“There hasn’t been a war run this badly since Olaf the hairy, King of all the Vikings, ordered 80,000 battle helmets with the horns on the inside.
Captain Edmund Blackadder
Hoe het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de Europese Unie tuimelde, is voer voor historici. Het Sampol-nummer van januari is daarvoor ten zeerste aan te raden. Deze bijdrage gaat over onze toekomstige relatie met dat gekke volkje aan de overkant van het kanaal. Wat als een meeuw op een paal in de haven van Dover boven water staat, is dat we tot een innige relatie veroordeeld blijven met Old Blighty.
De klunzige en cynische onderhandelingen die een jaar lang onze Brexit-moeheid voedden, leidden eind vorig jaar tot een akkoord. Mooi is dat akkoord niet, en uitblinken in duidelijkheid doet het allerminst. De Britse pers maakte er een voetbalwedstrijdje van: hoeveel ‘goals’ scoorde het VK in de onderhandelingen ten opzichte van de EU en vice versa. Die benadering doet uitschijnen dat er een winnaar uit de bus kon komen. Het is een perceptie die de Brexiteers – met PM Boris Johnson voorop – genegen zijn: we scoren punten, we halen iets binnen, we take back control. Maar het is geen zero sum game, waar de winst van de ene, het verlies van de ander betekent. In het hele Brexit-verhaal zijn er vooral verliezers, met de werknemers in beide kampen op kop.
Relatiestatus: complex
Laat ons dieper ingaan op het akkoord tussen het VK en de EU. De officiële Brexit vond plaats in januari vorig jaar, maar op dat ogenblik werd enkel een akkoord over de ‘grote principes’ op papier gezet. Op geen enkele manier werd de toekomstige relatie vastgelegd. Hiertoe moest een handelsakkoord gesloten worden. De deadline lag op 31 december vorig jaar. Een deadline die nipt werd gehaald. Het handelsakkoord is historisch: voor het eerst worden opnieuw barrières opgetrokken op het Europees continent, terwijl we er al twintig jaar lang neerhalen. Dat proces van grenzen opheffen, bracht vaak excessen met zich mee – denk aan het misbruik van goedkope arbeid uit het oosten van Europa – maar bracht het decennialange verscheurde continent wel dichter bij elkaar.
Hoe ziet onze relatiestatus er nu uit? Complex. In principe krijgen het VK en de EU wat producten betreft, toegang tot elkaars markt. Dat betekent geen tarieven of quota voor goederen. De exit uit de Europese eenheidsmarkt betekent dat vanaf nu in Zeebrugge, Calais of Rotterdam product- en douanecontroles worden uitgevoerd. Landbouwproducten zullen uitgebreide veterinaire controles ondergaan. Dat betekent heel wat extra administratie: vergunningen voor ladingen, btw-aangiften en overige rompslomp.
In het hele Brexit-verhaal zijn er vooral verliezers, met de werknemers in beide kampen op kop.
Wat diensten betreft, geldt het principe: geen automatische toegang tot elkaars markt. Dat zorgt vooral voor problemen bij Britse dienstenaanbieders: wanneer ze opereren vanuit het VK op Europees grondgebied zijn ze praktisch verplicht om een Europees filiaal op te richten. Vergunningen die in het kader van de eengemaakte markt aan Britse dienstenproviders werden gegeven, gelden niet langer sinds 1 januari van dit jaar. Dat heeft vooral een impact op de financiële sector, logistiek, audiovisuele media (Britse rockbands) en energiesector. Ze moeten allemaal aparte vergunningstrajecten doorlopen om aan te tonen dat ze aan de Europese standaarden voldoen. Er is bovendien geen automatische erkenning meer van beroepskwalificaties.
Op de weg en in de lucht blijft de toegang tot elkaars markt behouden, met respect voor wederzijdse sociale rechten en veiligheidsnormen. Wat de Britse kabeljauw en haring betreft, blijven de Belgische en hun Europese collega-vissers een beperkte toegang behouden tot de Britse wateren die stapsgewijs terugloopt.
Een laatste principe dat niet langer geldt: het vrij verkeer van personen. Vanaf 1 oktober 2021 moet je een paspoort op zak hebben om het VK binnen te mogen, er is nu al visumplicht voor het merendeel van verblijven langer dan zes maanden. Gaan werken in het VK zonder aparte werkvergunning is niet meer mogelijk. Studeren via het Erasmusprogramma is afgelopen.
Singapore aan de Thames
Een handelsakkoord bepaalt nooit enkel de regeltjes over hoe landen goederen met elkaar uitwisselen, steeds vaker bevat zulk akkoord uitgebreide hoofdstukken over hoe oneerlijke concurrentie tussen landen voorkomen kan worden. Dat noemt men het creëren van een gelijk speelveld, een level playing field. Het principe erachter is logisch en rechtvaardig: wanneer je buitenlandse goederen tot je markt toelaat, wil je niet dat je bedrijven valse concurrentie wordt aangedaan door buitenlandse producenten die geen arbeidsnormen respecteren of geen milieuwetgeving moeten volgen. Het handelsakkoord tussen het VK en de EU bevat een niet onbelangrijk hoofdstuk over eerlijke concurrentie.
De belangrijkste uitdaging van de Europese Unie is op dat vlak makkelijk samen te vatten: hoe voorkom je dat Londen een Singapore aan de Thames wordt. Hoe voorkom je dat het VK alle regels rond sociale rechten, arbeidsnormen, milieu of fiscaliteit – die vaak hun oorsprong in Europese wetgeving vinden – overboord gooit om zichzelf als ondernemersparadijs in de markt te zetten? Die discussie was bij voorbaat al moeilijk. Hoe kan je een level playing field afdwingen als EU wanneer je intern mekaar vaak de loef afsteekt op bijvoorbeeld fiscaal vlak. Denk aan alle fiscale constructies die landen als Ierland of Nederland opzetten tot ergernis van hun buren. Een verdeelde EU was op dat vlak een gedroomde opponent voor het VK.
Het handelsakkoord tussen het VK en de EU bevat een niet onbelangrijk hoofdstuk over eerlijke concurrentie.
In principe kan het VK niet onder bestaande sociale, milieu- en fiscale wetgeving uit. Eenzijdige staatsteun aan bedrijven kan eveneens niet. Het akkoord bepaalt dat het VK en de EU het bestaande niveau van arbeidsrechten niet mogen verzwakken of verlagen op een manier die de handel of investeringen beïnvloedt. Deze zogenaamde ‘non-regressie clausule’ omvat onder meer fundamentele rechten op het werk, gezondheids- en veiligheidsnormen, eerlijke arbeidsomstandigheden, arbeidsnormen, informatie- en raadplegingsrechten op bedrijfsniveau en herstructurering van ondernemingen.
Toekomstige wetgeving?
Maar wat in de toekomst? Wat als de EU extra wetgeving rond arbeidsnormen of milieu aanneemt? Het VK is niet verplicht om nieuwe regels te volgen. In dat geval ontstaat er een concurrentienadeel voor de EU. De EU kan dat nadeel in theorie corrigeren door ‘passende herbalanceringsmaatregelen’ op te leggen, bijvoorbeeld in de vorm van handelstarieven om zo het competitief nadeel te herstellen. De beide handelsblokken gaan trouwens over tot de oprichting van een gezamenlijke raad en een arbitrageorgaan om mogelijke conflicten rond oneerlijke concurrentie te bespreken.
Maar hier wringt het schoentje. Het VK heeft zich handig onder de bevoegdheden van het Europees Hof van justitie uit weten uitwurmen. Dat hof is gerodeerd en al jarenlang een effectieve beslisser op inbreuken tegen EU (handels) recht. Door allerlei nieuwe organen te moeten oprichten, staat de deur open naar misbruiken. Bovendien weet het VK dat zulke mechanismen in eerdere handelsakkoorden tussen de EU en andere handelsblokken stonden ingeschreven. In de meeste gevallen zijn ze dode letter gebleven. We moeten ons dus opmaken voor vertragingsmechanismen en wapenen tegen lobbywerk uit de bedrijfswereld.
Het rapport bevat een lijst aan maatregelen zoals de afschaffing van de maximale arbeidsduur van 48u per week.
En, ja, het is oppassen geblazen vanaf minuut één voor de Britse en Europese werknemers. Amper twee weken na de Brexit kreeg de Financial Times inzage in een rapport van het Britse ministerie van Ondernemen, Energie en Industriële strategie. Dat rapport was niet besproken met andere ministers, maar wel met de zakenwereld. Het bevat een lijst aan maatregelen zoals de afschaffing van de maximale arbeidsduur van 48u per week (ter info: in België 45u), verandering van regels rond pauzes op het werk, het ‘versoepelen’ van de administratie rond werktijden en het beknibbelen op vakantiegeld. De betrokken Britse minister was er uiteraard als de kippen bij om te melden dat hij werknemersrechten niet wil terugschroeven. Het bestaan van zo’n wishlist doet echter vermoeden dat de komende maanden de Britse vakbonden en de socialistische oppositie hun werk zullen hebben. We kunnen hen daarbij enkel in bijstaan en steunen, want een verlies aan werknemersrechten aan de overkant van het kanaal kan een ‘race-to-the-bottom’ veroorzaken als de nodige juridische instrumenten niet op poten staan, of door politieke onwil onbenut blijven.
Onze relatie met het VK was complex en is er niet minder complex op geworden. De EU moet nu vooral opmerkzaamheid en daadkracht tonen. Arbitrageorganen moeten snel op poten worden gezet en de EU moet z’n tanden durven laten zien. Onze Britse collega’s en de werknemers die ze vertegenwoordigen rekenen daarvoor op ons. Voor hen staat wellicht het meest op het spel in deze schier eindeloze saga.