Covid-19 legde de vinger op een pijnlijke wonde. Ons gezondheidssysteem beek onvoldoende robuust om adequaat te reageren op een plotse gezondheidscrisis. De achterliggende oorzaak? Een ontwrichtende besparingspolitiek die een oprukkende privatisering van de ouderenzorg in de hand werkte en ook de werking van publieke woonzorgcentra in het teken plaatste van ‘meer doen met minder’. Het zorgpersoneel is de crisis ingegaan met een gebrek aan persoonlijke beschermingsmiddelen, grote personeelstekorten en navenant slechte werkomstandigheden. De werkbaarheidsmonitor stond voor de crisis reeds in het rood. Covid-19 maakte een al dramatische situatie natuurlijk nog pakken ondraaglijker. De inspanningen van het personeel waren (en zijn) dan ook bovenmenselijk en dat kan niet voldoende worden benadrukt.
Net op het ogenblik dat het zorgpersoneel op zijn tanden zit, willen de Vlaamse meerderheidspartijen N-VA, Open VLD en CD&V de rode loper uitrollen voor de privatisering van de openbare woonzorgcentra en sociale dienstverlening.
Na syndicale druk maakte de Vlaamse regering 577 miljoen euro vrij voor koopkrachtverhogingen, extra personeel en kwaliteitsverbeteringen in de zorg- en welzijnssector. Ze kon moeilijk anders. Het VIA-6 akkoord voorziet in 3.700 extra voltijdse equivalenten, waarvan 2.246 in de ouderenzorg. De lagere werkdruk zal de zorgkwaliteit ten goede komen, zoals federaal secretaris Johan Van Eeghem (BBTK) aanstipte in zijn terechte appreciatie voor dit historische akkoord. Toch zullen we opnieuw alle zeilen moeten bijzetten. Net op het ogenblik dat het zorgpersoneel op zijn tanden zit, willen de Vlaamse meerderheidspartijen N-VA, Open VLD en CD&V de rode loper uitrollen voor de privatisering van de openbare woonzorgcentra en sociale dienstverlening. Aldus dreigt de winst- en concurrentielogica zich door te zetten, met nefaste gevolgen voor de werkdruk en arbeidsomstandigheden van alle zorgwerkers.
CORONA ALS BREEKIJZER VOOR PRIVATISERING
Commerciële zorggroepen hebben vandaag ruim een derde van de Vlaamse woonzorgcentra in handen. Parlementsleden van de drie Vlaamse meerderheidspartijen hebben recent een voorstel van decreet ingediend om deze spelers nog een duwtje in de rug te geven. Het zou openbare welzijnsverenigingen de mogelijkheid geven om zelf een vzw of vennootschap op te richten of er deelgenoot van te worden. De welzijnsvereniging kan aan deze privaatrechtelijke structuren vervolgens personeel overdragen of ter beschikking stellen (in geval van statutaire ambtenaren). Ze zouden daarin echter ook erkenningen, subsidies en infrastructuur kunnen onderbrengen. Als klap op de vuurpijl zouden ‘private rechtspersonen’ tot 49% van het kapitaal kunnen inbrengen. Ze kunnen zich, met andere woorden, inkopen in deze zorgstructuren.
De Vlaamse meerderheidspartijen meenden dat de allergrootste gezondheidscrisis in decennia het nodig maakte om dit voorstel met spoed door het parlement te jagen.
Het Vlaamse regeerakkoord kondigde een toetreding aan van ‘private partners’ in de openbare welzijnsverenigingen. Het was alleen nog wachten op een perfecte gelegenheid om dit aspect uit het akkoord te realiseren. Covid-19 bood die opportuniteit. De Vlaamse meerderheidspartijen meenden dat de allergrootste gezondheidscrisis in decennia het nodig maakte om dit voorstel met spoed door het parlement te jagen. Gelukkig reageerde de linkse oppositie gepast waardoor het voorstel op een later tijdstip zal behandeld worden. Een dergelijk verstrekkend voorstel verdient inderdaad op zijn minst een rationeel debat. Volgens de Vlaamse regering en de indieners zal dit voorstel leiden tot meer efficiëntie, begrotingsopbrengsten en een kwaliteitsvollere zorg en sociale dienstverlening. Hier is werkelijk sprake van een gigantische ideologische vooringenomenheid. Volgens de gekende riedel komt de privésector altijd met de beste oplossingen voor de dag. Maar niets is minder waar.
