Selectieve klaagkoren aangevoerd door bedrijfsleiders projecteerden de afgelopen maanden steeds dezelfde boodschap op eenieders netvlies: werk genoeg en vacatures zat, maar we krijgen ze zo moeilijk ingevuld. De sirenes van het patronaat konden politici de afgelopen maanden verleiden tot een remediërende denkoefening, gevat in een arbeidsdeal net voor het zomerreces. Inhoudelijk gevoed door economen en liberalen die hun vrijheidsidealen indachtig geloven dat disciplineringsstrategieën de brandstof zijn voor een passend zoekgedrag. Eens die hangmatten afgeknipt, zullen – volgens deze besparingsstrategen – de tussenschotten tussen vraag en aanbod weggeruimd zijn. En dan kunnen steden zich opmaken voor de concretisering van de politieke ambities van de ministers van werk in België en Vlaanderen, de heren Peeters en Muyters. Beiden voorzien tegen 2025 een volledige tewerkstelling in Vlaanderen en bij uitbreiding in heel België.
Fact check
Om het fictiegehalte van bovenstaand stukje tekst wat te blussen, trek ik de lezer toch eventjes terug naar enkele cijfermatige vaststellingen die de reële contouren van onze arbeidsmarkt vormen.
Volgens de stadsmonitor zijn de werkzaamheidsgraden in de 13 centrumsteden een kleine 5% lager dan het Vlaamse gemiddelde.
Onze arbeidsmarkt is sterk gepolariseerd. Onze hoogopgeleide werknemers van 25 tot 50 jaar behoren met een werkzaamheidsgraad van 87,2% tot het Europese koppeloton. Daartegenover staat dat slechts 51,5% van de kortgeschoolden aan de slag is. Maar ook voor personen met een arbeidsbeperking, met migratieachtergrond, 55-plussers tellen we waarden fel onder het Europese gemiddelde met werkzaamheidsgraden van nauwelijks of zelfs minder dan 50%.
Volgens de stadsmonitor 2017 zijn de werkzaamheidsgraden in de 13 centrumsteden verhoudingsgewijs zelfs nog een kleine 5% lager dan het Vlaamse gemiddelde, met negatieve uitschieters voor Genk en Antwerpen die met respectievelijk 61,2% en 63,1% ongeveer 10 procespunten verwijderd zijn van dat Vlaamse gemiddelde. Anderzijds is de jobratio, namelijk het aantal jobs per 100 inwoners op beroepsactieve personen voor de centrumsteden zo’n 104%. Wat maar liefst 40% hoger is dan het gemiddelde op het niveau van het Vlaamse gewest.
Twee gezichten
Die markante cijfers illustreren het belang van steden als baken van arbeid, maar maken terzelfdertijd de dualiteit van die steden duidelijk. Er zijn veel jobs, maar er is ook een ondermaatse arbeidsparticipatie van grote groepen inwoners. Conjunctuuropstootjes kunnen de ongelijke deelname zelfs niet gedeeltelijk uitvlakken. Ondanks een algemene daling van de werkloosheid is in Antwerpen, de stad met het hoogst aantal vacatures, het aandeel werkzoekenden met een migratieachtergrond nog verder gestegen.
Er zijn veel jobs, maar er is ook een ondermaatse arbeidsparticipatie van grote groepen inwoners.
De steden zijn de wegbereiders van onze kenniseconomie; ze bieden arbeid en inkomen voor heel wat creatieve kenniswerkers. Aan de onderkant van het inkomensspectrum zien we dat steden ook de labo’s zijn voor nieuwe precaire statuten en jobs, zoals de huidige ontwikkelingen in de platformeconomie.
Steden vertalen hun economische opdracht door zich aantrekkelijk en flexibel op te stellen voor investeerders en bedrijven. Vanaf de jaren 1990 overstijgen de stedelijke groeicijfers de nationale trends. Tegelijk biedt deze tewerkstellingsaanwas geen antwoord op de contrasterende werkloosheidscijfers die voor precaire groepen donkerrood blijven kleuren.
