Het was tijdens de Septemberverklaring van minister-president Jambon uitkijken naar de plannen en maatregelen voor de kinderopvang. Na maandenlange protesten van ouders, organisatoren en kinderbegeleiders, en na de publicatie van het eindrapport van de onderzoekscommissie, waren de verwachtingen in de sector hooggespannen. De reacties na de toelichting van Jambon waren unaniem: een stapje in de goede richting maar veel te weinig. Hiermee geraakt de kinderopvang niet uit crisismodus.
Bizar genoeg verkondigde vervangend minister van Welzijn Benjamin Dalle (CD&V) in het Vlaams parlement dat de gemiddelde begeleider-kindratio vandaag iets lager ligt dan 1 op 6.
De Vlaamse Regering zal recurrent 115 miljoen euro investeren in de kinderopvang. Daarvan was 15 miljoen euro al beslist beleid voor de uitbreiding van nieuwe plaatsen inkomenstarief, 8 miljoen euro voor de versterking van de agentschappen (Opgroeien en Zorginspectie) en 92 miljoen euro voor de kinderopvang zelf. Ja, men zet stappen vooruit wat betreft het aantrekkelijk maken van de sector gekoppeld aan de loon- en arbeidsvoorwaarden en correcte statuten. Maar het blijft een druppel op een hete plaat. Wat vooral opvalt is wat er NIET in het pakket zit: de begeleider-kindratio.
Maximaal aantal kinderen per begeleider
De ratio staat voor het maximaal aantal kinderen per kinderbegeleider in een kinderopvanglocatie. In theorie wordt de begeleider-kindratio geregeld in het vergunningsbesluit van 22 november 2013. Daarin staat dat 1 begeleider maximaal 8 kinderen mag opvangen in de gezinsopvang (onthaalouders) en 9 kinderen in de groepsopvang (minstens 2 begeleiders). Op momenten dat kinderen rusten en op voorwaarde dat er minstens twee kinderbegeleiders in de kinderopvanglocatie aanwezig zijn, mag dat stijgen naar 14 kinderen.
In de praktijk bestaan er echter veel verschillen tussen kinderopvanglocaties, met zowel hogere als lagere ratio’s, en wordt er vaak creatief omgesprongen met de maximumgrens. Zo wordt de begeleider-kindratio bepaald op het niveau van de kinderopvanglocatie, en niet op basis van de leefgroep, waardoor één begeleider in de praktijk – als collega’s in pauze zijn of niet beschikbaar (door ziekte, wissel van shiften, …) – soms verantwoordelijk is voor een groep van meer dan 9 kinderen (met een maximum leefgroepgrootte van 18 kinderen). Er zijn vandaag dus verschillende leefgroepen die, mede door een tekort aan kinderbegeleiders, boven de wettelijk toegelaten ratio werken.
Werkdagen van 10 uren, geen pauzes en enorm veel overuren.
Bizar genoeg verkondigde vervangend minister van Welzijn Benjamin Dalle (CD&V) in het Vlaams parlement dat de gemiddelde begeleider-kindratio vandaag iets lager ligt dan 1 op 6. Hij maakt daarvoor geen gebruik van wetenschappelijke studies of officiële cijfers, maar van de inspectierapporten. Die worden opgemaakt op basis van inspecties aan kinderopvanglocaties op eigen initiatief, op vraag van het Agentschap Opgroeien of op vraag van de organisator (infrastructuur). Dergelijke cijfers over de begeleider-kindratio kunnen en mogen niet veralgemeend worden voor de hele sector. Te meer omdat deze onregelmatig gebeuren en soms aangekondigd zijn. Dat hij dat toch deed is een slag in het gezicht van de duizenden kinderbegeleiders die onder immense druk staan en in de praktijk met hogere ratio’s geconfronteerd worden.
‘Negen is te veel’
Met de leuze ‘negen is te veel’ trekken de kinderbegeleiders al maanden de straat op tegen deze veel te hoge begeleider-kindratio. Het blijft niet alleen bij betogingen. Er werd ondertussen ook een petitie opgestart voor ‘een Marshallplan voor kwalitatieve kinderopvang’ met op dit moment meer dan 35.500 handtekeningen. Er worden ludieke acties georganiseerd op verschillende plaatsen in het land, zoals het organiseren van een noodcrèche op het kabinet van Crevits. Er worden in heel Vlaanderen verschillende actiegroepen georganiseerd, zoals het ‘Crisiskabinet Kinderopvang’ en het ‘Consortium Kinderopvang’ (koepelorganisaties, vakbonden, experten en gebruikersorganisaties). Er worden met de vleet opinies en getuigenissen gelanceerd die de ernst van de situatie aantonen.