NOCH EFFICIËNTIE, NOCH KWALITEIT
Onderzoek na onderzoek toont dit duidelijk aan. Er is geen sluitend bewijs dat de privatisering van de zorgsector resulteert in een hogere technische efficiëntie. Winstgerichte zorgbedrijven blijken niet in staat om met minder middelen evenveel of meer te doen. De kostprijs van hun dienstverlening ligt niet lager. Uit een econometrische analyse van 317 studies blijkt zelfs dat het gemiddelde efficiëntie-niveau van publieke ziekenhuizen (88%) hoger ligt dan dat van non-profit (82,5%) en for-profit-ziekenhuizen (80%). In Spanje is er geen enkel verschil in efficiëntie tussen publieke ziekenhuizen die private managementtechnieken introduceerden en ziekenhuizen die dat niet deden. In Zweden leidde de privatisering van de sociale dienstverlening niet tot de verwachte verbeteringen op vlak van efficiëntie én kwaliteit.
In het besparingscarcan van de eurozone vertrouwen lidstaten erop dat privatisering zal bijdragen tot een ‘gezonde’ begroting. Volgens het Europees Observatorium van Gezondheidssystemen- en Beleidsmaatregelen doen ze dit vaak zonder te steunen op relevante metrische gegevens. Beleidsmakers rijden dus blind. Het Vlaamse privatiseringsdecreet is evenzeer op lucht gebaseerd en dreigt enkele bestaande asociale tendensen alleen maar te versterken. Volgens een studie van de Socialistische Mutualiteiten bedraagt de gemiddelde dagprijs in een openbaar woonzorgcentrum 56,27 euro. In een for-profit-rusthuis ligt dat met 64,66 euro fors hoger. Bewoners betalen gemiddeld het meest in Brussel, Antwerpen en Vlaams-Brabant waar de for-profit-sector net de sterkste opmars maakte.
Er is geen sluitend bewijs dat de privatisering van de zorgsector resulteert in een hogere technische efficiëntie.
Per 100 bewoners zetten commerciële rusthuizen overigens 33 personeelsleden in, tegenover 39 in de non-profit vzw-rusthuizen en 43 in de openbare woonzorgcentra. Zo bleek uit het antwoord van minister Wouter Beke (CD&V) op een vraag van parlementslid Lise Vandecasteele (PVDA). Hogere dagprijzen, maar toch minder personeel. Het kan niet anders dan zich wreken in de zorgkwaliteit, zoals de Leuvense schepen voor Zorg en Welzijn, Bieke Verlinden (Vooruit), regelmatig aankaart. Zeker als het personeel steeds meer gegevens moet registreren waardoor het minder en minder aan de eigenlijke zorg zelf kan toekomen. Zorgzame handelingen die veel tijd vragen en te weinig opbrengen, gaan er onvermijdelijk uit in het commerciële prestatiemodel. Zorgmultinationals maken misbruik van de zorgzaamheid van de zorgwerkers die in moeilijke omstandigheden het beste van zichzelf geven.
WAAR WINST HET WINT VAN WAARDE, IS VERLIES HET RESULTAAT
Deze kernachtige spreuk van Hart Boven Hard vat de essentie van de sluipende zorgprivatisering goed samen. Uit recente gegevens blijkt dat er momenteel dertien Vlaamse rusthuizen onder verhoogd toezicht staan. Twaalf ervan worden uitgebaat door commerciële spelers. Voor twee commerciële instellingen op de lijst dreigt nu zelfs de sluiting. Naar alle waarschijnlijkheid zal het lokale bestuur zich dan moeten ontpoppen tot redder in nood. Enkele jaren geleden ging in Dendermonde een privaat woonzorgcentrum failliet waardoor het lokale OCMW plotseling aan zet was.
Dertien Vlaamse rusthuizen staan onder verhoogd toezicht. Twaalf ervan worden uitgebaat door commerciële spelers.
