Vandaag, op 10 december, wordt de jaarlijkse Internationale Dag van de Mensenrechten gevierd. Deze datum verwijst naar de historische goedkeuring van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens door de Algemene Vergadering van de VN in 1948. Volgens de preambule werd de Verklaring aangenomen als reactie op de “barbaarse daden die het geweten van de mensheid hebben geschokt” tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Gelijke en onvervreemdbare rechten vormen de basis van vrijheid, rechtvaardigheid en vrede in de wereld. De 30 politieke, burgerlijke, sociale, culturele en economische rechten en vrijheden die in de Verklaring worden erkend, zijn onderling afhankelijk en ondeelbaar. Dit betekent dat elk van hen belangrijk is en dat de schending van één recht ook een negatieve impact heeft op de andere rechten.

Al deze rechten zijn niet zomaar verworven door ze neer te schrijven. Tot op vandaag worden ze betwist, geschonden of in vraag gesteld en is er een continue strijd nodig om ze te vrijwaren

De verklaring stelt een gemeenschappelijk ideaal voor dat bereikt moet worden door progressieve maatregelen op nationaal en internationaal niveau. Hoewel het geen bindend verdrag is, heeft het talrijke internationale normatieve instrumenten op het gebied van mensenrechten geïnspireerd. Ook het recht op vakbondsacties vloeit hieruit voort.

Al deze rechten zijn niet zomaar verworven door ze neer te schrijven. Tot op vandaag worden ze betwist, geschonden of in vraag gesteld en is er een continue strijd nodig om ze te vrijwaren. Geen betere dag dan vandaag dus om even stil te staan bij het recht op actie voeren, hoe het een recht is geworden en hoe het er vandaag mee is gesteld.

De IAO als voorloper

De Internationale Arbeidsorganisatie was een voorloper betreffende mensenrechten op het werk, lang voordat de Verenigde Naties ontstonden. Ze werd opgericht in 1919, onder auspiciën van het Verdrag van Versailles dat een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog.

Ze is gebaseerd op de overtuiging dat een universele en duurzame vrede alleen kan bestaan als deze gebaseerd is op sociale rechtvaardigheid. In minder dan twee jaar werden negen internationale arbeidsverdragen en tien aanbevelingen aangenomen over werktijden, werkloosheid, moederschapsbescherming, nachtwerk voor vrouwen en kinderen, minimumleeftijd, …

Een universele en duurzame vrede alleen kan bestaan als deze gebaseerd is op sociale rechtvaardigheid

Na de goedkeuring van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens hadden de internationale arbeidsnormen een impact op de erkenning van de mensenrechten in het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten. De besluiten van de IAO en de VN-organen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de toepassing van rechten versterken elkaar en worden regelmatig geciteerd.

Vrijheid van vereniging, een internationaal erkend recht

De arbeidsnormen van de IAO geven details over de praktische implementatie van mensenrechtenverplichtingen binnen de wereld van het werk. Terwijl het Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten het recht van iedereen op vrijheid van vereniging en het oprichten van vakbonden vastlegt, specificeren de IAO-verdragen 87 en 98, respectievelijk aangenomen in 1948 en 1949, en de besluiten van het Comité voor Vakbondsvrijheid deze rechten met betrekking tot de vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen.

Dankzij deze IAO-verdragen genieten werknemers specifieke rechten. Ze kunnen vakbonden oprichten of zich daarbij aansluiten zonder voorafgaande toestemming, zich vrij en autonoom organiseren, bijvoorbeeld om de statuten van de vakbond te bepalen, om hun vertegenwoordigers aan te duiden, om over activiteiten en beheer te beslissen, …

De vakbondsvrijheid is dus een universeel erkende vrijheid. Het is een fundamenteel recht voor alle werknemers. Dit recht mag alleen ingeperkt worden als het in een democratische samenleving noodzakelijk is om gerechtvaardigde hogere belangen te beschermen, en dan nog alleen onder strikte voorwaarden

Werknemers hebben ook het recht om te staken, zodat ze hun economische en sociale belangen kunnen verdedigen door druk uit te oefenen op de collectieve onderhandelingen. Ook mogen werknemers niet gediscrimineerd worden op grond van hun syndicale overtuiging of vakbondsacties.

De vrijheid van vereniging, met inbegrip van het stakingsrecht, wordt ook op Europees niveau erkend door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, aangenomen in 1950, en door het Europees Hof. Hetzelfde geldt voor het Europees Sociaal Handvest, aangenomen in 1961 en herzien in 1996, dat het recht op collectieve actie bij belangenconflicten garandeert, inclusief het stakingsrecht.

De vakbondsvrijheid is dus een universeel erkende vrijheid. Het is een fundamenteel recht voor alle werknemers. Dit recht mag alleen ingeperkt worden als het in een democratische samenleving noodzakelijk is om gerechtvaardigde hogere belangen te beschermen, en dan nog alleen onder strikte voorwaarden. De vakbondsvrijheid draagt ook bij aan de goede werking van de democratie doordat iedereen zijn stem kan laten horen.

Toenemende aanvallen op de IAO

Ondanks de waarborgen die deze internationale verdragen bieden voor de vakbondsvrijheid, wordt deze bescherming in de praktijk steeds vaker aangevochten bij de IAO door werkgevers en door bepaalde landen, vooral als het gaat om het stakingsrecht.

Al meer dan 70 jaar is de Commissie van Deskundigen inzake de Toepassing van Verdragen en Aanbevelingen (Committee of Experts on the Application of Conventions and Recommendations CEACR) van de IAO – bestaande uit onafhankelijke deskundigen belast met het toezicht op de toepassing van de door de lidstaten geratificeerde IAO-verdragen – van mening dat het stakingsrecht een uitvloeisel is van de vakbondsvrijheid. Voor de CEACR wordt het stakingsrecht erkend en beschermd door Conventie 87 (IAO-Conventie 87 betreffende de vrijheid van vereniging en de bescherming van het recht om organisaties op te richten en daarvan lid te worden), ook al wordt dit niet expliciet in de tekst vermeld.

Ondanks de waarborgen die deze internationale verdragen bieden voor de vakbondsvrijheid, wordt deze bescherming in de praktijk steeds vaker aangevochten

Incidenteel in 1953 en 1986, en daarna systematischer vanaf 1989, trok de werkgeversgroep de interpretatie van C87 door de CEACR in twijfel, evenals zijn bevoegdheid om verdragen te interpreteren. De controverse werd geleidelijk heviger om in 2012 uit te monden in een institutionele crisis, toen de Commissie voor de toepassing van de normen (CAN) van de Internationale Arbeidsconferentie voor het eerst verhinderd werd zijn toezichthoudende functies uit te oefenen. De CAN is een permanent tripartiet orgaan dat elk jaar op de Internationale Arbeidsconferentie de toepassing van de normen van de IAO onderzoekt. Zij brengt hierover verslag uit aan de Conferentie.

Sinds 2012 zijn er talrijke incidenten geweest tijdens de Commissiebesprekingen en is er geen duurzame oplossing gevonden. Hierdoor is er sprake van een “normencrisis”.

Het stakingsrecht voor het Internationaal Gerechtshof

De status quo stelde de werkgevers, ondersteund door bepaalde regeringen, in staat een permanent offensief te voeren dat geleidelijk het gezag van het toezichtsysteem van de IAO in het algemeen en de rol van de deskundigen in het bijzonder ondermijnde. Op 10 november 2023 heeft de Raad van Bestuur van de IAO tijdens een buitengewone zitting een resolutie aangenomen waarin het Internationaal Gerechtshof wordt verzocht een dringend advies uit te brengen over de vraag of het stakingsrecht van werknemers en hun organisaties wordt beschermd door het Verdrag betreffende de vrijheid van vereniging (nr. 87). De zaak wordt momenteel behandeld.

Het in vraag stellen van vakbondsrechten kan niet los gezien worden van een bredere evolutie die ook andere elementen van internationaal recht en mensenrechten in vraag stelt

Dit is een belangrijke kwestie gezien de impact van de IAO-normen en hun interpretatie door het CEACR of het Comité voor Vakbondsvrijheid op het internationaal recht en het recht van de lidstaten. In dit verband moet worden benadrukt dat de zogenaamde fundamentele verdragen van de IAO (waaronder C. 87) bindend zijn voor alle lidstaten, zelfs die welke ze niet hebben geratificeerd.

Hoe zij worden geïnterpreteerd is dus van fundamenteel belang om de huidige uitdagingen aan te gaan. Het lopende debat weerspiegelt ook een breder debat over de controle op de naleving van het internationale recht, inzake de mensenrechten en in het bijzonder over de rol van de VN-organen opgericht om toezicht te houden op deze instrumenten. De rol van deze instanties is van cruciaal belang om te voorkomen dat de grondrechten worden uitgehold en tot ondoeltreffende minima worden beperkt. Oftewel: het in vraag stellen van vakbondsrechten kan niet los gezien worden van een bredere evolutie die ook andere elementen van internationaal recht en mensenrechten in vraag stelt.

Verslechtering van de bescherming van vakbondsrechten in de praktijk

De situatie op het terrein is zeer verontrustend. De ‘Global Rights Index’ van het Internationaal Vakverbond over de toestand van de vakbondsrechten in de wereld toont al enkele jaren aan dat de vakbondsrechten wereldwijd verslechteren. Vakbondsleden nemen soms grote risico’s om de werknemersrechten en de democratie te verdedigen. In 2024 werden 22 vakbondsleden in 6 landen vermoord. Van de 171 landen die werden geobserveerd, zijn er slechts 2 landen waar de situatie is verbeterd. Het stakingsrecht werd in 87% van de landen geschonden en het recht op collectieve onderhandelingen in 79% van de landen. Werknemers werden het slachtoffer van geweld in 44 landen. Ook in Europa is de situatie zorgwekkend. Op 10 jaar tijd is de score van Europa van 1,84 naar 2,73 gegaan.

Vakbondsleden nemen soms grote risico’s om de werknemersrechten en de democratie te verdedigen. In 2024 werden 22 vakbondsleden in 6 landen vermoord

De score van België is de afgelopen jaren ook verslechterd. De score is geëvolueerd van 1 (sporadische schendingen van rechten) naar 3 (regelmatige schendingen van rechten). Deze middelmatige score van België komt niet als een verrassing. In België zijn vakbonden steeds vaker het mikpunt van intimidatie en politieke of ideologische aanvallen.

De score van België is de afgelopen jaren ook verslechterd. De score is geëvolueerd van 1 (sporadische schendingen van rechten) naar 3 (regelmatige schendingen van rechten)

De laatste jaren is er achteruitgang geweest op het vlak van vakbondsvrijheid, zoals de invoering van de minimale dienstverlening bij De Lijn, de Loonnormwet die collectieve onderhandelingen over loonsverhogingen verhindert, strafrechtelijke veroordelingen van vakbondsleden, de toepassing van administratieve sancties, het onrechtmatig ontslag van werknemersvertegenwoordigers enz. We zien ook dat rechtse partijen rechtspersoonlijkheid willen toekennen aan de vakbonden met als doel deze te controleren en te verzwakken.

Het probleem van eenzijdige verzoekschriften in België

In de context van het sociale conflict bij Delhaize is er wat betreft het stakingsrecht sprake van een bijzonder zorgwekkende achteruitgang. Ter herinnering: de beslissing, begin maart 2023, om 128 geïntegreerde winkels te franchisen, gebeurde op brutale wijze, zonder enig sociaal overleg. Als gevolg van de stakingsacties deden de rechtbanken in het hele land tientallen uitspraken op eenzijdig verzoekschrift ten nadele van de stakers. Werknemers werden veroordeeld tot het betalen van dwangsommen als ze de werking van winkels of depots verhinderden. Delhaize schakelde systematisch deurwaarders in, met soms hardhandige steun van de politie en af en toe de arrestatie van vreedzame activisten of het gebruik van brandweerwagens.

Delhaize schakelde systematisch deurwaarders in, met soms hardhandige steun van de politie en af en toe de arrestatie van vreedzame activisten.

Op die manier gaven de rechtbanken, zonder zelfs maar naar de argumenten van de werknemers te luisteren, de voorkeur aan de vrijheid van handel, het eigendomsrecht of het recht op arbeid. Het recht op arbeid dat door de grondwet wordt gewaarborgd, is nochtans bedoeld om een zo hoog mogelijk niveau van stabiele werkgelegenheid te garanderen. Het heeft niets te maken met het recht van iemand die een job heeft om zich naar het werk te begeven en aan het werk te gaan.

Hoe dan ook, hebben de rechtbanken in de zaak-Delhaize de vakbondsacties verboden. De gunstige rechterlijke uitspraken in hoger beroep kwamen jammer genoeg te laat.

De beslissing van het Europees Comité voor Sociale Rechten afgewezen

Het gebruik door werkgevers van eenzijdige verzoekschriften om collectieve actie te ondermijnen is niet nieuw. Reeds in 2011 oordeelde het Europees Comité voor Sociale Rechten (het Comité) dat de obstakels die stakingspiketten in de weg werden gelegd door de praktijk in de Belgische wetgeving van de zogenaamde procedure op “eenzijdig verzoekschrift” een beperking vormden van de uitoefening van het stakingsrecht dat wordt beschermd door het Handvest. Volgens het Comité voldeed deze praktijk niet aan het vereiste van procedurele billijkheid. De reden hiervoor is dat de totale uitsluiting van vakbonden van de op “eenzijdige verzoekschrift” gevoerde procedures het risico met zich meebrengt dat er niet naar behoren rekening wordt gehouden met hun legitieme belangen.

