We weten al langer dat maatschappelijke ontwikkelingen een impact op onze samenleving hebben. Digitalisering, vergrijzing, globalisering of klimaatcrisis maken stuk voor stuk duidelijk dat het aanpassen geblazen is, dat we nieuwe vaardigheden moeten ontwikkelen.
Bovendien zit onze arbeidsmarkt met een aantal bestaande knelpunten: inactiviteit, ondervertegenwoordiging van kwetsbare groepen, kwalitatieve krapte op de arbeidsmarkt (oftewel de mismatch tussen mensen en vacatures) en geringe opleidingsdeelname. In Vlaanderen zijn het niet alleen de schoolkinderen die slecht scoren op internationale vergelijkingen. Ook voor levenslang leren hinken we achterop. Het zijn knelpunten die nog eens extra aangezet zijn door de huidige gezondheidscrisis.
Al in 2017 onderschreven de SERV en de Vlaamse Regering dat méér dan ooit de ontwikkeling van kennis en vaardigheden essentieel zijn voor de productiviteit en de competitiviteit van onze bedrijven, voor de werkbaarheid en voor het ontwikkelen van duurzame loopbanen voor werkenden. Ook recent, in de beide afgesloten Vesoc-akkoorden ‘Iedereen aan boord’ en ‘Alle hens aan dek’ staan opleiding en levenslang leren centraal.
Het is duidelijk, er komt een heus opleidings- en loopbaanoffensief aan.
Hoe staan we er voor?
De Adult Education Survey van Eurostat (2016) geeft ons een mooi zicht op de opleidingsdeelname van de Belgen:
- Ongeveer 45% van de Belgische bevolking tussen 25 en 64 jaar volgde minstens één opleiding in de laatste twaalf maanden;
- Hoe ouder we worden, hoe minder we deelnemen aan leren, ongeacht de vorm;
- Hoe hoger opgeleid, hoe groter de kans dat men aan één of andere vorm van leren deelneemt;
- Werklozen nemen vaker dan de rest van de bevolking deel aan formeel leren;
- Bijna 3 van de 4 niet-formele opleidingen zijn werkgerelateerd (72%).
Hetzelfde onderzoek leert dat ongeveer zes op de tien Vlamingen in de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek opleiding volgden of bereid zijn dat te doen. Het onderzoek verdeelt de mensen in 4 groepen:
- Groep 1 (26%) nam deel aan een opleiding, maar wil niet nog meer deelnemen.
- De tweede groep (22%) volgde een opleiding, en wil graag nog meer opleiding volgen.
- De derde, kleine groep (10%) bestaat uit mensen die geen opleiding volgden, maar dat graag wel wil doen.
- De vierde en grootste groep (42%) zijn zij die niet deelnamen, en ook niet geïnteresseerd zijn om dit te doen.
Zowel bij de opleidingsdeelname als bij de bereidheid tot deelname constateren we verschillen naargelang de scholingsgraad, leeftijd en arbeidsmarktstatuut (werknemer, werkzoekend, niet-beroepsactief). In deze zijn Mattheuseffecten nooit veraf.
Werklozen nemen vaker dan de rest van de bevolking deel aan formeel leren.
Vlamingen – wij dus – nemen deel aan opleiding om diverse redenen. Vanuit intrinsieke motivatie (interesse, nieuwe mensen ontmoeten, sterker staan in het dagelijks leven, …) of vanuit extrinsieke motivatie (je huidige job beter kunnen doen, verplicht worden door werkgever of VDAB, kansen op jobverlies verminderen, …). Tegelijkertijd ervaart men ook drempels. Zoals tijdgebrek of gebrek aan steun van de werkgever, opleidingsplaatsen die moeilijk bereikbaar zijn, niet voldoen aan de inschrijvingsvoorwaarden,… of belemmeren eerdere leerervaringen de bereidheid tot opleidingsdeelname. Een financiële drempel speelt minder een rol: slechts 6% geeft de kostprijs van een opleiding aan als een obstakel tot opleidingsdeelname.
Naar een lerende samenleving
Al jaren wordt de middelmatige positie van Vlaanderen toegeschreven aan het ontbreken van een leercultuur, en niet aan de drempels. Dat zou je kunnen doen denken dat leren alleen maar te maken heeft met goesting. Zoomen we in op de vierde en grootste groep (ze volgden geen opleiding en wensen dit ook niet te doen) dan zegt een kwart van die groep dat ze er geen nood aan hebben. Voor kortgeschoolden geldt dit nog meer, terwijl zij juist door kwalificatieveroudering (bijvoorbeeld door automatisering) het hoogste risico lopen op jobverlies.
Willen we deze grote groep stimuleren tot opleidingsdeelname, dan is het noodzakelijk om de drempels mee te nemen in de beleidsaanpak. Zo kan men er bijvoorbeeld voor zorgen dat de link tussen persoonlijke vaardigheden en (soms zeer specifieke) arbeidsmarktgerichte vaardigheden helderder gemaakt wordt. Bovendien gaat het vaak niet alleen over een financiële drempel om opleiding te volgen, maar ook hoe mensen opleiding kunnen integreren in het dagelijkse leven. Iedereen heeft het al erg druk, opleiding mogelijk maken heeft dus ook met tijd en organisatie te maken. Tenslotte kan de overheid in specifieke gevallen ook beter duidelijk maken wat het mogelijk gevolg is van het niet volgen van opleidingen: jobverlies, moeilijkere toegang tot de arbeidsmarkt.
Al jaren wordt de middelmatige positie van Vlaanderen toegeschreven aan het ontbreken van een leercultuur, en niet aan de drempels.
Maar daar eindigt het niet mee. De Vlaamse overheid wou al voor de pandemie een cultuur van levenslang leren stimuleren. In haar regeerakkoord voorziet ze onder andere in de oprichting van een Partnerschap Levenslang Leren binnen de beleidsdomeinen Werk, Onderwijs en Economie.
De visie hiervoor kwam tot stand na een uitgebreide bevraging van meer dan 100 stakeholders en bouwt verder op de 5 prioriteiten van de OESO-Skills strategie. In de conceptnota van de regering (‘De lerende samenleving’) wordt leren omschreven als ‘het vermogen van iedere persoon om intrinsiek gemotiveerd op een proactieve om te gaan met transities’. De coronacrisis wordt in de nota beschouwd als een uniek momentum, die de transitie naar een nieuw leersysteem kan verkorten door vernieuwingen (denk aan het onderwijs en het opleidingsveld die versneld omschakelden naar online en afstandleren) te omarmen, uit te breiden en te verankeren, samen met maatregelen om aan kwetsbaarheden die met transities gepaard gaan, tegemoet te komen.
Willen we deze grote groep stimuleren tot opleidingsdeelname, dan is het noodzakelijk om de drempels mee te nemen in de beleidsaanpak.
Willen we een lerende samenleving worden, dan is er nood aan een systemische aanpassing van het leren aan de nieuwe context. Als leren breder gaat, frequenter plaats vindt, dan valt de organisatie, wetgeving, financiering en promotie niet langer exclusief onder het beleidsdomein onderwijs en vorming maar is het eveneens de verantwoordelijkheid van andere beleidsdomeinen. Leren wordt dan ook cultuur, jeugd, media, economie, wetenschap en innovatie, welzijn, volksgezondheid, werk en sociale economie.
De coronacrisis wordt in de nota beschouwd als een uniek momentum, die de transitie naar een nieuw leersysteem kan verkorten.
Een systeem dat levenslang leren stimuleert bevat diverse leermogelijkheden, aanbieders en leeromgevingen. Het zorgt voor een coördinatie tussen de diverse stakeholders, houdt rekening met ieders verantwoordelijkheden. De nood tot levenslang leren geldt niet enkel voor individuen, maar ook voor organisaties. We kunnen spreken van een lerende samenleving als alle generaties en inwoners aangesproken worden en wanneer:
- we de omkadering faciliteren;
- we lerende organisaties vormen;
- we hindernissen wegnemen;
- de sociale en economische hefboom van leren voor iedere burger mogelijk wordt.
De visie in de conceptnota klinkt, eerlijk gezegd, een beetje als een sprookje. Dat mag. Misschien is het zelfs nodig. De nota identificeert vier prioritaire uitdagingen met daarin tien concrete opdrachten om ons tot een lerende samenleving te brengen. Als een rode draad doorheen het actieplan loopt dat leren moet bijdragen aan werk als belangrijkste hefboom voor sociaaleconomische participatie en inclusie, voor iedereen ongeacht statuut en opleidingsniveau. Willen we de lerende samenleving bereiken, dan moeten we inzetten op alle vier de uitdagingen.
2021, jaar van de opleiding?
Het recente Vesoc-akkoord ‘Alle Hens aan Dek’ bombardeert 2021 tot het jaar van de opleiding, en heeft als ambitie zoveel mogelijk werknemers, werkzoekenden, tijdelijk werklozen en inactieven op te leiden, bij te scholen of te heroriënteren. Zo wil het akkoord helpen om opleiding en levenslang leren effectief te realiseren. De Vlaamse regering en de sociale partners van de SERV formuleerden daarvoor heel wat acties.
Versneld invoeren van e-leren
Afstandsleren is niet enkel een gegeven voor onze scholieren en studenten. Ook bij VDAB en andere opleidingsverstrekkers werd tijdens de ‘eerste golf’ versneld omgeschakeld naar e-leren. Het e-leren moet alle kansen krijgen, vinden de regering en de sociale partners. Opleidingsverstrekkers krijgen daarom ondersteuning door zoveel mogelijk drempels weg te werken: aanpassen van de VOV-regelgeving aan de realiteit van e-leren, oprichten van een centraal informatiepunt en het lanceren van een ESF-oproep om de opleidingsverstrekkers te begeleiden in hun omschakelingstraject.
Daarnaast werden er ook middelen vrijgemaakt voor het verder investeren in een ruim en toegankelijk online opleidingsaanbod bij VDAB, zodat werkzoekenden ook op momenten dat leren in het opleidingscentrum geen optie is, kunnen blijven leren. Diezelfde online modules staan ook open voor geïnteresseerde burgers.
VDAB werkt tenslotte een (online) opleidingsaanbod uit specifiek gericht op personen die nog geen of beperkte digitale vaardigheden hebben, zodat ook zij de stap naar volwaardig e-leren kunnen zetten en er ook vanuit deze groep meer vraag naar online opleiding kan komen. Lokale besturen en partnerschappen zullen inzetten op digitale geletterdheid, ondersteuning bieden bij digitale loketten en via digi-banken apparatuur ter beschikking stellen en onderhouden.
Een aantrekkelijk opleidingsaanbod
Om meer mensen de weg te laten vinden naar het opleidingsaanbod, bouwt VDAB haar aanbod verder uit. Ze focust zich samen met de sectoren op knelpuntvacatures én op generieke competenties. Daarnaast doet VDAB een vrijwillig en breed aanbod aan elke intensief tijdelijke werkloze. Tijdelijk werklozen zullen hierdoor kunnen intekenen op kosteloze online opleidingen, loopbaanbegeleiding via loopbaancheques, beroepsinlevingsstages, opleidingscheques en jobcoaching. Met de door corona zwaarst getroffen sectoren werkt VDAB samen aan korte, modulaire opleidingen: een algemeen aanbod dat inzet op een brede competentieversterking, een meer sector- of beroepsgerelateerde competentieversterking en ten slotte een persoonlijk gerelateerde versterking (vb loopbaandienstverlening).
In een diploma-gerichte maatschappij is het positief dat er maximaal ingezet wordt op kwalificering. Het departement Onderwijs en Vorming zal samen met het departement Werk en Sociale Economie bepalen voor welke bijkomende beroepskwalificaties het nuttig is om EVC-standaarden op te maken (dat is vastleggen hoe de competenties best beoordeeld worden) en assessments in EVC-testcentra aan te bieden. Organisaties worden gestimuleerd om de rol van EVC-testcentrum op te nemen.
Ook werkplekleren krijgt in het akkoord een belangrijke rol in het bijdragen aan de leercultuur in Vlaanderen. Zo zal er, om te vermijden dat schoolverlaters in de structurele werkloosheid terecht komen, ingezet worden op bijkomende opleiding, bij voorkeur met werkplekleren. Om werkplekleren en duaal leren op koers te houden is er nood aan voldoende leerwerkplekken, om ondernemingen daartoe aan te moedigen, wordt een eenmalige verhoging en verruiming van de stagebonus voorzien. Werkplekleren en duaal leren wordt ook uitgebreid naar andere contexten zoals het volwassenen en hoger onderwijs.
De eigen loopbaan in handen
Opleiding is de sleutel om de loopbaan in eigen handen te nemen, oordelen regering en sociale partners. Zo zal er gericht ingezet worden op het ontwikkelen van ‘competentiechecks’, een instrument om competenties bij werknemers te peilen, gekoppeld aan een persoonlijk ontwikkelingsplan geregistreerd in Mijn Loopbaan. De VDAB en de sectorfondsen werken het instrument uit en het zal eerst gebruikt worden in de door de crisis zwaarst getroffen sectoren.
Met een individuele leer- en loopbaanrekening brengt men in een eerste fase in beeld op welke maatregelen mensen een beroep kunnen doen om hun loopbaan te ondersteunen: loopbaancheques, opleidingscheques, het Vlaams opleidingsverlof en het Vlaams opleidingskrediet. Dat moet het opnemen van rechten en het volgen van opleiding stimuleren. Deze leer- en loopbaanrekening maakt in een volgende fase deel uit van de verdere ontwikkeling van het digitaal loopbaanplatform. Dat platform zal op termijn zowel suggesties voor opleiding, loopbaanoriëntering en –begeleiding geven, net zoals een overzicht van de opleidingen en loopbaanbegeleiding die men al volgde. Aan het loopbaanplatform zal een opleidingsplatform gekoppeld worden, zodat mensen die hun loopbaan willen versterken, op weg geholpen worden naar een passende opleiding. Opleidingsverstrekkers zullen de online opleidingsinspanningen van hun deelnemers kunnen erkennen, door een digitaal leerbewijs te uploaden in het gepersonaliseerde digitaal loopbaanplatform.
En dan nu…
Tot zover een belangrijk deel van de plannen. Over naar de werkelijkheid. Want ja, er is heel veel aandacht voor leergoesting, maar om die goesting te stimuleren moet je vooral de voordelen aantonen en voelbaar maken. Vandaag is daar te weinig aandacht voor en gaat het vooral over ‘uitleggen dat het belangrijk is om vorming te volgen’. Bovendien blijven ook de andere – bovenvermelde – drempels van belang en worden die nu wat genegeerd en soms zelfs tegengewerkt door de beleidsmaatregelen of -plannen. Al te vaak is er ook sprake van een afrollen van verantwoordelijkheid naar het individu. Er is geen of onvoldoende gedeelde verantwoordelijkheid van overheid, werkgever en burger.
Neem bijvoorbeeld de individuele leer-en loopbaanrekening. In Frankrijk bestaat dat al – le ‘Compte Personnel de Formation’ – in de vorm van een app. De idee er achter is dat mensen hiermee meer autonomie hebben in hun opleidingskeuzes, meer en gemotiveerder kwalificerende opleidingen zullen volgen en dat de ongelijke toegang tot opleiding erdoor zou verminderen.
Er is heel veel aandacht voor leergoesting, maar om die goesting te stimuleren moet je vooral de voordelen aantonen en voelbaar maken.
Een Oeso-studie stelt die ideeën bij: de verhoogde autonomie maakt het individu verantwoordelijk voor zijn individuele loopbaanproject en dat heeft gevolgen. Er wordt namelijk niet alleen verwacht dat de burger een project heeft, maar ook dat hij weet dat er daarvoor een leer- en loopbaanrekening bestaat én dat hij de rekening effectief en efficiënt kan gebruiken. Men gaat dus uit van heel wat (loopbaan)competenties, iets waar de meest kwetsbare groep vaak niet over beschikt. Een goede loopbaanbegeleiding is nodig. Ook werkgevers hebben hier een belangrijke rol te spelen. Het zijn zij die hun werknemers met behulp van een goed personeelsbeleid kunnen aanmoedigen om hun talenten te ontwikkelen en hen op weg zetten naar de juiste opleiding.
In het jaar van de opleiding zetten we ook sterk in op werkplekleren. Werkplekleren voldoet aan de uitdaging dat ‘leren werken wordt en werken leren’, maar ook hier is de gedeelde verantwoordelijkheid belangrijk. Reeds in het onderwijs moet er voldoende tijd gaan naar het aanleren van de nodige loopbaancompetenties zodat de overgang naar de arbeidsmarkt verbetert. Werkgevers moeten kwalitatieve leerwerkplekken aanbieden. De Vlaamse overheid zal hen stimuleren dat te doen. Maar, ook een goede leervergoeding voor de lerende is noodzakelijk. Als we allemaal een leven lang moeten leren (en het woord afstuderen uit onze woordenschat moeten schrappen, zoals de CEO van Federgon zegt) dan is de uitbreiding van duaal leren naar het volwassenen en hoger onderwijs noodzakelijk. Vooral in het hoger onderwijs zal men inspanningen moeten leveren om meer werkenden te bereiken.
De overheid moet met gerichte incentives burgers aanmoedigen om te leren. Het is goed dat ze nu een offensief opstart en 2021 bombardeert tot jaar van de opleiding, maar dat staat wel in contrast met het afbouwen van de incentives de voorbije jaren. Zo werden opleidingscheques in 2010 gekoppeld aan een beperkter aantal opleidingen en werd in 2015 de toegang voor hooggeschoolden tot opleidingscheques beperkt. Beide maatregelen zorgden telkens voor een halvering van het aantal uitgegeven opleidingscheques. Een ander voorbeeld is de VOV-reglementering (VOV = Vlaams opleidingsverlof). Omdat opleidingen moeten voldoen aan de arbeidsmarktgerichte criteria kunnen heel wat populaire opleidingen (Spaans of Italiaans bijvoorbeeld) niet meer met VOV gevolgd worden.
Het is goed dat de Vlaamse regering een offensief opstart en 2021 bombardeert tot jaar van de opleiding, maar dat staat wel in contrast met het afbouwen van de incentives de voorbije jaren.
Tot slot: het valt te vrezen dat de meest kwetsbare groep de boot dreigt te missen. Het is alle hens aan dek om hen mee te nemen in de noodzakelijke digitaliseringsgolf die onze samenleving overspoelt. Een boost geven aan online leren is nodig, maar ook daarbij mag deze groep niet uit het oog verloren worden. Men is zich bewust van de kloof die hierdoor kan ontstaan. Toch zal inzetten op digitale geletterdheid niet volstaan als je weet dat één op zes Vlamingen laaggeletterd is en moeilijkheden heeft met lezen en schrijven. Online leren vraagt meer dan enkel digitale skills van de lerende. Het vraagt ook doorzettingsvermogen, zelfreflectie, discipline… Puur online leren is slechts weinigen gegeven. De kracht van de groep tijdens een leerproces mag niet onderschat worden. Iets wat dat vervloekte, ondertussen zich muterende virus trouwens ook weer duidelijk aantoont.
Of om het met een oneliner te zeggen: sprookjes zijn leuk maar als we resultaten willen boeken moeten we ook met de twee voeten in de realiteit blijven.