Voor de zorgmultinationals zijn woonzorgcentra (en hun bewoners) louter activa die zoveel mogelijk moeten renderen. Alles moet daarvoor wijken, zoals blijkt uit de recente beslissing van de commerciële groep Armonea om een woonzorgcentrum in Molenbeek te sluiten. Zeker 140 bewoners en 108 werknemers staan daardoor in de kou. De voorbeelden tonen aan waarom het altijd een slecht idee is om voorrang te geven aan winst in de zorgsector. De continuïteit van de dienstverlening aan de bevolking komt erdoor in het gedrang. Vanuit hun zin voor menselijkheid moeten overheden dan alsnog onvoorziene kosten maken om drama’s te voorkomen.
DE PERFIDITEIT VAN DE TAXSHIFT
Veel lokale besturen zullen niettemin een goedgekeurd privatiseringsdecreet aangrijpen om de structuur van hun sociale dienstverlening open te gooien voor het bedrijfsleven. Voor de redenen waarom moeten we naar de taxshift van de regering-Michel kijken. De verlaging van de patronale bijdrage van 32,4 naar 25% voor de privésector is immers ook van toepassing voor de private aanbieders van gezins- en bejaardenzorg aan huis (PC 318). De openbare tegenhangers kunnen op die bijdrageverlaging echter geen beroep doen.
Voor de overige non-profitsector bedraagt de bijdrage nog steeds 32,4%. Er kwam in het kader van de taxshift wel een versterking van de sociale Maribel: een patronale bijdragevermindering voor werknemers in de non-profit. Maar ook hier staan de privésector en de openbare sector niet op dezelfde voet. De privaatrechtelijke non-profit en for-profit woonzorgcentra (PC 330.01.20) kunnen per werknemer rekenen op een trimestriële bijdragevermindering van 507,48 euro per personeelslid. Voor de openbare sector bedraagt dezelfde bijdragevermindering slechts 498,31 euro per personeelslid.
Het zijn deze verschillen die sommige lokale besturen – met Antwerpen op kop – ertoe (zullen) bewegen om hun sociale dienstverlening in vzw’s en vennootschappen onder te brengen. Of hoe de taxshift een sluipende privatisering van de zorgsector in de hand werkt.
DE SCHEIDING TUSSEN EXPLOITATIE EN VASTGOED
Vanuit het perspectief van de EU-wetgeving is de zorgsector een ‘economische’ dienst. Bijgevolg is zij onderworpen aan de regels van de interne markt. Daardoor is de Vlaamse overheid ertoe verplicht om te voorzien in gelijke subsidies voor de uitbaters van commerciële, non-profit en openbare woonzorgcentra. Het verklaart waarom er vanuit private hoek zoveel interesse is voor de ouderenzorg. Het gaat hier om een essentiële dienst waar de samenleving niet zonder kan. De overheid zal hiervoor dus altijd middelen veil hebben.
Door deze gegarandeerde inkomensstromen is het vanuit een winstoogpunt zeer aantrekkelijk (want weinig risicovol) om actief te zijn in de zorgsector. Commerciële uitbaters kunnen rekenen op publieke middelen om hun private winsten te financieren. Ongeveer 60 tot 65% van hun inkomsten vloeien voort uit de publieke financiering. Naast de uitbating van de zorg vormt vooral het vastgoed een belangrijke bron van private winsten. Tom Cochez (journalist Apache) vestigde hierop de aandacht in een indrukwekkend dossier.
Vanuit het perspectief van de EU-wetgeving is de zorgsector een ‘economische’ dienst. Het verklaart waarom er vanuit private hoek zoveel interesse is voor de ouderenzorg.
Groepen zoals Armonea maakten fortuinen met de bouw en doorverkoop van woonzorgcentra aan beursgenoteerde vastgoedgroepen zoals Cofinimmo en Aedifica. Deze laatsten verhuren het vastgoed vervolgens terug aan de talloze vzw’s waarmee de commerciële zorggroepen opereren voor de uitbating van de dienstverlening. De prijzen van de langlopende huurcontracten liggen extreem hoog – de vastgoedgroepen mikken op een rendement van 6%. De vzw’s kunnen deze waanzinnige bedragen alleen maar betalen ‘dankzij de hoge overheidssubsidies die ze per zorgbehoevende ontvangen én dankzij de hoge dagprijzen’. Het zijn middelen die niet gebruikt worden voor de zorg van onze ouderen.
DE FINANCIALISERING VAN DE ZORG
Ons belastinggeld vloeit dus naar de dividenden van beursgenoteerde vastgoedgroepen. Op die manier krijg je niet alleen een privatisering, maar ook een financialisering van de zorgsector. Het concept ‘financialisering’ verwijst naar de prominentie van financiële markten, spelers en logica’s in het mondiale kapitalisme. Pensioenfondsen, banken en inderdaad vastgoedfondsen leggen zich toe op de lucratieve koop en verkoop van openbare en sociale infrastructuur. Ze gebruiken deze eigendommen om via ‘special purpose vehicles’ schulden aan te gaan. Daarmee kunnen ze nieuwe aankopen financieren of extra dividenden uitkeren.
De openbare diensten worden omgevormd tot financiële producten. De alles doordringende winstlogica van de kapitaalmarkten transformeert de relatie tussen zorgverstrekker en zorgbehoevende op een radicale wijze. Het is de zorg voor de aandeelhouder die nu centraal komt te staan. Ze versterkt de nadruk op kortetermijnwinst en ondermijnt op die manier de organisatorische en uitvoerende capaciteiten van de zorginstellingen. Het verlies is voor de samenleving.
Ons belastinggeld vloeit dus naar de dividenden van beursgenoteerde vastgoedgroepen. Op die manier krijg je niet alleen een privatisering, maar ook een financialisering van de zorgsector.
Financialisering gaat hand in hand met de onderfinanciering van de staat en haar onderwerping aan een stringente besparingsdiscipline. Financiële roofkapitalisten – nota bene kampioenen in ‘belastingoptimalisatie’ – verschijnen dan als redder in nood want de staat heeft zogezegd ‘geen geld meer’ om op eigen kracht een dienstverlening te realiseren. Natuurlijk is dat laatste een politieke consequentie van veertig jaar neoliberalisme. Fiscale maatregelen zoals de taxshift beroven de staat van cruciale middelen waardoor ze haar economische en sociale rol niet ten volle kan vervullen.
DE VASTGOEDSECTOR WRIJFT ZICH ANDERMAAL IN DE HANDEN
‘De publieke sector is een verdienmodel geworden en ook in haar eigen functioneren afhankelijk van private dienstverlening’, aldus de Nederlandse minister van staat en sociaaldemocraat Herman Tjeenk Willink. Het Vlaamse privatiseringsdecreet zal deze tendens versterken. In de toelichting staat dat alleen vzw’s en sociale ondernemingen deelgenoot kunnen worden van de privaatrechtelijke structuren die een OCMW zou mogen oprichten.
De wetsartikels vertellen echter iets helemaal anders. Artikel 5 bepaalt immers dat een welzijnsvereniging behalve met een vzw ook met een ‘vennootschap’ kan overgaan tot de oprichting van een vennootschap. De ‘vennootschap’ wordt hier overigens niet verder gedefinieerd of gespecifieerd. Er wordt met geen woord meer gerept over ‘sociale ondernemingen’. Het wetsartikel kan aldus gemakkelijk leiden tot een kopie van de gekende scheiding tussen exploitatie en vastgoed binnen de structuur van de openbare welzijnsvereniging.
Want een publiek zorgbedrijf zou bijvoorbeeld een vennootschap kunnen oprichten met een vastgoedgroep (zoals Cofinimmo) voor het beheer van haar infrastructuur. Deze vennootschap kan de infrastructuur verhuren aan de uitbater van de sociale dienstverlening. De private vastgoedinvesteerder kan vervolgens een deel van de huurinkomsten opstrijken. Aldus dringt een winstlogica binnen in de zorgstructuur die zich zal uiten in een verhoogde druk op de uitbater van de sociale dienstverlening om te besparen op personeel en zorgkwaliteit.