Onder de noemer #redonzekinderopvang worden door de organisatie ‘Crisiskabinet Kinderopvang’ getuigenissen verzameld van (groot)ouders, kinderbegeleiders, pedagogische coaches en organisatoren over de situatie in de kinderopvang. Een greep uit de meer dan 2700 getuigenissen die ondertussen verzameld werden.
“Ik ben er ten onder aan gegaan. De werkdruk is te hoog en de kwaliteit die je nog kan geven ondermaats. Ik zie dat de sector het heel moeilijk heeft omdat negen kinderen echt te veel is. Werkdagen van 10 uren, geen pauzes en enorm veel overuren.” (Pedagogisch medewerker)
Niet alleen tijd voor kwalitatieve interacties met de kinderen ontbreekt, ook tijd voor zelfontwikkeling en zelfontplooiing binnen de loopbaan is niet meer mogelijk.
“Ik vind het heel fijn om met kinderen van 0 tot 3 te werken. Hen dingen aan te leren en te zien groeien in de ruime zin van het woord, ook samen met hen op ontdekking gaan en te laten experimenteren (risicovol spel). Jammer genoeg zijn wij aan het verdrinken in het werk waardoor we niet veel verder meer komen dan het hoogstnodige. Waar ik dan weinig voldoening uit kan halen en vaak met schuldgevoelens naar huis moet gaan. Bijna dagelijkse word ik geconfronteerd met het gevoel van falen doordat ik de kindjes uit mijn groep te weinig of soms geen individuele aandacht heb kunnen geven. Is het nog normaal dat je op bepaalde tijdstippen van de dag er alleen voor staat voor 14 tot 16 kinderen.” (Pedagogisch medewerker)
“Negen is te veel. Zo kunnen we niet pedagogisch aan het werk omdat we constant aan het zorgen zijn terwijl kinderopvang veel meer zou moeten zijn dan enkel zorgen. Kinderen moeten kunnen leren, spelen en de wereld ontdekken en nog zo veel meer. Maar dat gaat niet op deze manier.” (Onthaalmoeder)
Het is moeilijk om goed personeel te vinden. Er is een hoge werkdruk, veel kinderen per begeleider, ook onregelmatige uren schrikt mensen af. Daarnaast wordt ook verwacht dat je als kinderbegeleider nog stagiaires opleidt. (Kinderbegeleider)
Ik zie – nu ik er zelf als pedagogisch coach aan de slag ben – begeleiders én verantwoordelijken één voor één uitvallen. Ze lopen op hun tandvlees en kunnen absoluut niet de kwaliteit bieden die ze “hun” kinderen willen geven. (Pedagogisch medewerker)
Door het hoge aantal kinderen per begeleider is er, zoals uit de getuigenissen blijkt, geen tijd meer voor pedagogische of ontspannende activiteiten, zoals uitstapjes naar het park of de bibliotheek. Zelfs de basiszorgtaken zoals eten geven, pampers verversen en baby’s in en uit bed halen, kunnen met moeite uitgevoerd worden. De kwalitatieve interacties moeten plaats maken voor alledaagse zorgtaken, waarbij de focus ligt op het voorkomen van ongevallen of crisissituaties. Het maakt dat kinderbegeleiders vaak achterblijven met schuldgevoelens en een gevoel van falen omdat er geen tijd is voor individuele aandacht per kind.
Door het verlagen van de begeleider-kindratio en door een versterking van de verschillende functieprofielen kan men de kinderopvang aantrekkelijker maken.
Niet alleen tijd voor kwalitatieve interacties met de kinderen ontbreekt, ook tijd voor zelfontwikkeling en zelfontplooiing binnen de loopbaan is niet meer mogelijk. Zo ontbreekt het de kinderbegeleiders in de kinderopvang aan kindvrije uren waardoor er geen tijd kan gemaakt worden voor het ondersteunen van (nieuwe) collega’s, opleiding en vorming te volgen, of teamoverleg en reflectiemomenten. Het is zelfs al zover gekomen dat het volgen van opleidingen, het nemen van pauze of zelfs het opnemen van verlof, niet meer, of enkel uitgesteld gedaan wordt.
Kroniek van een aangekondigde crisis
In een vorige blog gingen we al dieper in op de drie evenwaardige functies van kinderopvang (pedagogisch, sociaal en economisch) en hoe beleidsmakers te veel focussen op de economische waarde. Het heeft ervoor gezorgd dat kwantiteit (investeren in meer plaatsen) de bovenhand kreeg op kwaliteit (investeren in personeel en interacties). Zo werd de ratio met de invoering van het nieuwe kaderdecreet in 2014 opgetrokken in plaats van verlaagd. De gemiddelde ratio van 6,5 kinderen per begeleider evolueerde naar een nieuwe decretale grens van 8 of 9 kinderen per begeleider. De tekorten werden weggewerkt maar de pedagogische kwaliteit werd vergeten. Toen al was er kritiek op deze veel te hoge begeleider-kindratio en werden er protestacties georganiseerd.
