Met een radicale hervorming van de wet op de loonnorm (de wet van ‘96) loopt de regering – mogelijk zonder het zelf te beseffen – het risico een Thatcheriaanse doos van Pandora te openen. De hervorming zou werknemers uiteen kunnen spelen en tegen elkaar opzetten. Enkele jaren van sociale onrust zouden daarvan het gevolg kunnen zijn. Niemand, regering noch werkgevers, zou daarmee gebaat zijn.
Loonoverleg wordt lege doos
Hoe brengt de federale regering Michel dit in praktijk? De regering, in de persoon van het ‘sociale gelaat’ Kris Peeters, heeft een wetsontwerp op tafel gelegd om de wet van ’96 te hervormen.
De ‘wet van ‘96’ is cruciaal voor ons loonoverleg. Tweejaarlijks wordt op interprofessioneel niveau, over alle sectoren heen, de loonnorm vastgelegd. Die norm bepaalt binnen welke contouren de sociale partners in de sectoren cao’s rond loonsverhoging mogen afsluiten. Dit is wat we noemen een gecoördineerde, geleide manier van loonoverleg.
Het wetsvoorstel dat nu op tafel ligt, reduceert de interprofessionele loonnorm praktisch tot nul. Door in de onderhandelingen allerlei correctiemarges en andere ‘voorzichtigheidsprincipes’ in te bouwen, is er van een loonnorm geen sprake meer. Dat maakt van het loonoverleg op sectoraal niveau een lege doos.
Sociale onrust dreigt
“Et alors?”, hoor ik u denken, “dan moeten de sectoren dit maar respecteren.” Wel, dat is nog maar de vraag. Sterke sectoren, met een hoge productiviteit, zullen niet aanvaarden dat ze een norm opgelegd krijgen die voor sociale onrust binnen de sector zal zorgen. De huidige wet laat immers afwijkingen op de loonnorm toe. Die afwijkingen zouden in de nieuwe wet door zwaardere sancties echter onmogelijk worden.
Een onwerkbare loonnorm zou tot sociale onrust in de sectoren leiden. Dit zou op zijn beurt voor een implosie van het centraal gestuurd – interprofessioneel – loonoverleg kunnen zorgen. De regering kan daarmee in één klap heel wat solidariteitsmechanismen bij het oud vuil zetten.
Interprofessioneel loonoverleg zorgt er immers voor dat sectoren waar vakbonden niet al te sterk staan, een duw in de rug krijgen door het interprofessionele niveau. Sterkere sectoren temperen hun eisen om de ‘zwakkere broertjes’ wat te gunnen.
Bovendien is de wet van ’96 de enige wet waarin de automatische indexering expliciet vermeld staat…
En interprofessioneel overleg gaat niet enkel over loon, maar ook over arbeidstijd, werkomstandigheden, opleiding, innovatie. Op al die vlakken zouden sectoren waar vakbonden minder sterk staan, verliezen.
Gecoördineerd overleg is beter voor de economie
Is ongecoördineerd en individueel loonoverleg dan niet beter? Beloning naar prestatie? Het is een systeem dat in tal van landen wordt gebruikt.
Een recente studie van de Universiteit van Durham kwam tot een opmerkelijke vaststelling. Zij gingen na wat de invloed is van het systeem van collectief onderhandelen op de productiviteit van meer dan 22.000 Europese bedrijven.
In hun conclusies stellen de onderzoekers onder meer het volgende:
“Onderhandelingen op bedrijfs- en individueel niveau worden duidelijk overtroffen door gecoördineerd sectoraal overleg en geleid multi-level overleg.”
Op alle vlakken is gecoördineerd overleg beter voor je economie dan overleg dat door individuele entiteiten wordt gevoerd, of het nu op sectoraal of bedrijfsniveau is. Het systeem met het beste effect op de productiviteit is het overlegmodel waarbij op nationaal en sectoraal niveau de loonvorming wordt gecoördineerd.
Klinkt dat niet bekend in de oren? Inderdaad, datgene dat we vandaag doen. Desondanks zet de regering – zich misschien niet bewust van de gevolgen – door, hoewel hier duidelijk geldt: tene quod bene. Behoud wat goed is.
Meer hierover kan je lezen in Sampol .