Vakbonden kunnen pas tussenbeide komen in de procedure nadat een eerste bindende beslissing is genomen en de collectieve actie is onderbroken. Dit kan leiden tot een situatie waarin tussenkomst van de rechter kan leiden tot oneerlijke of willekeurige resultaten. Deze redenering bracht het Comité ertoe te oordelen dat de beperkingen op het stakingsrecht door het gebruik van eenzijdige verzoekschriften een schending van het Handvest vormden.

Vakbonden kunnen pas tussenbeide komen in de procedure nadat een eerste bindende beslissing is genomen en de collectieve actie is onderbroken. Dit kan leiden tot een situatie waarin tussenkomst van de rechter kan leiden tot oneerlijke of willekeurige resultaten

De beslissing van het Comité werd onder de aandacht gebracht van de Belgische rechtbanken, die sinds enkele jaren de praktijk van eenzijdige verzoekschriften aan banden legden. In het kader van het recente geschil met de multinational Delhaize werd de beslissing van het Comité door verschillende rechtbanken naast zich neergelegd en werden de oude praktijken hervat. In mei 2023 beslist het College van procureurs-generaal nochtans dat de beslissing van het Europees Comité voor Sociale Rechten goed gekend was bij de rechtbanken. Volgens het College was het niet aan hen om, bij gebrek aan een nieuwe beslissing van het Comité, de hoven en rechtbanken bewust te maken van de kwestie…

Het Grondwettelijk Hof bevestigt het stakingsrecht

Gelukkig heeft een recente uitspraak van het Grondwettelijk Hof de kant van de vakbondsleden gekozen en de mogelijkheid om in het kader van een arbeidsconflict een beroep te doen op eenzijdige verzoekschriften, drastisch ingeperkt.

In een beslissing van 14 november 2024, in een zaak tussen Delhaize en een staker, werd het Grondwettelijk Hof gevraagd of een rechter die een zaak behandelt op eenzijdig verzoekschrift een piket kon verbieden dat klanten zou verhinderen de winkel binnen te gaan. Het Grondwettelijk Hof wijst erop dat een eenzijdig verzoekschrift alleen ontvankelijk kan zijn in gevallen van absolute noodzaak.

Gelukkig heeft een recente uitspraak van het Grondwettelijk Hof de mogelijkheid om in het kader van een arbeidsconflict een beroep te doen op eenzijdige verzoekschriften, drastisch ingeperkt

Het begrip “absolute noodzakelijkheid” omvat 3 situaties: als het nodig is om een verrassingseffect te creëren, als het onmogelijk is om de tegenpartij te identificeren, of in geval van dreigend gevaar. De rechter moet bij elk eenzijdig verzoekschrift beoordelen of aan één van deze situaties is voldaan. Aangezien de eenzijdige procedure afwijkt van het beginsel van tegenspraak, kan zij enkel worden toegelaten in een beperkt aantal gevallen met een restrictieve interpretatie. Het beginsel van tegenspraak garandeert iedereen het recht om geïnformeerd te worden over de argumenten van feit, recht en bewijs op basis waarvan hij zal worden beoordeeld. Een eenzijdige procedure kan dus alleen worden aanvaard in uitzonderlijke gevallen waarin een procedure op tegenspraak onmogelijk is.

Volgens het Hof maakt de restrictieve uitlegging van de voorwaarden van absolute noodzakelijkheid het ook mogelijk om het stakingsrecht te beschermen, zelfs wanneer dat recht bestaat in het vreedzaam blokkeren van winkelingangen. En het herinnert eraan dat de legitieme uitoefening van dat recht op zich geen grond van absolute noodzakelijkheid vormt.

De strijd gaat voort

Dankzij deze deugddoende uitspraak kunnen de rechtbanken in de toekomst eenzijdige verzoekschriften om de vreedzame uitoefening van het stakingsrecht te verbieden, naast zich neerleggen. Deze beslissing zou bovendien ook een impact moeten hebben op de vele gerechtelijke procedures die nog lopende zijn.

Het opkomen voor vakbondsvrijheden en het toepassen van het stakingsrecht gaat lang niet altijd over rozen. Maar met deze positieve uitspraak van het Grondwettelijk Hof kunnen we deze Internationale Dag van de Mensenrechten vieren met recht en reden

Het opkomen voor vakbondsvrijheden en het toepassen van het stakingsrecht gaat lang niet altijd over rozen. Maar met deze positieve uitspraak van het Grondwettelijk Hof kunnen we deze Internationale Dag van de Mensenrechten vieren met recht en reden, in het bijzonder wat betreft het stakingsrecht. De strijd voor vakbondsvrijheden gaat onverminderd door.

Share on FacebookTweet about this on TwitterShare on LinkedInEmail this to someone