Verblind door werk, werk, werk, vergat het beleid de onwerkbare realiteit in de kinderopvanglocaties.
In combinatie met ondermaatse loon- en arbeidsvoorwaarden, de weinige opleidingskansen en een te beperkt beroepenveld, waardoor doorgroeimogelijkheden binnen de sector eerder beperkt blijven, maakt dit de crisis compleet. Ja, er is een personeelstekort in verschillende (zorg)sectoren waaronder de kinderopvang, maar zich daarachter blijven verschuilen als dé oorzaak van de crisis in de kinderopvang is het licht van de zon ontkennen. Door het verlagen van de begeleider-kindratio en door een versterking van de verschillende functieprofielen kan men de kinderopvang aantrekkelijker maken. Het kan ervoor zorgen dat de uitval en uitstap van kinderbegeleiders wordt teruggedrongen en dat studenten, zij-instromers en ex-kinderbegeleiders (opnieuw) de weg (terug)vinden naar de kinderopvang.
Slechtste van Europa
Dat we in Vlaanderen een problematisch hoge begeleider-kindratio hebben blijkt ook uit vergelijkingen met andere Europese landen. Bijvoorbeeld voor kinderen tussen de 0 en 1 jaar hebben we in Vlaanderen een ratio van 1 op 8 en 1 op 9, in Nederland en Denemarken is dat 1 op 3, in Duitsland en Griekenland 1 op 4 en in Frankrijk is dat 1 op 5. Maar ook voor hogere leeftijden behoort Vlaanderen tot de slechtste van de Europese klas. Binnen de eigen landsgrenzen doen we het zelfs slechter dan Wallonië waar een ratio van 1 op 7 geldt.
Dat we in Vlaanderen een problematisch hoge begeleider-kindratio hebben blijkt ook uit vergelijkingen met andere Europese landen.
Ook de Europese Unie hecht in het kader van het uitwerken van een Europese Kindgarantie (onderdeel van de Europese Pijler van Sociale Rechten) extra belang aan een kwaliteitsvolle kinderopvangsector. Een belangrijk aspect daarbij is ook de begeleider-kindratio: “Lower child-staff ratios are found to be consistently supportive of child-staff interactions across different types of ECEC setting, and therefore – albeit indirectly – influence the quality of provision and the developmental outcomes of children.” Een lagere begeleider-kindratio zorgt ontegensprekelijk voor meer kwaliteitsvolle interacties tussen de begeleider en het kind, én zorgt voor een betere kwaliteit van de kinderopvanglocaties. Maar ook belangrijk, een lagere begeleider-kindratio zorgt voor betere arbeidsomstandigheden en minder stress op het werk.
Opvolging onderzoekscommissie
De ‘onderzoekscommissie naar de veiligheid in de kinderopvang’, die na het overlijden van een baby in een kinderopvang te Mariakerke werd opgestart, kwam afgelopen zomer naar buiten met haar eindrapport. Daarin werden vooral aanbevelingen naar voor geschoven die de werking van de agentschappen Opgroeien en Zorginspectie moet verbeteren en die de controle en handhaving van de kinderopvanglocaties moet versterken. Maar er werd ook een luik verlaging van de begeleider-kindratio en versterking van het algemene kwaliteitsbeleid toegevoegd.
Vier maanden na de publicatie van het eindrapport blijft het wachten op concrete initiatieven van de (vervangende) minister.
Belangrijk om mee te nemen uit dat luik is de volgende aanbeveling: verlaag de maximale kind‐begeleider ratio, op basis van een benchmark van de ons omliggende landen en wetenschappelijk onderzoek, met een differentiatie naar leeftijd, en zet een tijdspad uit om dit te realiseren. Dit moet er voor zorgen dat er de komende maanden stapsgewijs werk gemaakt wordt van een lagere begeleider-kindratio. Vier maanden na de publicatie van het eindrapport blijft het wachten op concrete initiatieven van de (vervangende) minister.
