Bart (18 jaar, TSO): “In juni 2016 studeer ik af in de richting elektro-mechanica. Ik ben niet van plan verder te studeren en hoop op mijn stageplaats te kunnen blijven werken. Nu vraag ik me af wat ik zoal moet weten vooraleer ik mijn contract teken? Bestaan er verschillende soorten contracten en wat zijn de voor- en nadelen? Hoe weet ik of ik wel een goed contract aangeboden krijg? En wat als ik toch niet op mijn stageplaats kan blijven?”
Eind juni wordt opnieuw een groot aantal scholieren op de arbeidsmarkt gekatapulteerd. Een aantal jongeren heeft al stage-ervaring opgedaan, andere jongeren werkten al als jobstudent, en voor sommige leerlingen opent zich een hele nieuwe wereld: ‘de wereld van de werknemer’.
“Jongeren worden op school onvoldoende voorbereid op het reilen en zeilen van de arbeidsmarkt”
Zowel stagiairs, jobstudenten, werkstudenten als schoolverlatende werknemers kampen met dezelfde vragen als Bart. Zij zijn onvoldoende voorbereid op het reilen en zeilen van de arbeidsmarkt en komen daardoor vaker in een slechte positie terecht of krijgen met misbruiken te maken.
Daarom laten wij onze stem horen in het eindtermendebat dat sinds begin februari 2016 gevoerd wordt onder aanvoeren van Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V). Met het ABVV pleiten we voor de opname van ‘werknemerschap’ in de eindtermen.
Wat is werknemerschap?
Een klinkklare definitie voor werknemerschap is er niet. Dit hoeft ook niet binnen deze eindtermendiscussie. Eindtermen zijn namelijk “minimumdoelen op vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die de onderwijsoverheid als noodzakelijk en bereikbaar acht voor een bepaalde leerlingenpopulatie” (Onderwijs Vlaanderen, 2016). Het gaat dus over het streven naar een brede set aan kennis en vaardigheden.
Jongeren worden op school vandaag de dag onvoldoende voorbereid op het reilen en zeilen van de arbeidsmarkt. Zij moeten goed geïnformeerd de arbeidsmarkt kunnen betreden:
- weten wat hun rechten en plichten als werknemer zijn,
- hoe ze een goede job kunnen vinden,
- wat er in een contract moet staan,
- hoe ze een loonbrief moeten lezen,
- hoe ze hun belastingbrief moeten invullen,
- wat de VDAB, een vakbond of een mutualiteit is en waarvoor ze bij die organisaties terecht kunnen…
Al die aspecten bundelen we onder de term ‘Werknemerschap’. Jongeren moeten optimaal voorbereid zijn op hun verdere leven als werknemer.
Waarom is dat zo belangrijk?
In 2014 waren er 71.817 schoolverlaters.
4% van hen had na één jaar nog steeds geen werkervaring opgedaan (VDAB, 2015).Het percentage vroegtijdige schoolverlaters (jongeren tussen 18 en 24 zonder diploma middelbaar onderwijs) bedroeg in datzelfde jaar in Vlaanderen 7% (Steunpunt Werk, 2016). Deze jongeren zijn vogels voor de kat.
Zo blijkt ook uit het Schoolverlatersrapport van de VDAB. Het aandeel laaggeschoolden in het totaal van de schoolverlaters bedraagt 13.8%. Van de groep schoolverlaters die na 1 jaar werkzoekend is, is bijna 1 op 3 laaggeschoold (32.8%) (VDAB, 2015).
De onzekerheid bij de start van de loopbaan werd er door de crisis niet beter op. En dit voor alle jongeren, niet alleen de lager geschoolden. De Hoge Raad voor de Werkgelegenheid stipte in een onderzoek al eerder aan dat uitzendarbeid voor zo’n 70% van de jongeren géén vrijwillige keuze is.
Een ander probleem is het werken onder het diplomaniveau. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat wie start in een job onder zijn diploma, dit 5 tot 7 jaar met zich meesleept in zijn loopbaan, zowel qua verloning als qua tevredenheid. Zo’n 30% van de jongeren zou starten in een job waarvoor ze overgekwalificeerd zijn. Dit is een probleem dat door het beleid tot op heden verwaarloosd is.
“Uitzendarbeid is voor 70% van de jongeren géén vrijwillige keuze”
Met de geplande onderwijshervorming en het plan om een systeem van duaal leren in te voeren (met meer stages en werkervaring in het onderwijs), wordt het voor leerlingen steeds meer en steeds vroeger belangrijk om te weten waarop ze moeten letten wanneer ze aan het werk zijn.
We willen immers niet alleen dat jongeren met betere kwalificaties van de schoolbanken komen – wat goed is voor hun arbeidskansen en voor bedrijven die goed opgeleide werknemers zoeken – maar ook dat zij via hun job een leven kunnen opbouwen. En dat betekent: kunnen kiezen voor een goeie job die perspectieven biedt. Ook dat inzicht moet dus ‘aangeleerd’ worden.
Alle jongeren moeten voldoende zicht hebben op de toekomstige beroepscontext, het werknemer-zijn, het daarbij horende rechten- en plichtenverhaal, enzovoort….
Moet de vakbond daar dan niet voor zorgen?
Natuurlijk staat de vakbond iedereen bij die problemen ervaart op de arbeidsmarkt. We willen ook in dit verhaal actief een rol opnemen. Maar voorkomen is altijd beter dan genezen.
Door werknemerschap op te nemen in de eindtermen zorgen we voor kritische, weerbare werknemers die beter hun rechten kennen, die meer zelfredzaam zijn en die bij problemen beter hun weg kunnen zoeken naar bijstand. En voor burgers die – via de weg van werk – beter hun leven kunnen inrichten en opbouwen. Een win win dus, voor alle betrokkenen.
Bronnen:
Onderwijs Vlaanderen (2014): Curriculum: eindtermen, ontwikkelingsdoelen, basiscompetenties en doelen beroepsgerichte vorming.
VDAB (2015): Werkzoekende schoolverlaters in Vlaanderen.
Steunpunt Werk (2016): Ongekwalificeerde uitstroom (18–24 jaar) naar geslacht.