Uit een recente Pano reportage blijkt hoe belangrijk sociale huisvesting is in de strijd tegen armoede. Het geeft mensen met een laag inkomen financiële en mentale ruimte. Maar de wachtlijsten zijn lang en de toegang is steeds meer voorwaardelijk. Er zouden dubbel zoveel sociale woningen moeten bijkomen wil men een antwoord bieden op de woonnood op de private huurmarkt, maar voor de Vlaamse regering is dat overduidelijk geen ambitie.
Erger, de sociale huurmarkt wordt stelselmatig verder uitgekleed. Sociale huur wordt niet meer ingezet als een opstap om uit armoede te geraken, maar verandert in een activeringsmaatregel. De huidige Vlaamse regering gaat daar ver in. Bestaande huurcontracten van onbepaalde duur worden omgezet naar tijdelijke contracten van 9 jaar. Wie werk vindt, wordt gevraagd door te stromen naar de private huurmarkt. Wie op de wachtlijst staat voor een sociale woning, wordt verplicht werk te zoeken. Allemaal zaken die in het verleden ondenkbaar waren. Wonen werd gezien als de noodzakelijke voorwaarde om een maatschappelijk leven uit te bouwen. Om te werken, een gezin te onderhouden, dat gezin te laten studeren enzoverder. Die redenering wordt vandaag op zijn kop gezet: sociaal wonen wordt voorwaardelijk, in plaats van een voorwaarde.
Wonen werd gezien als de noodzakelijke voorwaarde om een maatschappelijk leven uit te bouwen. Die redenering wordt vandaag op zijn kop gezet.
Die aanpassing in zienswijze heeft verregaande gevolgen voor sociaal wonen als beleidsdomein.
De vraag die zich stelt: hoe kon het beleidsdomein zo snel doordrongen geraken van een ver doorgedreven activeringsbeleid? In deze blog bespreken we de nieuwe visienota van Vlaams minister van wonen Mathias Diependaele, op 12 januari goedgekeurd door de Vlaamse regering. We kijken naar het profiel van de sociale huurder, de problemen waar ze mee kampen en de veelbesproken maatregelen die zijn opgenomen in de visienota van de minister. Zijn ze menswaardig en überhaupt effectief?
Werkbaarheidstoets op wonen?
Eind 2022 besliste de Vlaamse Regering dat sociale huurders vanaf 1 januari 2023 verplicht zijn om zich in te schrijven als werkzoekende bij VDAB. Deze maatregel geldt voor alle niet-werkende huurders tussen 18 en 65 jaar, ook voor huurders die mantelzorg verlenen, studeren of huismoeder of -vader zijn. Mensen die een leefloon ontvangen, personen die arbeidsongeschikt of invalide zijn, een erkende handicap hebben, zijn de enige uitzondering. We zijn het enige land dat deze verplichting inschrijft, in andere landen bestaat deze maatregel niet. Verschillende organisaties, waaronder wijzelf, vroegen om deze beslissing terug te draaien. De Vlaamse regering koppelt immers het recht op wonen, nochtans een grondrecht, aan de plicht om werk te zoeken.
Helaas hielp dat protest weinig. De Vlaamse regering wil zelfs nog een stap verder gaan. Er wordt niet alleen verwacht dat sociale huurders zich inschrijven bij VDAB, maar ook dat ze zich actief laten begeleiden naar werk. Dat staat in de nieuwe visienota van Vlaams minister van wonen Mathias Diependaele, op 12 januari goedgekeurd door de Vlaamse regering. De focus van de visienota ligt op het bestrijden van een mogelijke werkloosheids- en inactiviteitsval, het faciliteren van uitstroom uit de sociale huisvestingssector via een doorstroompremie en de afschaffing van huurcontracten onbepaalde duur.
Die inactiviteits- en werkloosheidsval wil de minister aanpakken door een verplicht actieplan bij VDAB, de zogenaamde ‘werkbaarheidstoets’. Het actieplan kan gaan over aanwezig zijn op afspraken met de bemiddelaar, maar ook bijvoorbeeld verplicht zoeken van opvang voor de kinderen. Dit voorjaar gaat er een pilootproject van start met de woonmaatschappijen om de werkbaarheidstoets in de praktijk te brengen. Er wordt 1 miljoen euro voor uitgetrokken.
De visienota van Diependaele is volgens de minister gebaseerd op de resultaten van een onderzoek van het Steunpunt Wonen.