Naar een lagere begeleider-kindratio
Dat er nood is aan een lagere wettelijke begeleider-kindratio wordt door bijna alle partners in de sector onderschreven. Hoeveel kinderen er dan daadwerkelijk per kinderbegeleider maximaal toegelaten mogen worden en welke randvoorwaarden (kwalificaties van begeleiders, de groepsgrootte, het benutten van de ruimte, kwetsbare kinderen, …) ingevuld moeten zijn, daarover heerst nog veel discussie. Waar alvast een brede consensus over bestaat is de toepassingen van differentiatie op basis van de noden van kinderen. Baby’s hebben bijvoorbeeld meer nood aan een beperkt aantal hechtingsfiguren en een intensievere begeleiding dan peuters of kleuters. Evengoed hebben kinderen in kwetsbare situaties ook baat bij een hogere begeleider-kindratio. Maar ondanks de mogelijkheid tot differentiëren blijft een algemene verlaging van de ratio voor alle leeftijden in de kinderopvang hét uitganspunt.
Dat er nood is aan een lagere wettelijke begeleider-kindratio wordt door bijna alle partners in de sector onderschreven.
Om toch een concreet richtcijfer te geven is het interessant om een blik te werpen op de consensus die bestaat binnen het ‘Consortium Kinderopvang’, waar zowel academici, gebruikers, organisatoren als vakbonden samen aan tafel zitten. Daar wordt voor de gezinsopvang een ratio van 1 op 4 en voor de groepsopvang een ratio van 1 op 5 naar voorgeschoven. Dat is ook één van de voorstellen die het Vlaams ABVV, namelijk een ratio van 1 op 4, op haar congres heeft goedgekeurd.
Er is (veel) meer nodig
De begeleider-kindratio verlagen zal niet van vandaag op morgen lukken. Er zullen tussenstappen genomen moeten worden en een aantal voorwaarden moeten ingevuld worden.
Zo zal er meer geld naar de kinderopvang moeten vloeien, veel meer. Professor Wim Van Lancker berekende dat Vlaanderen ongeveer 2,2 euro per kind per uur investeert, terwijl landen zoals Zweden en Nederland (met vergelijkbare bezettingsgraad) respectievelijk 8,8 euro en 6,2 euro per kind per uur investeren. Of nog, Vlaanderen geeft 0,2% van het BBP uit aan kinderopvang, terwijl dat in Nederland 0,3% is en in Zweden zelfs 0,8%. Er gaan in Vlaanderen te weinig publieke middelen naar de kinderopvang en dat uit zich op het terrein.
Er zal ook meer perspectief geboden moeten worden aan de huidige en toekomstige kinderbegeleiders. Dat wil zeggen investeren in kindvrije uren zodat kinderbegeleiders binnen de werkuren samen kunnen zitten en reflectiemomenten kunnen inbouwen. Dat wil zeggen tijd en ruimte inbouwen voor permanente bijscholing en doorgroeimogelijkheden voor alle medewerkers. Dat wil ook zeggen betere loon- en arbeidsvoorwaarden en de nodige correcte statuten met de nodige sociale bescherming voorzien, zodat de aantrekkelijkheid van de job stijgt.
Er gaan in Vlaanderen te weinig publieke middelen naar de kinderopvang en dat uit zich op het terrein.
En tot slot, wat als we nu eens de tijd en ruimte krijgen om een beetje langer voor onze kinderen te zorgen, vooral in het eerst levensjaar van de baby. Laten we opnieuw even Zweden erbij nemen. Minder dan 10% van de 0-jarigen gaat daar naar de opvang en zelfs dan vaak niet voltijds. Bij ons is dat meer dan 50% en vaak heel intensief (veel uren per week). Hoe dat komt? In Zweden hebben ouders recht op 480 dagen (!) ouderschapsverlof, te verdelen onder de ouders en heel inclusief (alle statuten en goed verloond). In België is dat omgerekend ongeveer 240 dagen (4 maanden per ouder) en weinig inclusief. Een sterk en uitgebreid ouderschapsverlof kan zorgen voor meer genderevenwicht op de arbeidsmarkt, een sterkere band tussen de ouder en het kind én meer balans tussen privé en werk, maar kan dus ook zorgen voor minder druk op de kinderopvang én de ouders die wanhopig op zoek zijn naar een plaatsje. Uiteraard moeten ouderschapsverlof en kinderopvang goed op elkaar aansluiten, zodat later instappen in de kinderopvang altijd mogelijk blijft.
Tijd voor een ratio(nele) beslissing
Om het met een boutade te zeggen, it takes a village to raise a child. Als we niet dringend meer investeren in dat dorp, dan dreigt er een leegloop van geëngageerd kinderbegeleiders en sluitingen van opvanglocaties met mogelijks grote gevolgen voor kinderen, ouders en de samenleving. Tijd dus voor rationele keuzes die de kinderopvang uit de crisis halen. Tijd voor een ratio-beslissing die rekening houdt met de draagkracht voor de kinderbegeleiders en de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang.