleek onlangs nog uit een studie van de Stichting Innovatie en arbeid.  Er is daarbij geen verschil tussen kleine of grotere ondernemingen, maar er zijn wel verschillen naargelang de sector.

Een stijgende werkdruk als antwoord op het probleem dat meer mensen uitvallen door… de werkdruk. Het zal duidelijk zijn dat dit geen duurzame oplossing is.

In de strategieën die bedrijven ontwikkelen om daaraan een antwoord te bieden, zien we dat weliswaar 70% zoekt naar meer efficiëntie in de werkprocessen, maar dat desondanks de last toch vooral op de schouders van het personeel terechtkomt. Zes op de tien werkgevers verdeelt het werk over de bestaande medewerkers en iets meer dan de helft (52%) maakt gebruik van overuren. Tegelijk zijn ondernemingen veel minder geneigd om de werkhoeveelheid en het werktempo te verlagen of om minder werk aan te nemen, slechts 30% zet dat als oplossing in.

Een stijgende werkdruk als antwoord op het probleem dat meer mensen uitvallen door… de werkdruk. Het zal duidelijk zijn dat dit geen duurzame oplossing is. Het zorgt ervoor dat het werk gedaan zal zijn, maar ten koste van een nog meer inhakken op de draagkracht van werknemers en dus met op termijn nog meer uitval tot gevolg. Als er niet gewerkt wordt aan de werkdruk en aan hoe we het werk organiseren, is er geen duurzame oplossing mogelijk.

Wat te doen?

Er worden in het regeerakkoord wel wat acties in het vooruitzicht gesteld, met een expliciete nadruk op een sectorale aanpak en met vermelding van te voorziene middelen. Heel concreet wordt het echter nog niet, maar omdat er een gezamenlijke strategie met de sociale partners wordt aangekondigd is dat misschien ook wel logisch.

Het goede nieuws is: we zullen dus weer kunnen onderhandelen over werkbaar werk en inclusieve werkvloeren.

Het goede nieuws is: we zullen dus weer kunnen onderhandelen over werkbaar werk en inclusieve werkvloeren. Tijdens de afgelopen twee legislaturen werd er op dat vlak in de feiten vooral bespaard. Toch blijven we sceptisch, want de hamvraag zal ook nu zitten in de houding van de minister (gaan we voor echte oplossingen of gewoon nog meer vragen van wie nog niet ziek is?) en in de voorziene budgetten vanuit zowel de overheid als vanuit werkgevers. Tegen die boter bij de vis zal er ongetwijfeld weerstand bestaan. Nochtans zou de rekening snel gemaakt moeten zijn, want je kan misschien eventjes de werknemers de prijs laten betalen, op langere termijn komt de factuur onvermijdelijk ook bij de bedrijven en de economie terecht. De spiraal werkdruk – uitval – werkdruk – uitval… is immers een uitzichtloos verhaal.

Maar wat is dat dan concreet, jobs werkbaarder maken? Daar bestaan veel mythes over. En we gaan in één blog ook niet alle oplossingen en thema’s kunnen overlopen. Om een eerste richting aan te geven, staan we deze keer al even stil bij twee hardnekkige mythes.

Is thuiswerken de oplossing?

De eerste mythe ligt gevoelig: van meer thuiswerk word je gelukkiger. Sinds corona is telewerk meer mainstream geworden. Steeds meer mensen zien het als een onderdeel van hun werkweek en als een aangename afwisseling. Het brengt voordelen mee op vlak van de combinatie werk privé en soms is het zelfs een vacaturetroef in de jacht op talent, in het bijzonder voor wie vist in de vijver van generatie Z. Bovendien helpt het ook om de dagelijkse pendelsleur te verzachten, want die weegt in ons land ook door, zoals we enkele weken geleden nog schreven.

Tegelijk zien we sommige bedrijven terugkomen op hun thuiswerkpolicy en weer meer aanwezigheid op de werkvloer eisen. Dat kan tot flinke discussies leiden tussen de verwachtingen van werknemers en werkgevers, waarbij langs beide kanten wel eens uit de bocht wordt gegaan in het ophemelen dan wel verguizen van de waarde van telewerk.

Gelukkig bestaat er ook zoiets als wetenschappelijk onderzoek. Een studie van de Stichting Innovatie en Arbeid uit juli gaat in op de vraag in welke mate telewerk effectief bijdraagt tot meer werkbare jobs. De conclusie is verrassend. Telewerk heeft weliswaar een beperkte positieve impact op de combinatie werk privé, maar leidt op zich niet tot werkbaarder werk. Er is geen significante positieve correlatie terug te vinden.

Een leuke vraag om eens te stellen onder vrienden of collega’s: hoeveel % van de mensen werkt er thuis? De waarheid is dat zo’n 60% van de werknemers in Vlaanderen nooit thuiswerkt. Geen enkele dag.

Wel blijkt er een slinkende maar nog steeds erg grote kloof tussen de haves en have nots op vlak van telewerk. Een leuke vraag om eens te stellen onder vrienden of collega’s: hoeveel % van de mensen werkt er thuis? De waarheid is dat zo’n 60% van de werknemers in Vlaanderen nooit thuiswerkt. Geen enkele dag. Die ongelijkheid moet tot nadenken stemmen. Als thuiswerk niet de wonderoplossing is voor werkbaar werk en als de meerderheid van de mensen er nooit beroep op kan doen, waarom wordt er dan zoveel aandacht aan besteed? Het kan zeker een element zijn in een mix aan maatregelen die een bedrijf kan nemen om het werk werkbaarder te maken, maar ook hier geldt, net als bij overuren of werk herverdelen: het is op zichzelf geen duurzame oplossing.

Het is bovendien niet slecht dat ook werknemers zich hiervan bewust zijn. Want een te grote focus op thuiswerk als dé oplossing voor werkbaar werk zorgt voor een zeer individualistische kijk op het probleem – “ik heb het druk maar ter compensatie moet ik soms niet pendelen” – en doet weinig aan collectieve oorzaken, zoals hoe het werk in de onderneming verdeeld wordt, of kan deze zelfs juist minder zichtbaar maken.

Fysieke belasting, het vergeten zorgenkind.

Dat brengt me bij de tweede mythe: Fysiek zwaar werk is iets van het verleden. We denken wel eens dat in een arbeidsmarkt met steeds meer hoger geschoolde werknemers en meer dienstenjobs de problemen met zwaar werk afnemen. Niets blijkt echter minder waar. Daarover bracht dezelfde Stichting vorig jaar cijfers. Conclusie: problemen met belastend werk nemen sinds 2013 significant toe, niet af. Het gaat dan over lawaaihinder, gevaarlijke stoffen, lichamelijk zware taken, ongemakkelijke werkhoudingen en repetitieve bewegingen.

Arbeiders maken 2/3de uit van de langdurig zieken. Ook dat is een vaststelling die wat onderbelicht is. Hoewel de cijfers bij hoger geschoolde functies snel toenemen, gaat het er eerder om dat bedienden de arbeiders aan het bijbenen zijn als het om de ziektecijfers gaat. En daarom krijgt deze groep soms wat meer aandacht.

Problemen met belastend werk nemen sinds 2013 significant toe, niet af.

Opnieuw moeten we vaststellen dat fysieke belasting wat het vergeten zorgenkind lijkt te worden. Burn-outcijfers krijgen vanwege de sterke stijgingen de laatste jaren veel aandacht, maar ook daarbinnen zien we een onderbelichte kloof:  Bijna een op de drie Belgische arbeiders (32,9%) bevindt zich op basis van de Burn-out Assessment Tool van de KUL in de risicozone van een burn-out. Bij de Belgische bedienden is dat een op de vier (25,5%).

Welke lessen voor toekomstig beleid?

Beide mythes die we hebben bekeken zijn gelinkt aan de toenemende polarisatie op onze arbeidsmarkt. Om het even heel simplistisch te stellen: die tussen hoogopgeleide thuiswerkers en laagopgeleide bandwerkers. Gelukkig helpen wetenschappelijke studies zoals die van de Stichting om ons af en toe uit onze bubbel te halen en over het muurtje te doen kijken. Als werkbaar werk echt terug een prioriteit moet worden, dan moeten we rekening houden met die polarisatie. Dan is er meer nodig dan telewerkafspraken en mogen we fysieke belasting zeker niet uit het oog verliezen.

Als werkbaar werk echt terug een prioriteit moet worden, dan moeten we rekening houden met die polarisatie.

Maar er zijn nog ongelijkheden waaraan we aandacht moeten besteden. Zo zijn bijvoorbeeld ook vrouwen oververtegenwoordigd bij de langdurig zieken en van de 131.000 mensen die thuisblijven om voor hun kinderen of familie te zorgen is 96,5% vrouw. De eerste belangrijke les is dus: ongelijke posities op de arbeidsmarkt moeten een fundamenteel vertrekpunt zijn van een beleid rond werkbaar werk.

De inzichten over hoe bedrijven zelf omgaan met het thema werkbaar werk leren ons dat er in ieder geval ook nood zal zijn aan een mind-switch bij werkgevers.

Verder leren de inzichten over hoe bedrijven zelf omgaan met het thema werkbaar werk ons dat er in ieder geval ook nood zal zijn aan een mind-switch bij werkgevers. Overuren en herverdelen van werk over collega’s hebben hun limieten, net zoals thuiswerk voor werknemers geen wondermiddel mag zijn. Werkgevers hebben er op korte en lange termijn baat bij om de werkdruk aan te pakken. Je kan de tube maar zolang uitknijpen tot ze op is. Dat vandaag amper 1 op de 10 bedrijven een actieplan heeft rond langdurig zieken, is onhoudbaar. Preventie moet een grotere rol krijgen en daarvoor zullen bedrijven ook naar zichzelf moeten kijken, naar hoeveel ze willen investeren in hun menselijk kapitaal en naar hoe de werkvloer georganiseerd is.

Politici spreken als het over werk gaat te vaak louter in termen van wat de economische opbrengst ervan is en te weinig over hoe we moeten omgaan met wat wel eens de grootste uitdaging voor onze arbeidsmarkt vandaag zou kunnen zijn: het aanpakken van de werkdruk.

Een derde les gaven we eerder al. Werkbaar werk was tot voor kort een blinde vlek op de radar van de meeste politieke partijen. Politici spreken als het over werk gaat te vaak louter in termen van wat de economische opbrengst ervan is en te weinig over hoe we moeten omgaan met wat wel eens de grootste uitdaging voor onze arbeidsmarkt vandaag zou kunnen zijn: het aanpakken van de werkdruk. Dat het Vlaams regeerakkoord een aanzet geeft om werkbaar werk weer prioriteit te maken is in dat opzicht een goeie zaak. Het zal er nu op aankomen om dat ook in de feiten waar te maken.

Deze blog verscheen eerder in verkorte versie in het tijdschrift HR Square.

Wil je als delegee of militant aan de slag rond diversiteit en werkbaar werk, of is er een concrete vraag of probleem waar je een antwoord wil op bieden?

Al sinds 2003 kunnen ABVV-delegees rekenen op de diversiteitsconsulenten. Onze ABVV-diversiteitswerking biedt jou kwalitatieve ondersteuning aan, in afstemming met je beroepssecretaris. Er is in elk gewest minstens één diversiteitsconsulent, en in sommige twee. Zij ondersteunen je met alles wat over personeelsbeleid, werkbaar werk en diversiteit gaat. Zij doen dit op maat van jouw bedrijf of organisatie.

Samen met jou nemen de diversiteitsconsulenten van het Vlaams ABVV jouw bedrijf of organisatie onder de loep:

  • We lichten het personeelsbeleid door: werving en selectie, onthaal, opleiding, promotie, communicatie en sfeer.
  • We helpen je opkomen voor diversiteit en omgaan met competentiebeleid en innovatieve arbeidsorganisatie

Kortom, we ondersteunen je om te werken aan diversiteit en werkbaar werk!

Meer info vind je hier: Werkbaar werk | scanjewerkvloer.be

Share on FacebookTweet about this on TwitterShare on LinkedInEmail this to someone