SOCIAL IMPACT BONDS EN FILANTRO-KAPITALISME
Maar ook met een toetredingsmogelijkheid die beperkt zou blijven tot vzw’s en sociale ondernemingen dreigt de winstlogica verder op te rukken. De commerciële zorggroepen doen immers beroep op de vzw-rechtsvorm voor de uitbating van hun woonzorgcentra. Het zijn schijnvzw’s met wel degelijk een enge winstfocus. Hetzelfde geldt voor veel sociale ondernemingen die los van hun vaak nobele intenties verstrengeld geraken in het net van financialisering. Sinds de financiële crisis van 2008-9 groeit er vanuit de Angelsaksische wereld immers een financiële markt in sociale investeringen.
Zelfverklaarde weldoeners geven aldus vorm aan een filantro-kapitalisme. Impact investment is zogezegd een manier om tegelijkertijd financiële yields na te jagen én maatschappelijke meerwaarde te genereren. Het zijn echter markten gedomineerd door grote banken, kapitaalkrachtige families en beleggingsfondsen die een ‘competitieve’ return verwachten. Het maakt dat sociale ondernemingen inkomsten moeten derven om de financiële investeerders terug te kunnen betalen. Vandaar dat commerciële bedrijfsmodellen ook sterker hun intrede maken in de sociale dienstverlening.
Sinds de financiële crisis van 2008-9 groeit er vanuit de Angelsaksische wereld een financiële markt in sociale investeringen.
Overheden worden geadviseerd deze financiële markt verder te ondersteunen door Social Impact Bonds (SIB) uit te geven. Met een dergelijk financieel instrument haalt men kapitaal op waarmee sociale ondernemingen vervolgens aan de slag kunnen om een sociaal objectief te realiseren. De overheid betaalt het uitgeleende kapitaal (met een rente) terug aan de investeerder als de sociale onderneming haar opdracht vervuld heeft. Minister Beke prijst het ‘innovatieve’ karakter van SIB’s en wil er in grotere mate beroep op doen omdat zij efficiëntiewinsten zouden realiseren.
Volgens Pascal Debruyne (Odisee Hogeschool) is die bewering inzake efficiëntie echter niet onderbouwd, terwijl ook Philippe Diepvents (Vlaams ABVV) wijst op de verschillende potentiële valkuilen. Er is weinig tot geen bewijs dat SIB’s kostenbesparend zijn. In essentie toont de groei van deze investeringsmarkt vooral aan dat financiële kapitalisten steeds meer aspecten van de sociale dienstverlening naar zich toe trekken. Zogezegd ‘financieren’ ze deze initiatieven, maar net zoals bij publiek-private samenwerking gaat het wel degelijk om een (vaak dure) publieke uitgave.
#BETERNACORONA?
De Vlaamse meerderheidspartijen hebben met het privatiseringsdecreet een instrument in handen om het jachtdomein van de vastgoedgroepen en de Social Impact Investor te vergroten. De opening voor sociale ondernemingen is helemaal niet onschuldig. Openbare welzijnsverenigingen zullen de sociale dienstverlening kunnen parkeren in vzw’s met sociale ondernemingen als deelgenoten. De financiële ‘investeerders’ zullen er als de kippen bij zijn om hun graantje van de publieke subsidiestroom mee te pikken.
Meer dan ooit moet ingezet worden op ‘een versteviging en verdere uitbouw van de sociale zekerheid en de publieke diensten’, met extra aandacht voor de zorg. Het is de terechte boodschap van het collectief #BETERnacorona. Met een uitgebreid openbaar zorgaanbod kunnen (lokale) overheden veel meer greep uitoefenen op de dagprijzen in functie van betaalbaarheid en toegankelijkheid.
Maar er is één ding dat we goed moet beseffen. De privatiseringslobby is door de Covid-19-crisis helemaal niet uit het lood geslagen. N-VA, CD&V en Open VLD dreigen de rekening van de crisis (andermaal) af te wentelen op de publieke sector. Het privatiseringsdecreet moet dan ook gezien worden als een voorafspiegeling van wat komen zal. Het is een aanval op de sociale welvaartsstaat waarop progressieve politieke partijen en het middenveld met verenigde krachten moeten reageren.
De vakbonden ACOD LRB, ACV-OD en VSOA hebben een petitie gelanceerd tegen deze plannen van de Vlaamse regering. Ze kan nog steeds worden ondertekend.
Deze tekst verschijnt ook in het Sampol nummer van mei.