Iedereen kent het World Economic Forum, waarbij politieke leiders, captains of industrie en vaak dezelfde aaibare rockster zich elk jaar terugtrekken in de Zwitserse Alpen. Politiek-industrieel overleg op hoog niveau, dat moeten wij ook hebben, dacht de Vlaamse regering, en richtte prompt het nieuwe Vlaamse Industrieforum op. Nieuw? Nou neen, reeds in 2011 hield Vlaams minister-president Kris Peeters een Vlaamse industrieraad boven de doopfont. Ondertussen zijn we aan poging drie.
Ja, de Vlaamse industrie is een sterke economische sector. Een sector die voor uitdagingen staat. Denk maar aan klimaat, digitalisering, internationalisering, … Om in de 21ste eeuw sterk te blijven, zijn belangrijke stappen nodig. Vrijdag 18 september 2020 was voor de Vlaamse regering dan ook een belangrijke dag. Of had het moeten zijn. Die dag vond de eerste bijeenkomst plaats van het gloednieuwe Vlaams Industrieforum (VIF). Dit VIF was reeds aangekondigd in het Vlaamse regeerakkoord, en had initieel van start moeten gaan op 13 maart ll. De covid-pandemie gooide echter roet in het eten, en er werd wijselijk beslist de oprichting uit te stellen tot het najaar, recht de tweede golf in…
Poging één
Ondanks een schijn van nieuwigheid, is de idee achter het Vlaams Industrieforum helemaal niet zo nieuw. Al in 2011 richtte de toenmalige Vlaamse regering de Vlaamse Industrieraad (VIR) op. De VIR moest de Vlaamse regering adviseren en het Nieuw Industrieel Beleid (NIB) van toenmalig minister-president Kris Peeters coördineren. Het beleid moest een overkoepelende visie uittekenen op de toekomst van de industrie in Vlaanderen, met aandacht voor de fabriek van de toekomst, competentie en arbeidsmarktbeleid, industriële innovatiebeleid en infrastructuurbeleid.
Voorzitter van de VIR was toenmalig BASF-topman Wouter De Geest, en de Raad bestond uit een 20-tal leden, industriëlen, academici, maar ook vertegenwoordigers van de sociale partners, namelijk de voorzitter en ondervoorzitter van de SERV – afwisselend ingevuld door de werkgevers- en de werknemersorganisaties. Ook vakbonden waren dus vertegenwoordigd, weze het dan in een eerder onevenwichtige verhouding.
Poging twee
Ondanks een veelbelovende start heeft de VIR nooit veel potten gebroken, niet in het minst omdat de werking een grote overlap vertoonde met de normale SERV-werking. Bij de vorming in 2014 van de Zweedse regering (en het verdwijnen van Kris Peeters op Vlaams niveau) werd de VIR afgeschaft. De nieuwe Vlaamse regering met N-VA, open VLD en CD&V had zich tot doel gesteld om het met minder maar efficiëntere adviesraden te doen. De VIR en de toen ook nog bestaande VRWI (Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie) verdwenen, en in hun plaats werd de Vlaamse adviesraad Innoveren en Ondernemen (VARIO) opgericht. In één moeite schrapte de Zweedse regering ook de aanwezigheid van de sociale partners in verschillende nieuwe en oude raden, waaronder de VARIO. Efficiëntie, weet u wel.
De oprichting van VARIO liet wel even op zich wachten. Pas in 2016 ging ze effectief van start. De VARIO bestaat dan uit onafhankelijke vertegenwoordigers uit de bedrijfs- en academische wereld, en adviseert de Vlaamse regering en het Vlaams parlement over het wetenschaps-, technologie-, innovatie-, industrie- en ondernemingsbeleid. De vakbonden, niet meer vertegenwoordigd, spitsen de oren.
