Migratie is al jaren een beladen onderwerp. Zowel in de media als op de politieke bühne, maar net zo goed aan de cafétoog of op sociale media. Het debat wordt daarbij niet zelden gevoerd op basis van gevoel. Dat het wel welletjes is geweest met die migratie, dat de eigen straat niet meer herkenbaar is. Begrijpelijke emoties. Alleen worden die emoties te vaak gevoed met aannames waarvan de grond minder sterk is.
De Nederlandse professor sociologie Hein de Haas schreef een boek over die aannames: ‘Hoe migratie echt werkt’, waarin hij 22 mythes die rond migratie bestaan, aanpakt. Zo bijvoorbeeld de mythe dat mensen uit armere landen op goed geluk hun kansen in het buitenland gaan beproeven. Of de mythe dat migranten onze jobs inpikken of nog dat ze druk zetten op onze lonen. Ik tipte jullie al eens over het boek, tijd om er dieper op in te gaan.
Het is de arbeidsvraag die mensen aanzet om te migreren
Mensen migreren niet zo massaal als men ons doet geloven: 97% van de wereldbevolking kiest er voor om niet te migreren en in het geboorteland te blijven, omdat het gewoon te duur is of omdat de meeste mensen het liefst dicht bij hun familie en vrienden wonen. Hein de Haas legt in zijn boek duidelijk uit dat de aanjager van migratie niet armoede of ongelijkheid is, maar de arbeidsvraag. Wie overweegt te migreren, kijkt naar het werk dat men in het buitenland kan doen en het geld dat ermee te verdienen valt. Een vuistregel daarbij is dat hoe gespecialiseerder de vaardigheden waarover mensen beschikken, hoe groter de arbeidsmarkt wordt waarin ze kunnen bewegen, en des te groter de kans dat mensen verhuizen om werk te vinden dat past bij hun ambities. Is er geen optie op werk, blijven de meeste mensen thuis. Het is een fabeltje dat de meeste migranten lukraak aan de grens opduiken zonder te weten wat ze zullen doen. Want, in tegenstelling tot wat men ons wil doen geloven, geldt voor de meesten dat er wel degelijk werkvooruitzichten zijn.
Hein de Haas legt in zijn boek duidelijk uit dat de aanjager van migratie niet armoede of ongelijkheid is, maar de arbeidsvraag.
Wanneer de economie groeit en werkgevers geconfronteerd worden met vacatures die ze niet ingevuld krijgen, zien we dat zij steeds vaker werknemers in het buitenland zoeken. Dat de economische conjunctuur een sterk effect heeft op immigratie toont de Haas aan met een grafiek die de correlatie tussen de economische groei en de migratieniveaus in Duitsland visualiseert.
De grijze lijn geeft de jaarlijkse economische groei weer, de paarse lijn de netto-migratie (het totale aantal mensen dat Duitsland binnenkwam minus het aantal mensen dat in hetzelfde jaar uit Duitsland vertrok.) Het beeld is duidelijk: er is – met een beetje vertraging – meer immigratie wanneer de economie groeit, minder immigratie gedurende recessies. Één uitzondering bevestigt de regel: in 2015 was er een grootschalige aankomst van Syriërs, op de vlucht voor oorlog en geweld.
Ze pikken onze banen en drukken onze lonen (niet)
Vanaf de jaren 1950 tot in 1970 werden arbeidsmigranten vooral aangetrokken om te werken in de industrie, de mijn- en de landbouw. Vandaag zijn die banen geautomatiseerd of verplaatst naar lageloonlanden. Maar sommige jobs zijn lastig te automatiseren. Denk aan het plukken van fruit, het bouwen van huizen of het uitbenen van vlees. Drie met elkaar samenhangende veranderingen in de Westerse samenlevingen (een hoger opleidingsniveau, de vrouwenemancipatie en een snel dalend geboortecijfer) zorgden er onder andere voor dat vrouwen minder informele banen invulden in de landbouw, de huisvlijt of de huishoudens van rijke gezinnen om de touwtjes aan elkaar te knopen. Het hoger opleidingsniveau en het snel dalende geboortecijfer deed ook het tekort aan lokale arbeidskrachten die handenarbeid in onder andere de transport en logistiek, bouw, tuinonderhoud, voedselverwerking willen en kunnen doen, verder toenemen. Omdat vrouwen steeds meer buitenshuis gingen werken, steeg ook in de dienstensector de vraag naar arbeidsmigranten. Voor de vele jobs in de schoonmaak , huishoudhulp, kinderoppas, hotel- en restaurantpersoneel, verzorgenden in rusthuizen…
Als immigratie de arbeidsvraag volgt, is het dus een reactie op een arbeidstekort en kan het niet de oorzaak zijn van werkloosheid en een neerwaartse druk op de lonen. De idee dat de werkloosheid stijgt en de lonen dalen omwille van arbeidsmigratie is volgens de professor gebaseerd op twee foute aannames namelijk: 1) de economie kent een vaste hoeveelheid jobs en 2) migranten en niet-migranten beconcurreren elkaar om dezelfde banen.
It’s a dirty job and someone wants to do it
‘Migrantenbanen’ zijn vaak fysiek veeleisend en met een laag aanzien. Sommige jobs zijn gevaarlijk, vuil en vernederend. Migranten zijn oververtegenwoordigd in deze jobs omdat wij ze liever niet meer doen, maar ook omdat zij de vastberadenheid en motivatie hebben om dit soort werk te doen. Deze jobs stellen hen in staat een salaris te verdienen dat vele malen hoger is dan wat ze thuis ooit kunnen verdienen. De lage status van het werk deert hen volgens professor de Haas minder omdat ze geld kunnen overboeken naar hun thuisland en zo de leefomstandigheden van hun familie drastisch kunnen verbeteren of hun kinderen een betere opleiding kunnen bieden.
Dat we elkaar niet beconcurreren om dezelfde jobs werd ook duidelijk tijdens de covid-crisis en bij de Brexit.
Dat we elkaar niet beconcurreren om dezelfde jobs werd ook duidelijk tijdens de covid-crisis en bij de Brexit. In de lente van 2020 werden de Europese grenzen vanwege de lockdown gesloten. Verschillende Europese landen lanceerden campagnes om plaatselijke arbeidskrachten te werven voor het plukken van fruit en het oogsten van onze groenten. Die campagnes hadden weinig resultaat waardoor de overheden toch weer toestemming moesten geven aan de landbouwers om duizenden buitenlandse arbeidskrachten te werven om te voorkomen dat de oogst wegrotte op de velden. Dezelfde afhankelijkheid van migrantenarbeid zagen we ook bij de Brexit, toen er door de nieuwe beperkingen een tekort ontstond aan essentiële arbeidskrachten zoals vrachtwagenchauffeurs, met een enorme crisis in de ganse toeleveringsketen en lege supermarktrekken als gevolg.
Daarnaast blijkt dat het vooral de reeds gevestigde migranten zijn die de meeste redenen hebben om zich zorgen te maken om de aankomst van meer arbeidsmigranten: migratie heeft namelijk vooral effect op de werkgelegenheid en de lonen van mensen die hetzelfde werk doen. De algemene impact van immigratie op de gemiddelde lonen en werkgelegenheid is, op basis van verschillende onderzoeken die de professor aanhaalt, minimaal.
Flexibel arbeidsmarktbeleid stimuleert arbeidsmigratie
Wat vaststaat is dat de ongelijkheid toeneemt. Voor jongeren wordt het steeds moeilijker om de levensstandaard van hun ouders te behouden. Studeren wordt duurder, werkzekerheid wordt bedreigd door flexi-jobs en ook wonen wordt duurder. Mensen worden daar onzeker en ontevreden van. Hein de Haas is in zijn boek duidelijk: migratie is niet de oorzaak van de flexibele arbeidsmarkt en de lageloneneconomie. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij bewust gemaakte politieke beleidskeuzes die de jobzekerheid verminderden, werknemersrechten inperkten, lonen drukten en inkomensgelijkheid vergrootte. Het is door die keuzes dat mensen met lagere inkomens en de jongere generaties onzeker zijn over het op peil houden van hun levensstandaard. Door naar migranten als zondebok wijzen, verdoezelen politici dus ook hun eigen verantwoordelijkheid.
Wanneer er minder ontslagbescherming is, wordt het voor werkgevers aantrekkelijker om meer arbeidsmigranten aan te trekken (en omgekeerd dus ook).
Moderne immigratiesystemen hebben een ingebouwde flexibiliteit waarbij de aantallen legaal toegelaten migranten automatisch fluctueren met de golfbewegingen van de economische conjunctuur. Wanneer de vraag naar arbeid groeit, is de kans groter dat migranten solliciteren en – indien nodig – de toelatingen tot arbeid en verblijf krijgen. Wanneer de arbeidsvraag afneemt en de werkloosheid stijgt, is de kans groter dat migranten die hun baan kwijtraken terug naar huis gaan of dat mensen met migratieplannen deze voorlopig uitstellen. In april lanceerde het Nederlands Centraal Planbureau (CPB) een rapport dat onderzoekt hoe migratie verband houdt met de conjunctuur en met het (economisch) beleid door terug te blikken op migratie sinds 1950. Het rapport bevestigt dat arbeidsmigratie aangejaagd wordt door de vraag naar arbeid en besteedt een heel hoofdstuk aan het economische beleid als bepalende factor voor migratie.