Het actieplan doet denken aan het federale systeem van GPMI (geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie), waarbij mensen met een leefloon worden verplicht om zich maatschappelijk te integreren en op zoek te gaan naar werk. Wanneer de persoon hier niet in slaagt, heeft hij of zij tijdelijk geen recht meer op een leefloon. Leefloongerechtigden staan hierdoor permanent onder druk. Druk zetten door sancties op te leggen zorgt niet voor een betere herintegratie. Ook wetenschappelijk onderzoek lijkt dit te bevestigen.
De visienota van Diependaele is volgens de minister gebaseerd op de resultaten van een onderzoek van het Steunpunt Wonen. Dat is op zijn minst de waarheid geweld aandoen. Waar de onderzoekers een genuanceerd verhaal brengen over de tewerkstellingskansen van sociale huurders, zien we een minister die een ideologisch verhaal naar voren schuift dat niet in overeenstemming is met de resultaten van het onderzoek.
Een achterhaald idee
Heel het idee dat werklozen en beroepsinactieven door financiële sancties sneller aan het werk gaan, is achterhaald. Zo bleek uit de studie van de OESO en de studie van Lehwess-Litzmann & Nicaise (2018) dat de degressiviteit van onze werkloosheidsuitkeringen niet zorgt voor een hogere tewerkstellingsgraad, maar juist een hoger risico op armoede in de hand werkt. Zoals Sarah Van Steenkiste aanhaalt in Sampol van maart 2024, moet er veel meer gekeken worden naar de verschillende drempels die mensen ervaren wanneer ze de stap zetten naar werk: discriminatie op de arbeidsmarkt, het gebrek aan kinderopvang, mobiliteitsarmoede, gezondheidsuitdagingen,…
Voor mensen met een werkloosheidsuitkering loont het quasi altijd om te gaan werken, zo blijkt uit de berekeningen van Olivier Pintelon in diezelfde Sampol van maart 2024 (zie tabel). Voor mensen met een leefloon, die sterk vertegenwoordigd zijn binnen de sociale huur, is deze financiële prikkel nog hoger. Met een leefloon van 842,12 euro per maand voor een samenwonende (bedragen november 2023) zal werken altijd lonen.
In het onderzoek van het Steunpunt Wonen wordt dit ook bevestigd. De kans op een werkloosheidsval bij sociale huurders is klein, omdat het huishoudinkomen zeer laag is. 2 op 3 sociale huurders had in 2019 jaarlijks een inkomen van minder dan 20 000 euro (Wonen in Vlaanderen, 2023b). Voor het grootste deel van hen zal werken altijd lonen. Het Steunpunt stelt vast dat de werkloze sociale huurders in Vlaanderen 26% minder tewerkstellingskansen hebben dan werkloze private huurders. Het grootste effect op de overgang naar werk zit daarbij niet in de sociale huisvesting, maar in het opleidingsniveau. Het bezit van een diploma hoger onderwijs vergroot de kans op werk met 215% tegenover lager onderwijs als hoogst behaalde diploma.
Wat betreft inactiviteitsvallen, vinden de onderzoekers helemaal geen link. Er is maar een klein verschil met de private huurders, en niet significant. De gemiddelde duurtijd in inactiviteit (5 maanden) is voor sociale huurders wel langer dan voor private huurders. Dit kan opnieuw verklaard worden door het kwetsbaarder socio-economisch profiel van sociale huurders.
De onderzoekers benadrukken dat bepaalde kenmerken van het sociale huurstelsel ook de tewerkstellingskansen van sociale huurders kunnen bevorderen. Extra begeleiding en doorverwijzing, of verminderde financiële stress door de lagere huurprijs, hebben wel degelijk een positief effect op de tewerkstellingskansen van sociale huurders.
Hoe dan wel
In een eerdere ABVV experten blog ging ik dieper in op deze positieve effecten van sociale huisvesting. Ik wil hier nogmaals de klemtoon op leggen, in het huidige politieke debat worden deze effecten namelijk vaak doodgezwegen. Heel wat studies tonen aan dat sociale huisvesting een belangrijke buffer is tegen armoede. In eigen land doet de toegang tot sociale huisvesting het armoederisico met 40% dalen. Sociale huisvesting verhoogt de koopkracht van gezinnen. Dankzij lagere woonkosten houden sociale huurders meer over op het einde van de maand waardoor ze een betere toegang hebben tot andere goederen en diensten. Hun kinderen kunnen bijvoorbeeld verder studeren, wat dan weer generatiearmoede tegengaat.