Sociale onzekerheid
Steden krijgen hun sociale targets echter niet op het niveau van hun economische ontwikkeling. Meer nog, met de degressiviteit van de werkloosheidsuitkering, het verscherpen van de wachttijden (BIT) en vervroegd uitsluiten van jongeren worden steden en OCMW’s mederegisseur en actor in de begeleiding en bemiddeling van grote groepen werkzoekenden. Stedelijke middelen moeten worden vrijgemaakt als alternatief voor de afbouw van federale solidariteitsmechanismen. De Europese Commissie maakte in 2015 haar lidstaten reeds kenbaar dat de kans op het vinden van een baan niet negatief correleert met de hoogte van de uitkering en dat ruime financiële bandbreedte als uitkeringsgerechtigde tot hogere uitstroomkansen leidt. Ondanks deze conclusies blijven de huidige regeringen vasthouden aan het donkerblauwe geloof dat de kracht van verarmen en individueel culpabiliseren een stimulans is om de afstand op de arbeidsmarkt te overbruggen.
Steden krijgen hun sociale targets niet op het niveau van hun economische ontwikkeling.
Gevolg, een massale verschuiving van de lasten richting lokale overheden. Anno 2018 zijn er zo’n 70.000 leefloners op beroepsactieve leeftijd, met zo maar eventjes een stijging van 50% in de afgelopen 10 jaar. In een poging de schuldvraag door te schuiven, duiden federale en Vlaamse politici op de toename van het aantal vluchtelingen en voelen zich daarbij niet gehinderd door de vaststelling dat deze groep slechts 10% uitmaakt van het totaal aantal leefloners.
De significante verschuiving van een centraal geregisseerd bemiddelings- en opleidingsbeleid in handen van VDAB naar de 308 gemeenten en OCMW’s vertaalt zich in sprekende cijfers. VDAB heeft in juni 2018 een decretaal bepaalde begeleidingsverantwoordelijkheid op te nemen ten aanzien van 140.000 verplicht ingeschreven werkzoekenden. De 308 OCMW’s die elk autonoom de regie en actorrol invullen, moeten samen 70.000 leefloners activeren. Wil men een activeringsbeleid voeren dat kostenefficiënt is, wil men werkzoekenden niet langer jojoën tussen sociale verzekering en bijstand dan zal men het redelijk besluit moeten nemen en de kortzichtige besparingslogica herzien om de grote groep jongeren sneller richting leefloon te pushen.
Het tegenovergestelde is namelijk noodzakelijk om de harde kern van de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Zorg dat je sneller greep en impact krijgt op jongeren die ongekwalificeerd de schoolbanken verlaat. Geef hen een uitkering als return voor een inschakelings- of opleidingstraject. Zo blijkt dat bij het stopzetten van de uitkeringen een derde van jongeren van de radar verdwijnt. Zij zijn ontmoedigd en ontgoocheld. Zij hebben de maatschappij de rug toegekeerd.
Jobs voor iedereen
Meer duurzame jobs voor kortgeschoolden creëren is geen nieuwe nood, want door het steeds verder uitdunnen van industriële tewerkstelling al decennia lang een politiek vraagstuk. Vanuit alle politieke hoeken is men, hetzij via sociale of economische inzichten, overtuigd dat het inperken van toenemende ongelijkheid bijdraagt aan een bredere welvaart en dus een minder unfaire maatschappij.
De overheid beseft dat ze het ongelijkheidsprobleem moet aanpakken, maar blijft hardnekkig geloven dat een algemene economische ontwikkeling en trickle down groei ook vruchten zal afwerpen voor werkzoekenden die nu vruchteloos in de marge van de arbeidsmarkt blijven hangen. Maar steden moeten in staat zijn om meer ambitie en actie uit te dragen om dit te overstijgen. Die overtuiging lezen we zelfs in de recente stadsmonitor van de Vlaamse overheid: ‘In een leefbare en duurzame stad is er een bruisende ontwikkeling met een breed scala aan activiteiten, diensten en producten die een maatschappelijke meerwaarde, werkgelegenheid en waardig werk voor iedereen generenen’. Juist, voor iedereen.
De overheid beseft dat ze het ongelijkheidsprobleem moet aanpakken, maar blijft hardnekkig geloven in trickle down.
Hoe beginnen we er dan aan?
Maak komaf met discriminatie. Cijfers van onze Vlaamse arbeidsmarkt tonen een structurele component die aangeeft dat werkzoekenden met een migratieachtergrond, maar ook arbeidsbeperking of leeftijd, systematisch en structureel geweerd worden. Zo zijn personen van vreemde origine slechter af dan in eender welk ander EU-land. Werkgevers lijken daarbij weinig te beseffen dat onkiese praktijken bij sommige collega’s de krapte-effecten nog versterken.
Overheden hebben een voorbeeldfunctie en kunnen het gebrek aan rolmodellen wegwerken.
Bewuste of onbewuste discriminatie vernedert en beschadigt het individu. Steden hebben dan ook de plicht – en gelukkig ook een aantal instrumenten – om een krachtig signaal te geven dat elke vorm van racisme en discriminatie via een actief beleid op hun grondgebied wordt aangepakt.
Hoe dan? De eerste en belangrijkste focus situeert zich in gelijke onderwijskansen voor al haar inwoners door concentratie in scholen aan te pakken, vroegtijdige stereotype oriëntaties te vermijden, voldoende en betaalbare kinderopvang te voorzien, enzovoort. Daarnaast door ook zelf representatieve en vooral ambitieuze targets te stellen in het realiseren van een divers personeelsbestand. Overheden hebben een voorbeeldfunctie en kunnen het gebrek aan rolmodellen wegwerken. Door uitgesproken te kiezen voor de aanwerving van personen met een migratieachtergrond, ouderen, personen met een arbeidsbeperking, vluchtelingen. Daarnaast kunnen sociale en anti-discriminatieclausules in aanbestedingen worden opgenomen die werkgevers op een informatieve en ondersteunende wijze overtuigt om cv’s met vreemd klinkende namen of afwijkende profielen en leeftijden dezelfde kans te geven.
Een faire maatschappij heeft ook nood aan een beteugelings- en handhavingsbeleid die de grondrechten aftoest aan de realiteit en een minimale pakkans installeert. Stel u een BOB-campagne voor zonder dat de overheid praktijkcontrole op de weg uitvoert en wacht met een alcoholcontrole tot er een verkeersongeval is? Wel, dat is nochtans de praktijk die de overheden er nu zowat op na houden. Steden moeten, in overleg met andere overheidsinstanties, nagaan in welke mate ze praktijktesten invoeren.
Nabijheidsjobs
Willen steden een echte motor voor tewerkstelling vormen dan bouwt men in eerste instantie op de concrete behoeftes en noden van haar inwoners. Het belangrijkste element in de kringloop zijn niet de goederen, materialen of energiebronnen maar mensen. Het grote knelpunt in onze kenniseconomie is het ontbreken van voldoende geschikte jobs voor kortgeschoolden. Er zijn aan de onderzijde van onze arbeidsmarkt wel degelijk nog jobs zonder scholingsvoorwaarde beschikbaar. Precaire, tijdelijke, slecht betaalde en globaal gedefineerd als jobs met slechte arbeidsomstandigheden. De VDAB concludeert dat zo’n 40% van hun knelpuntvacatures niet ingevuld geraken omwille van die moeilijke, slechte arbeidsvoorwaarden.
Het systeem van dienstencheques toont aan dat er wel oplossingen kunnen worden bedacht die leiden tot duurzame jobs voor kortgeschoolden. De dienstencheques creëren tewerkstelling voor een groep moeilijk inzetbare werknemers, bijna uitsluitend vrouwen (97%). Dat heeft zich omwille van de grote omvang doorheen de jaren vertaald in verhoogde werkzaamheidsgraden en dalende werkloosheidscijfers bij deze groepen vrouwen.
Het belangrijkste element in de kringloop zijn niet de goederen, materialen of energiebronnen maar mensen.
Met de invoering van het onbelast bijverdienen ontdekt men opnieuw het economisch potentieel van klusjes in en rond het huis. Opdrachten met een beperkte omvang die zich net daarom in de lokale nabijheid van de uitvoerder bevinden. De medewerkers kunnen dan wel 6.000 euro onbelast bijverdienen maar krijgen geen ontwikkelingskansen, geen omkaderd statuut, geen rechtszekerheid, geen rechtenopbouw als sociaal verzekerde. De ambitie zoals bij dienstencheques om informele economie bij particulieren om te vormen tot gereguleerde werkvormen en sociale bescherming voor de uitvoerders te voorzien, wordt vervangen door een enge fiscale regularisatie van zwartwerk zonder sociale bescherming. Dat kan beter. Wil men de informele economie verder ombuigen en het een plaatsje bieden op onze reguliere arbeidsmarkt dan ligt met de dienstencheques een bruikbaar model op tafel. Voor kleine onderhouds- en herstellingswerken, kleine opdrachten in de tuin, enzovoort. Zo kiezen ouderen steeds meer om zo lang als mogelijk de residentiële zorg te vermijden, en gebruik te maken van diverse thuishulpdiensten. Wel, het invoeren van klusjesdienstencheques voor kortgeschoolde werkzoekenden kan een stevige collectieve impuls voor deze groep tewerkstellen.
Harde engagementen
Steden besteden jaarlijks miljarden aan aanbestedingen, wegenwerken, nutsvoorzieningen, gebouwen, pleinen maar ook raamcontracten voor facilitaire goederen en diensten. Met de invoering van een nieuwe wetgeving inzake overheidsopdrachten in 2016 kunnen ook andere criteria, waaronder kwalitatieve, milieu, innovatie en/of sociale aspecten in rekening gebracht worden. Zo kunnen steden elementen inbouwen die de gunning niet langer eenzijdig benaderen vanuit het prijsperspectief.
De stad en haar burgers moeten opnieuw de essentiële terreinen claimen die ze in de loop der jaren afstond aan de markt.
Zo schrijft de stad Oostende een bijkomende clausule in het opdrachtenboek waardoor de leverancier zich ertoe verbindt de Belgische loon- en arbeidsvoorwaarden na te leven. Zo voorkomen steden dat ze via hun eigen aanbestedingsbeleid sociale dumping versterken. Door in alle omvangrijke aanbestedingen een sociale clausule te zetten, wordt een aanzet gegeven om de werkzaamheidskloof van bepaalde groepen werkzoekenden te dichten. Met daarin een engagement naar bedrijven om een lokale return te voorzien, hetzij in het opleiden via IBO of aanwerven van bijvoorbeeld kortgeschoolden. Zo ontstaat er ook een garantie dat activeringstrajecten uitmonden in een relatief kansrijke actie (90% van de geslaagde IBO’s leiden tot duurzame tewerkstelling).
Transitie biedt kansen
Steden zijn in transitie naar een klimaatneutrale en/of circulaire economie, naar een duurzame coöperatieve of sociale economie. De stad en haar burgers moeten in die beweging opnieuw de essentiële terreinen claimen die ze in de loop der jaren afstond aan de markt. Steden moeten het voortouw nemen in het versterken van een lokaal publiek engergiebeleid om met een democratisch inslag de huidige en toekomstige noden van zijn burgers te vrijwaren als een element van sociale cohesie. Maar dat kunnen ze ook met het stimuleren van de lokale consumptie, stadslandbouw, korte keteninitiatieven en ondersteuning van coöperatieve en sociale economie; buurtgerichte herstel- en fietsateliers, enzovoort.
Door in alle omvangrijke aanbestedingen een sociale clausule te zetten, wordt een aanzet gegeven om de werkzaamheidskloof te dichten.
Een duidelijk politiek project en een goede lezing van de realiteit moet het startpunt zijn van de stedelijke beleidskeuzes. Met daadkracht en een uitgestoken hand naar al de inwoners. Door duidelijke targets te plaatsen die een breuk met de dualisering en achterstelling kunnen maken, door het uitbouwen van stedelijke dienstverlenende voorzieningen, door de vraag naar een sociale return van bedrijven, door voldoende middelen vrij te maken zodat opwaartse mobiliteit geen agendapunt maar een realiteit wordt. Gebruik de rijkdom en alle verborgen talenten voor een stad van de toekomst. Voor een toekomst met tewerkstelling, en geen achterstelling.