Poging drie
Amper drie jaar later, in de regeerverklaring van de nieuwe Vlaamse regering in oktober 2019 – en met dezelfde samenstelling als de vorige – lezen we dat er een nieuw Vlaams Industrieforum zal worden opgericht. Leverde de VARIO dan slecht werk dat er een extra orgaan nodig is? Moet er naast een Raad dan ook nog eens een Forum zijn met mensen die grotendeels uit dezelfde context komen en over dezelfde onderwerpen uitspraken doen? VARIO blijft adviezen verstrekken, het Forum wordt een overlegorgaan tussen de Vlaamse regering en de industrie. Zowel in het een als het ander oordeelde de regering dat de inbreng van vakbonden niet nodig is. Efficiëntie, weet u wel.
Rol en samenstelling
Wat gaat dit nieuwe Forum doen? Het VIF bestaat uit een delegatie van de Vlaamse regering (minister-president, de 3 viceminister-presidenten en de minister van Omgeving en Energie) en uit de voorzitters en directeurs van de industriële sectorfederaties (Agoria, Essenscia, Fedustria en Fevia). Samen delen ze naar eigen zeggen de ambitie om van Vlaanderen een Europese topregio te maken. De competitiviteit van de industrie in Vlaanderen moet daarvoor een belangrijke hefboom zijn. Tegelijk zal de innovatiekracht van de Vlaamse industrie volgens de initiatiefnemers bijdragen aan een verhoging van de werkzaamheidsgraad, een betere levenskwaliteit en duurzame oplossingen voor tal van maatschappelijke uitdagingen.
Om die ambitie te kunnen realiseren hebben de partners binnen het VIF tijdens de eerste bijeenkomst een Charter ondertekend dat de taken en bevoegdheden van het Forum vastlegt. Ik vat het even samen.
- Het Forum wil de prioritaire beleidsmaatregelen voor de Vlaamse industrie identificeren en implementeren. Dit moet de basis vormen voor een toekomstproject waarmee zij bij de Vlaming een maatschappelijk draagvlak wil creëren voor een ambitieus industrieel beleid met meer innovatie, meer duurzaamheid, meer toegevoegde waarde en meer werkbare jobs.
- Het Forum wil tijdens deze legislatuur minstens twee keer per jaar samenkomen om de beleidsmaatregelen die belangrijk zijn voor de Vlaamse industrie te bespreken en te evalueren. De inhoudelijk bevoegde ministers engageren zich om met de industriefederaties de uitdagingen nader te overleggen en de concretisering van maatregelen voor te bereiden.
- De Vlaamse Regering wil over de werking van het VIF ook regelmatig rapporteren aan het VESOC (= overleg tussen Vlaamse regering en sociale partners).
- Thematisch heeft het charter een aantal relevante thema’s vastgelegd die zeker aan bod moeten komen: arbeidsmarkt en talent, innovatie, competitiviteit en gelijk speelveld, internationalisering, en de transitie naar een circulaire, duurzame en gedigitaliseerde industrie.
Goede keer?
Op zich is er met de inhoud van dit charter weinig mis, zal u zeggen, en u heeft (gedeeltelijk) gelijk. Begrijp ons ook niet verkeerd: de industrie is belangrijk. De cijfers spreken voor zich. De industriële sectoren staan in voor 19% van de toegevoegde waarde, 79% van de O&O-uitgaven, 58% van de export, 30% van de omzet en 16% van de totale tewerkstelling in Vlaanderen. Maar toch – u had het niet anders verwacht – enkele punten van kritiek.
- Dat was er al.
Wie de teksten van het Industriebeleid en de Industrieraad uit 2011 leest, stelt vast dat dezelfde thema’s aangehaald worden als in het nieuwe Charter. Akkoord, circulaire economie is minder prominent aanwezig, maar de toenmalige teksten wemelen van duurzaamheid, competitiviteit, innovatie, internationalisering, …. En dus stelt zich de vraag: waarom is er zo weinig mee gebeurd? Is er geen kostbare tijd verloren? Werd er niet te veel lippendienst en te weinig daadkracht ten toon gespreid? En kan dit magere resultaat te maken hebben met het feit dat enkele jaren na de oprichting van de Industrieraad de toenmalige (en huidige) Vlaamse regering er alles voor over had om de inbreng van de sociale partners (en dan vooral de vakbonden) uit te sluiten? - Dat zagen we al.