Indien sociale huurwoningen gelegen zijn in buurten met betere toegang tot werkgelegenheid, openbaar vervoer en voorzieningen, zijn de tewerkstellingskansen simpelweg groter.
Je woonplaats bepaalt bovendien ook de beschikbaarheid van werk en de bereikbaarheid tot de werkplek. Steden, gebieden met veel jobs, zijn vaak onbetaalbaar om te wonen. De stijgende huur- en koopprijzen zetten deze dynamiek nog verder onder druk. Vooral mensen met een laag inkomen zijn hiervan de dupe. Zij zien zich gedwongen om verder weg van hun werk te gaan wonen. Waardoor ze ook langer onderweg zijn naar het werk. Dit heeft een grote invloed op de werk-privébalans van mensen en hun stressniveau. Het Steunpunt Wonen ziet daarom een belangrijke rol in de locatie van sociale huisvesting en de aanwezigheid van openbaar vervoer. Indien sociale huurwoningen gelegen zijn in buurten met betere toegang tot werkgelegenheid, openbaar vervoer en voorzieningen, zijn de tewerkstellingskansen simpelweg groter.
Het hebben van werk als voorwaarde bij het vinden van huisvesting is kortom de wereld op zijn kop. Waar sociale huisvesting een antwoord kan zijn op drempels naar werk, wordt dat antwoord plots een extra hindernis.
Het kwetsbaar profiel van de sociale huurder
Dit neemt niet weg dat sociale huurders structureel een kwetsbare groep vormen. Dit is enerzijds logisch vanwege de steeds strengere toegangsvoorwaarden voor een sociale woning. De sociale huisvesting in Vlaanderen is hierdoor alsmaar sterker gericht op de laagste inkomensgroepen. Sociale huurders hebben bovendien vaak niet alleen een laag inkomen, maar ook andere kwetsbaarheden op sociaaleconomisch en psychisch vlak.
Uit de Woonsurvey 2018 blijkt dat 26% van de sociale huurders werk heeft, in vergelijking met 53% van de totale bevolking. Het lage percentage gaat samen met een relatief hoog aandeel werklozen (13% van de sociale huurders tegenover 3% in de totale bevolking) en een hoger aandeel zieke of arbeidsongeschikte personen (20% tegenover 5% in de totale bevolking). Daarnaast is 1 op 3 sociale huurders 64 jaar of ouder en met (brug)pensioen, wat in lijn ligt met de verdeling over alle huishoudens in Vlaanderen.
Uit onderzoek van Boey en Vansteenkiste (2022) blijkt dat kortgeschoolden, personen met een migratieachtergrond en alleenstaanden een hogere werkloosheidsgraad hebben. Allen zijn ze sterk vertegenwoordigd in de Vlaamse sociale huisvesting. Grote gezinnen en eenoudergezinnen zijn extra kwetsbaar, in deze gezinnen is er vaak een oververtegenwoordiging van kortgeschoolden en personen geboren buiten de EU.
Lage-loonval
Wanneer mensen werken tegen een laag loon, is het financieel niet interessant voor hen om promotie te maken omdat ze dan verschillende fiscale voordelen verliezen. Dit noemen we de lage-loonval. De werkbonus en de zeer door de Vlaamse regering bejubelde jobbonus versterken dit effect.
Uit het onderzoek van het Steunpunt Wonen blijkt dat het risico op een lage-loonval veel groter is bij sociale huurders. Het grootste deel van de sociale huurders hebben een job in de laagste inkomenscategorieën. Wanneer zij een hoger loon ontvangen, verliezen ze niet enkel de fiscale voordelen maar moeten zij ook een hogere sociale huurprijs betalen.
Dit is niet enkel het geval in België, ook in andere landen komt dit voor. In de Verenigde staten wordt gebruik gemaakt van ‘mutual obligation packages’ om deze lage-loonval tegen te gaan. In dit systeem wordt het bijkomend deel van de gestegen huurprijs ten gevolge van het hoger inkomen niet doorgerekend, maar bijgehouden op een spaarrekening. Dit bedrag kan gebruikt worden voor bv. een verhuis naar een woning buiten de sociale huur, om een opleiding te betalen, een transportmiddel aan te kopen etc.
