Tegen 2024 wil de Vlaamse regering de werkzaamheidsgraad verhogen tot 80%. Vandaag is die 75%. In de praktijk betekent de doelstelling dat er 120.000 Vlamingen meer aan het werk moeten zijn tussen dit en drie jaar. Mensen moeten sneller geactiveerd worden om te werken, aldus minister van Werk Hilde Crevits. Onder hen ook langdurig zieken.
Op 12 februari jl keurde de Vlaamse regering de Visienota ‘Vlaamse actieplan re-integratie (langdurige) zieken: Arbeidsongeschikt’ goed. Daarmee volgt de minister het regeerakkoord, waarin gevraagd wordt een aanbod op maat te voorzien voor de re-integratie van arbeidsongeschikten en langdurig zieken. Letterlijk:
“De Vlaamse regering wil uiterlijk binnen de 3e maand na de start van de arbeidsongeschiktheid bekijken of een re-integratie bij de huidige of bij een nieuwe werkgever mogelijk is en wil dat uiterlijk voor de 5de maand van de ziekte of arbeidsongeschiktheid voor wie dit mogelijk en opportuun is een concreet en verplicht re-integratietraject wordt opgestart. Dit traject gaat uit van een multidisciplinaire aanpak waarbij de VDAB tijdig betrokken wordt.”
75% van de mensen moeten sneller ‘geactiveerd’ worden om te werken, aldus minister van Werk Hilde Crevits.
Het plan schuift drie doelstellingen naar voor met 15 verschillende acties. Men wil werk maken van een mentaliteitswijziging, de uitstroom naar werk van arbeidsongeschikten in begeleidingstrajecten verhogen en meer inzetten op innovatieve projecten. VDAB en partners worden dé partner voor de begeleiding en opleiding richting werk. Men wil het aantal trajecten minstens verdubbelen van 5.000 naar 10.000 in 2023. Of al die trajecten ook leiden naar werk laten we nog even in het midden. De vraag moet ook gesteld of hiertegenover voldoende financiering en capaciteit zal staan voor VDAB?
Eerst de positieve elementen uit het plan:
- een betere samenwerking tussen de behandelende sector en de re-integratiesector
- een informatie- en vormingspakket over de VDAB dienstverlening opgemaakt voor de bedrijfsgeneeskundige diensten en behandelende sector
- een proefproject om de toeleiding van werknemers naar VDAB te versnellen indien de arbeidsarts oordeelt dat iemand niet langer zijn of haar huidige job kan uitoefenen
- een overzichtelijke webpagina met alle noodzakelijke informatie
- een specifieke opleiding voor VDAB-bemiddelaars rond re-integratie van langdurige zieken
- VDAB zal werkgevers informeren over de mogelijkheden voor aangepast werk en het gebruik er van stimuleren. VDAB zal ook actief tot bij de ondernemingen stappen om jobcoaching en andere ondersteuning kenbaar te maken.
- een onderzoek naar het succes van de VDAB-trajectbegeleidingen
- een regelmatig overleg met de federale ministers Vandenbroucke en Dermagne, zodat de verschillende initiatieven beter op elkaar afgestemd zijn. Oa de financiële impact van progressieve werkhervatting en het verliezen van rechten staan hier op het programma.
Maar… er zijn ook flinke alarmbellen.
In het actieplan staan een aantal gevaarlijke aanzetten die de grens tussen ziekte en werk doen vervagen. Zo heeft men de doelstelling om de aanvang van de re- integratietrajecten al met een maand te vervroegen. Klinkt simpel, maar we spreken hier over zieke mensen.
Die gedachte wordt behoorlijk ver doorgetrokken. Zo moet de VDAB een ‘gratis digitaal opleidingsaanbod’ voor langdurig zieken uitwerken. Want, zo luidt de redenering, het is niet omdat je ziek bent dat je niet ondertussen je competenties kan versterken. Ook de huisarts moet beter bekend worden met het aanbod van VDAB. Hij of zij moet de stap naar werk verkleinen, ‘door het al bespreekbaar te maken aan de beginfase van de behandeling/revalidatie’. Met Europees geld komen er proefprojecten binnen ziekenhuizen ‘om de multidisciplinaire samenwerking tussen gezondheidssector en re-integratiesector te bevorderen’. Staan er binnenkort een behandelend arts én een VDAB-bemiddelaar in je ziekenkamer? Of beoogt de minister een VDAB-kantoor in het UZ? We trekken het misschien op flessen, maar u begrijpt dat hiermee de grens tussen ziek zijn en weer aan de slag gaan wel erg ver opgerekt wordt.
Weg is de gedachte dat je best eerst uit kan zieken voor er nog maar sprake is van een terugkeer naar het werk.
Ondanks een klemtoon op vrijwilligheid, lezen we toch ook dat het vroeger betrekken van VDAB bij het re-integratietraject van werknemers op een formeel en vastgelegd moment moet gebeuren. Weg is de gedachte dat je best eerst uit kan zieken voor er nog maar sprake is van een terugkeer naar het werk. Het moet nog altijd de keuze blijven van de werknemer of hij beroep wil doen op het aanbod van VDAB. Er wordt zelfs gekeken naar de stok achter de deur: minister Crevits vraagt aan de bevoegde federale ministers om de responsabilisering – en dus mogelijke sancties – te bekijken. Alarmbel twee.
Een derde alarmbel is de piste van uitzendarbeid die in het plan van Crevits opduikt. Het gaat voorlopig nog om een haalbaarheidsonderzoek, maar dat de Vlaamse overheid atypische contracten naar voor schuift als mogelijke oplossing, terwijl dit soort contracten vaak aan de basis liggen van langdurige ziekte is tenenkrullend. Uit recent onderzoek van het HIVA blijkt dat uitzendwerk een lagere arbeidskwaliteit kent dan regulier, vast werk. Zowel inzake arbeidsvoorwaarden, jobinhoud, arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen scoren uitzendkrachten doorgaans slechter dan niet-uitzendkrachten. Uitzendwerk versterkt bovendien processen van ongelijkheid en arbeidsmarktdualisering versterken. Diegenen met een zwakkere socio-economische en onderhandelingspositie worden doorverwezen naar minder kwalitatieve (uitzend)posities, van waaruit de kans op een meer kwalitatieve jobfunctie ook nog eens kleiner is. Bovendien blijkt uit Europese cijfers dat werknemers in atypische contracten de minste werkaanpassingen krijgen.
De groep langdurig zieken neemt elk jaar toe
Toegegeven, de problematiek is allerminst eenvoudig. België klokt af op bijna een half miljoen langdurig zieken (DS 29 januari). In 2018 waren er in Vlaanderen 206.462 loontrekkenden langdurig ziek (meer dan 1 jaar). Een stijging met 21,5% ten opzichte van 2014. De meerderheid zijn vrouwen, 50-plussers en arbeiders. Maar het aantal bedienden in invaliditeit stijgt het sterkst. Tussen 2014 en 2018 was er in Vlaanderen een stijging van 44,8% bij mannelijke bedienden in invaliditeit. Voor vrouwelijke bedienden lag de stijging zelfs op 52,4%. Hallucinante cijfers, maar een stijging die zich voordoet in alle Europese landen.
Ziekmakende jobs
Dat is geen wonder. Ons werk en een veranderende levensstijl zorgen voor een toename van psychische stoornissen, ziekten van het bewegingsstelsel en bindweefsel en cardiovasculaire ziekten. Ook de verhoogde slaagkansen van behandelingen voor sommige kankers en HIV/AIDS en een verouderde bevolking zorgen voor een toename van het aantal chronische zieken in onze samenleving (Eurofound, 2020). Opvallend, in België staan psychische stoornissen en ziekten van het bewegingsstelsel en bindweefsel (o.a. rugpijn en gewrichtspijn) samen in voor 68% van het aantal langdurig zieke loontrekkenden. En hun aandeel stijgt elk jaar, zo blijkt uit de laatste cijfers van het RIZIV.
Ouderen, vrouwen en laaggeschoolden hebben vaker chronische aandoeningen, maar daarnaast spelen werkomstandigheden een belangrijke rol. Laaggeschoolde jobs, atypische contracten en zelfstandigen zonder personeel zijn meer vatbaar voor chronische ziekten. (Bron: Eurofound, 2020).
Het stijgend aantal langdurige zieken hangt voor een groot deel samen met de dalende werkbaarheid van onze jobs, zo blijkt uit een analyse van het Riziv. Onvoldoende aangepast werk (onder meer voor oudere werknemers), een gebrek aan autonomie, de toegenomen werkdruk en een gestegen fysieke en psychische werklast spelen een grote rol. Maar ook beleidsmatige beslissingen zoals het verhogen van de pensioenleeftijd en de moeilijke combinatie werk en privé leggen een grote druk op de werkende bevolking.
De situatie is alarmerend. Vlaanderen is hierop geen uitzondering. Uit de laatste werkbaarheidsmonitor (2019) blijkt dat het aandeel werknemers met een werkbare job significant gedaald is ten opzichte van 2013 (49,6%. Vs 54,6%). De Vlaamse arbeidsmarkt doet het veel slechter dan in 2013, op vlak van werkstress, werkplezier en de combinatie werk-privé. Chronische werkstress is de grootste oorzaak van de dalende werkbaarheid. Het aandeel werknemers in een problematische situatie voor psychische vermoeidheid nam significant toe van 29,3% in 2013 naar 36,8% in 2019.
Weer aan de slag
Tot zover de mogelijke oorzaken van de toenemende langdurige ziekte bij werknemers. Maar daar stopt de complexiteit niet. Onderzoek wijst uit dat afwezigheid door langdurige ziekte een negatieve impact heeft op het individu. Het vergroot o.a. het risico op bijkomende gezondheidsproblemen, verminderd zelfvertrouwen, sociale isolatie en uitsluiting op de arbeidsmarkt. Hoe langer men afwezig is, hoe moelijker een terugkeer naar het werk.
Een snellere re-integratie helpt pas op voorwaarde dat de werknemer er klaar voor is én dat het werk wordt aangepast.
80% van de werknemers neemt het werk terug op binnen de 6 maanden, blijkt uit cijfers van Solidaris. Maar 80% van de werknemers die langer dan 6 weken afwezig zijn, vragen effectief hulp bij hun werkhervatting. Ze ondervinden vaak moeilijkheden bij de terugkeer naar het werk, niet alleen door hun aandoening, maar ook door een toegenomen angst voor de terugkeer bij zowel werknemer als werkgever.
Een snellere re-integratie helpt echter pas op voorwaarde dat de werknemer er klaar voor is én dat het werk wordt aangepast. Een re-integratietraject mag daarom geen verplichting worden, maar is een vorm van ondersteuning van de werknemer en de werkgever bij de werkhervatting. Sancties werken juist contraproductief. Het tast het moraal van zieke werknemers nog verder aan en heeft ook een averechts effect. Het geeft geen blijk van respect en erkenning van de moeilijke situatie waarin de zieke persoon verkeert en zorgt voor nog meer financiële problemen.
Te weinig inspraak
Er is vanuit de overheid de laatste jaren meer aandacht gekomen voor re-integratie van langdurige zieken vanuit een bezorgdheid om de maatschappelijke kost. Het wetgevend kader rond de re-integratie van langdurige zieken is voornamelijk een federale bevoegdheid. Verschillende Koninklijke Besluiten trachten de re-integratie van werknemers en werkzoekenden vlot te trekken. Via het formele re-integratietraject wordt getracht de werknemer te begeleiden naar een werkhervatting, eventueel door hem tijdelijk of definitief aangepast of ander werk aan te bieden. De arbeidsarts is hier een belangrijk spil. De arts kent niet alleen de arbeidsomstandigheden, maar ook de werknemer en de werkgever.
Sinds de aanpassing in de wetgeving is het aantal re-integratietrajecten toegenomen, maar een minderheid is nog aan het werk bij zijn oorspronkelijke werkgever. In 68% van de formele trajecten wordt de werknemer definitief ongeschikt bevonden en kan er een ontslag wegens medische overmacht worden opgestart (cijfers Co Prev, 2017 in NAR-advies). Uit een recentere studie van de KU Leuven blijkt dat maar 42% aan het werk is na beëindiging van het re-integratietraject, de minderheid bij dezelfde werkgever.
(Bron: SERV-advies)
Langdurig zieken ervaren het formele proces van arbeidsre-integratie vaak als negatief. Ze voelen zich vaak machteloos en ervaren te weinig inspraak in het proces. Het gebrek aan informatie speelt hier een rol. Maar ook werkgerelateerde factoren vormen naast pijn en vermoeidheid een belangrijke drempel. Het niet kunnen aanpassen van jobinhoud en werktempo – een gebrek aan autonomie – zijn belangrijke hindernissen.
De informele re-integratie trajecten halen betere resultaten. Dit is wanneer de werknemer al een bezoek brengt aan de arbeidsarts voorafgaand aan de werkhervatting. 73% gaat terug aan de slag, waarbij de meerderheid bij dezelfde werkgever.
(Bron: SERV-advies)
Ook geleidelijke werkhervatting is een mogelijkheid waarop nog verder ingezet kan worden. Deze regeling stelt werknemers die arbeidsongeschikt verklaard werden, in staat om een werk te hervatten waarvoor de arts toestemming heeft verleend. De voorwaarde is dat zij – medisch gezien – een verminderde capaciteit van ten minste 50 % behouden. [De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt dan gedeeltelijk gecumuleerd met het loon. Dit is een veilige manier om zich opnieuw te integreren op de arbeidsmarkt. Vandaag zijn er 60.000 lopende toelatingen voor geleidelijke werkhervatting, zo blijkt uit recente cijfers van het RIZIV.
De aanwezigheid van aangepast werk is een belangrijke voorwaarde om weer duurzaam aan het werk te kunnen gaan. Toch stellen we in de praktijk vast dat het nog steeds moeilijk afdwingbaar is als werknemer.
Geleidelijke werkhervatting is een vorm van redelijke aanpassingen. De aanwezigheid van aangepast werk is een belangrijke voorwaarde om weer duurzaam aan het werk te kunnen gaan. Het kan onder andere gaan om een aangepast bureaumateriaal, flexibele werkuren, regeling telewerk, betere toegankelijkheid van gebouw. Indien er sprake is van een erkende handicap dan zijn in het kader van de Europese anti-discriminatiewetgeving steeds redelijke aanpassingen zelfs noodzakelijk. Toch stellen we in de praktijk vast dat het nog steeds moeilijk afdwingbaar is als werknemer. Nochtans plukt ook de werkgever vruchten van deze aanpassingen: Langdurige zieken die weer aan het werk gaan zonder redelijke aanpassingen ervaren meer werkstress en hebben een hogere kans om opnieuw uit te vallen, zo blijkt uit Europese cijfers.
Maar ook de rol van preventie moet extra benadrukt worden. De aanpak van re-integratie moet kaderen binnen een breder beleid rond werkbaar werk. Werk is pas gezond als het werkbaar is.
Ook de Vlaamse sociale partners schoven in het advies re-integratie van RIZIV-gerechtigden deze voorwaarden naar voren.
De rol van VDAB
Wanneer de werknemer niet of niet meer verbonden is door een arbeidsovereenkomst, zal de adviserend arts van de mutualiteit nagaan of men weer aan de slag kan op de reguliere arbeidsmarkt. Indien de werkhervatting mogelijk lijkt en de werkzoekende gaat akkoord, start de adviserend arts een re-integratietraject op. Hier komt de VDAB in beeld.
VDAB, GTB, Riziv en de Vlaamse ziekenfondsen werken sinds 2009 samen om werkzoekenden die arbeidsongeschikt zijn weer aan het werk te krijgen. Op 1 januari 2016 werd deze overeenkomst geformaliseerd in een raamakkoord. Ieder jaar spreken de partners een nieuw objectief af m.b.t. het aantal trajecten naar werk. Dit jaar zijn 5000 trajecten naar werk de ambitie.
(Bron: VDAB)
De doelstelling is om in eerste instantie begeleiding te voorzien via het reguliere aanbod. Alle dienstverlening die VDAB ter beschikking stelt voor andere werkzoekenden (begeleiding en bemiddeling, opleidingen,…) staan ook ter beschikking van deze doelgroep. Opleiding blijkt cruciaal. 1 op de 3 start met een opleidingstraject. Dit verklaart ook de langere doorlooptijd van de trajecten. Gemiddeld duurt een traject ongeveer 1,5 jaar. 92% slaagt in zijn opleiding.
De instroom van arbeidsongeschikte werkzoekenden bij de VDAB stijgt jaar na jaar. Maar de uitstroom naar werk is zeer laag. Volgens de cijfers van de VDAB heeft 13,08% van alle personen die in een activeringstraject stapten, werk gevonden binnen de 6 maanden na de opstart van het traject, 21,3% werk na 12 maanden, 26,4% na 18 maanden, en 29,5% na 24 maanden.
De instroom van arbeidsongeschikte werkzoekenden bij de VDAB stijgt jaar na jaar. Maar de uitstroom naar werk is zeer laag.
Meer gedetailleerde cijfers ontbreken over het succes van de trajectbegeleiding van VDAB, o.a. over de sectoren, functies , type contract, duurzaamheid van de wedertewerkstelling ontbreken. Er zou een bevraging moeten komen bij de werknemers zelf die een trajectbegeleiding volgen.
Ook loontrekkenden kunnen gebruik maken van het aanbod van VDAB (loopbaanbegeleiding, jobcoaches, opleidingscheques, …). Maar niet alle artsen zijn mee met het bestaande instrumentarium.
Wat Vlaanderen laat liggen
Vlaanderen heeft een aantal belangrijke beleidsinstrumenten in handen om te werken aan uitval-preventie. We denken daarbij aan werkbaar werk, gezondheidspreventie en de sensibilisering van werkgevers. De preventieve aanpak die wordt voorgesteld – ook in het nieuwe plan van Crevits – gaat echter niet verder dan het sensibiliseren over en ontsluiten van het reeds bestaande aanbod rond werkbaar werk. De structurele oorzaken worden niet aangepakt. Integendeel, de vorige regering bespaarde 101,6 miljoen op maatregelen die werk werkbaarder maken. Voor het corona-plan Alle hens aan dek trok de huidige regering wel weer 21 miljoen uit voor werkbaar werk, maar dat compenseert allerminst de eerdere besparingen.
De rol van sociaal overleg en een disability management worden niet opgenomen in het actieplan re-integratie. Een vertrouwenspersoon op de werkvloer heeft een noodzakelijke rol in een re-integratie proces, een gemiste kans dat de minister dat niet heeft meegenomen. Er is nood aan collectief vastgelegde afspraken omtrent re-integratieprocessen op de werkvloer.
Besluit
Wat leren we uit dit complexe verhaal?
- Zorgen dat mensen niet ziek worden blijft de eerste voorwaarde. Preventie en werkbaar werk zijn essentieel. Investeer daarin.
- Als mensen toch ziek worden moet je ze de tijd geven om ziek te zijn. Neem daarbij extra zorgen weg, door inkomenszekerheid voor de werknemer te organiseren en sociaal overleg op bedrijfsvlak in alle stadia van het re-integratietraject.
- De cijfers bewijzen: dwing mensen niet in een re-integratietraject, maar zet vrijwilligheid voorop. Binnendringen in de ziekenhuizen met de werkboodschap is een fout signaal, net als het promoten van levenslang leren tijdens de periode van ziekte. De beslissing over de medische geschiktheid moet nog altijd bij de desbetreffende artsen (en hun team) blijft liggen. Een tussenkomst van VDAB of partners kan enkel wanneer een arts, in samenspraak met de betrokken persoon, de inschatting maakt dat stappen naar werk mogelijk zijn.
- Zorg voor een gedragsverandering bij werkgevers om mee te werken aan een inclusieve arbeidsmarkt. Enkel op die manier kan je de lage uitstroom vanuit trajecten VDAB omdraaien. Komen tot een positieve mentaliteitswijziging waarbij de focus gelegd wordt op talenten in plaats van gebreken, komt er niet via een attest arbeidsgeschiktheid. Als de nadruk enkel ligt op wat mensen ondanks hun tekortkomingen toch realiseren, vervorm je het beeld van waartoe iemand met een beperking of chronische ziekte in staat is. Niet iedereen zal meekunnen in dat verhaal. Men vergeet namelijk de randvoorwaarden.
Er bestaan vandaag heel wat instrumenten die werkgevers helpen hun preventiebeleid aan te passen, waaronder redelijke aanpassingen en het uitbouwen van een disability management, maar ze worden nog te weinig toegepast. Informeren en sensibiliseren is noodzakelijk. Men kan bijvoorbeeld werkgevers verplicht een vorming laten volgen over de inhoud van de wetgeving inzake welzijn op het werk. Maar ook het recht op redelijke aanpassingen inschrijven in de welzijnscodex is een grote stap vooruit .
Maar bovenal moeten ziekmakende jobs aangepakt worden. Om de metafoor van Dirk De wachter te gebruiken: “Ik vergelijk onze tijdgeest met een speedboot, TINA genaamd: There Is No Alternative. Die boot vaart heel snel, en vooraan staan blitse jongens in dure pakken met hun haren in de wind magnumflessen champagne leeg te spuiten, terwijl hun mooie vrouwen kirren van plezier. Maar achteraan vallen mensen uit de boot, omdat het zo snel gaat en er geen relingen zijn.” Er is nog veel werk aan de winkel.