Bij de start van de Industrieraad in 2011 legde het Vlaams ABVV ook zijn industrieprioriteiten voor de toekomst vast. We waren vastberaden om mee aan de kar te trekken van een toekomstgericht industrieel beleid. We organiseerden tal van overleg- en discussiemomenten met vertegenwoordigers van al onze centrales en gewesten, om met een gedegen werkstuk naar buiten te komen (Industrie Vlaams ABVV).Samengevat zagen we drie assen waarop het nieuwe industrieel beleid moe(s)t inzetten: investeren in belangrijke maatschappelijk behoeften (zorg, duurzaamheid), investeren in onderzoek en ontwikkeling (innovatie) en investeren in mensen (competenties, opleiding). Groot was onze verbijstering toen bleek dat wij vanaf 2014 niet meer welkom waren aan de gesprekstafels. We waarschuwden nog dat grote veranderingen een groot draagvlak vereisen, en enkel lukken wanneer ook rekening wordt gehouden met de mening en de expertise van werknemers en hun vertegenwoordigers, maar helaas: de Vlaamse regering verkoos ideologie boven resultaat. Onze uitgestoken hand blijft echter gelden. - Dat doen we al.
Vlaanderen beschikt over een lange traditie van sociaal overleg, en een sterke organisatie om tot voldragen en gedragen standpunten te komen. De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) verstrekt zo goed als wekelijks adviezen uit het werkveld aan de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement. Soms op wettelijke/decretale basis, vaak op eigen initiatief. Met thematische commissies (economie, arbeidsmarkt, innovatie, …) die worden aangestuurd door ter zake gespecialiseerde ambtenaren. De SERV kan indien nodig zelfs externe specialisten uitnodigen om adviezen voor te bereiden. Vlaanderen beschikt dus al vele jaren over een organisatie die zonder probleem een visie over industriebeleid kan ontwikkelen, uiteraard samen met de sectorfederaties en de industriële vakbondscentrales. Een sterke overlap met de werking van het Industrieforum valt dus – opnieuw – niet uit te sluiten, en dat is jammer.
Nochtans blijven we als vakbond bereid om samen met overheid en werkgevers de toekomstige uitdagingen van de Vlaamse industrie aan te pakken. Dat is ook nodig. Met een gedragen en toekomstgerichte industrie verzekeren we de duurzame welvaart, welzijn en werkzekerheid van onze bevolking en onze leden. Meer nog, sommige thema’s uit het charter (zoals arbeidsmarkt en talent, of competitiviteit en gelijk speelveld) behoren heel specifiek tot het klassiek sociaal overleg. Zonder de inbreng en het akkoord van de werknemers en hun vertegenwoordigers zijn ze simpelweg niet realiseerbaar. Volgens het charter wil de Vlaamse regering wel regelmatig aan de sociale partners rapporteren over de werking van het Forum. Dat is vriendelijk, maar niet voldoende. Rapporteren komt niet in de plaats van overleg.
Vlaanderen heeft geen hoge bergen, laat staan Zwitserse Alpen. Toch vragen we met aandrang dat de Vlaamse regering van haar symbolische berg zou neerdalen, om niet boven de hoofden van tienduizenden werknemers een industrieel beleid uit te tekenen. Onze industrie staat voor grote uitdagingen, daarin vinden we elkaar. Maar om succes te boeken in deze transformatie, moet je die uitdagingen gezamenlijk aangaan. Dat zal niet altijd gemakkelijk zijn, daar zijn wij ons van bewust. Daar horen compromissen bij, dat weten we ook. Maar zomaar uitvoeren wat boven de hoofden van werknemers wordt bedisseld, daar passen we voor.