Er is heel wat te zeggen over deze beslissing, maar het voornaamste is dat de nieuwe wetgeving ingaat tegen de grondwet.
De Vlaamse overheid komt nu met een éénmalige doorstroompremie voor werkende sociale huurders die doorstromen naar de private huurmarkt. Minister Diependaele zegt zijn beslissing te baseren op het systeem in de VS. We stellen echter vast dat de minister er een volledig andere invulling aan geeft. De premie wordt enkel en alleen gebruikt als financiële stimulans om mensen uit de sociale huisvesting te duwen, niet om hun levensstandaard te verbeteren. De premie wordt uitbetaald op het moment van de uitstroom en bedraagt maximaal 2500 euro. Indien de sociale huurder binnen een termijn van 3 jaar terug instroomt in de sociale huursector, wordt de doorstroompremie teruggevorderd. Men wordt dus niet alleen de laan uitgestuurd, maar ook ontmoedigd om de komende drie jaar zich terug op de wachtlijst te zetten voor een sociale woning. Wachtlijsten die overigens vaak langer dan 3 jaar duren.
In 2017 besliste de Vlaamse regering om alle nieuwe sociale huurcontracten vanaf 1 maart 2017 te beperken in de tijd, de oudere contracten afgesloten voor 1 maart 2017 bleven gespaard, tot vandaag. Zij worden nu ook omgezet naar tijdelijke contracten van 9 jaar, telkens verlengbaar met 3 jaar. De extra opzegmogelijkheden wegens te hoog inkomen én onderbezetting zullen eveneens van toepassing zijn op de oudere contracten. De hierdoor ontstane woononzekerheid legt alleen maar extra druk op de sociale huurders, zo bleek ook in de Pano-reportage. Er is heel wat te zeggen over deze beslissing, maar het voornaamste is dat de nieuwe wetgeving ingaat tegen de grondwet. Daarin staat het standstillbeginsel ingeschreven, wat inhoudt dat de overheid een bestaand beschermingsniveau niet aanzienlijk mag verminderen zonder dat daartoe redenen van algemeen belang bestaan. In België wordt dit toegepast op artikel 23 van grondwet. Artikel 23 bepaalt dat iedereen het recht heeft om een menswaardig leven te leiden, het recht op wonen maakt hier deel van uit.
Conclusie
De nieuwe regels die minister Diependaele invoert hollen het recht op wonen verder uit. Er worden verschillende nieuwe verplichtingen opgelegd aan sociale huurders, maar tegelijk worden mensen aan hun lot overgelaten om die plichten in te vullen. Zo houdt men geen rekening met de randvoorwaarden die in de andere Vlaamse beleidsdomeinen zijn uitgehold. We denken daarbij aan de verstrengde toegangsvoorwaarden voor kinderopvang die deze regering heeft geïnstalleerd. Hoe kan je iemand verplichten om kinderopvang te zoeken in een persoonlijk actieplan, als die kinderopvang enkel is voorbehouden voor de werkende bevolking? Om nog maar te zwijgen van het groot aantal bushaltes die zijn geschrapt.
De nieuwe regels die minister Diependaele invoert hollen het recht op wonen verder uit.
Arbeid is nog steeds een recht en geen plicht. Dit staat zo in de grondwet. Huisvrouwen en -mannen alsook studenten verplichten om werk te zoeken, kan daarom niet verdedigd worden. Het is bovendien niet de taak van VDAB om de toegang tot sociale huur te gaan handhaven. De VDAB heeft juist de doelstelling om als arbeidsbemiddelaar het recht op arbeid via haar tewerkstellingsprogramma’s te vrijwaren.
Bovendien pakken de maatregelen die minister Diependaele neemt op geen enkele manier een mogelijke inkomensval aan. Integendeel, nog steeds haalt een sociaal huurder quasi geen financieel voordeel uit een beter betaalde job. Men komt nog allereerst terecht in een hogere huurprijsberekening en duurzame tewerkstelling wordt automatisch gekoppeld aan een uitstroom uit de sociale huurmarkt. Je hebt werk, maar verliest je woning. De minister geeft aan dat de doorstroompremie een beloning moet zijn voor de inspanningen die sociale huurders doen, ter compensatie van de verloren inkomsten, maar dit is een vergiftigd geschenk. Op de private huurmarkt is men vaak een pak slechter af inzake woonkwaliteit, betaalbaarheid en woonzekerheid.