Volgens de auteurs van het rapport kan een flexibel arbeidsmarktbeleid twee effecten hebben: ofwel leidt het tot een hogere arbeidsvraag ofwel zorgt het voor een lager buitenlands arbeidsaanbod. Bovendien is er een negatief verband tussen ontslagbescherming en migratie: wanneer er minder ontslagbescherming is, wordt het voor werkgevers aantrekkelijker om meer arbeidsmigranten aan te trekken (en omgekeerd dus ook). Op die manier speelt een flexibele arbeidsmarkt een belangrijke faciliterende rol bij arbeidsmigratie: hoe minder ontslagbescherming , hoe meer migratie. Werkgevers zullen het op een flexibele arbeidsmarkt aantrekkelijker vinden om tijdelijke, buitenlandse arbeidskrachten aan te trekken. Maar, het effect dat primeert is ook afhankelijk van het herkomstland van de arbeidsmigrant. Als het loon in het herkomstland laag is, zullen arbeidsmigranten het zelfs onder de flexibele arbeidsvoorwaarden nog steeds aantrekkelijk vinden om te komen. In dat geval zien we dat het effect van de hogere arbeidsvraag primeert op het arbeidsaanbod.
Beleidsprioriteiten voor de volgende legislatuur
Het Nederlandse rapport stelt dat de geschiedenis van de gastarbeiders (1950-1970) een aantal parallellen kent met de hedendaagse discussie over arbeidsmigratie. Net als toen zorgt de arbeidsmarktkrapte er voor dat werkgevers een belangrijke rol hebben bij het initiëren van de arbeidsmigratie. Daarnaast zijn ook vandaag de arbeidsmigranten oververtegenwoordigd in beroepen met relatief onaantrekkelijke arbeidsvoorwaarden (zie figuur 2.7 uit het rapport). Hedendaagse arbeidsmigranten zijn, zoals de gastarbeiders toen, vooral te vinden in fysiek belastende, laagbetaalde jobs met flexibele arbeidscontracten. Dat waren zowel toen als nu jobs die de autochtone bevolking liever niet doet. Een derde gelijkenis is dat men vooral tijdelijke arbeidsmigratie wil stimuleren. Die gelijkenissen zijn voor de auteurs van het rapport de basis voor een aantal lessen over en inzichten in de hedendaagse arbeidsmigratie.
Zo ziet onze overheid ook vandaag de circulaire arbeidsmigratie als een tijdelijke oplossing voor de arbeidsmarktkrapte. Maar, wanneer het gaat om jobs die in de toekomst de kans hebben om te verdwijnen is dit een risicovolle strategie. Het komt er dan ook op aan om vooral die arbeidsmigranten aan te trekken waar in de toekomst ook vraag naar zal zijn. Als sociale partners in de commissie economische migratie van de SERV formuleerden we onlangs beleidsprioriteiten voor de volgende regering die er mee voor moeten zorgen dat we van Vlaanderen een aantrekkelijke regio voor economische migratie maken. Eén van de zaken die we vragen aan de volgende Vlaamse regering is om het vraagstuk van economische migratie met een sterke visie op lange termijn tegemoet te treden. Toekomstige noden moeten meer in rekening worden gebracht aan de hand van demografische prognoses , competentieprognoses, … voor Vlaanderen, België, de EU en de herkomstlanden.
Zo ziet onze overheid ook vandaag de circulaire arbeidsmigratie als een tijdelijke oplossing voor de arbeidsmarktkrapte. Maar, wanneer het gaat om jobs die in de toekomst de kans hebben om te verdwijnen is dit een risicovolle strategie.
Daarnaast is het essentieel om het model van economische migratie via gecombineerde vergunningen zo aantrekkelijk mogelijk te maken, zodat het een echt alternatief is voor detachering. Want voor het ABVV is het belangrijk dat niet enkel de ondernemingen winnen bij economische migratie, maar iedereen. Dat is essentieel voor het herkomstland, de individuele arbeidsmigrant zowel als de ontvangende samenleving. Als Vlaanderen een aantrekkelijke regio wil zijn, dan moet het beleid inzake economische migratie ook rekening houden met en inspelen op de sociale gevolgen. Dat betekent voldoende sociale voorzieningen voorzien (huisvesting, onderwijs, kinderopvang, mobiliteit, Nederlands op de werkvloer, opleidingen die inzetten op de langdurige inzetbaarheid van migranten…).