Vanaf 2019 komt er een grondige hervorming van de kinderbijslag. Maar waarom moet het systeem eigenlijk veranderen en is de nieuwe kinderbijslag nu eerlijker of niet?
Discussie met donkerbruin randje
De meeste mensen zijn best tevreden over de huidige kinderbijslag. De afgelopen jaren dook af en toe de discussie op over de vraag of mensen zonder kinderen niet te veel bijdragen en te weinig terugkrijgen van onze sociale zekerheid. Die discussie gaat echter niet alleen over de kinderbijslag, maar is veel breder.
Een tweede kritiek die wel eens aangebracht werd, had eerder een donkerbruin randje. Vanuit extreem-rechtse hoek werd gezegd dat mensen met een migratieachtergrond vaker meer kinderen hebben en dus meer kinderbijslag krijgen. De democratische partijen gingen doorgaans niet in op dat punt, net vanwege de expliciet racistische ondertoon en omdat ze geen onderscheid willen maken tussen de afkomst van een kind en de vraag of het al dan niet kinderbijslag krijgt. En maar goed ook.
Toch heeft vooral die tweede discussie ertoe geleid dat meer en meer mainstream politieke partijen er een punt van zijn gaan maken dat het systeem van de kinderbijslag “eerlijker” moest worden.
Wat daar precies mee bedoeld werd, was niet altijd zo duidelijk, maar het is wel een boodschap die is blijven hangen in het publieke debat. Voor sommige partijen was het ook een excuus om de extreem-rechtse argumenten mee te nemen, zonder het expliciet zo hard te moeten stellen, in de hoop om zo stemmen te winnen.
“Iedereen gelijk”
Toen de zesde staatshervorming ervoor zorgde dat de kinderbijslag een Vlaamse bevoegdheid zou worden, werd het opeens heel concreet. Vlaanderen moest nu zelf gaan beslissen wat het met het systeem ging doen. Wat, hoe, wie, hoeveel? Het vage “het moet eerlijker” kreeg plots een breed gedragen invulling: ieder kind gelijk.
Dat is een eenvoudige en heldere boodschap, die bovendien veel mensen aanspreekt. Ondanks het feit dat men vrij tevreden was over het oude systeem, kreeg de publieke opinie hierdoor de boodschap mee dat “iedereen gelijk” toch wel eerlijker moest zijn.
Laat ons dus even kijken hoe en voor wie het nieuwe systeem dan precies “eerlijker” is dan voorheen.
De grote gezinnen verliezen
Niemand zal betwisten dat gezinnen met drie kinderen of meer in het nieuwe systeem minder krijgen dan voorheen. De rang wordt afgeschaft (je krijgt niet meer zoals vroeger méér voor tweede, derde… kinderen dan voor het eerste kind) en daardoor ontstaat er een groot verschil met het verleden. Elk kind dat geboren wordt na 1 januari 2019 krijgt een basisbedrag van 160 euro in plaats van 90 voor het eerste kind, 167 voor het tweede en 250 vanaf het derde.
Dit wordt wel enigszins gecorrigeerd doordat voor grotere gezinnen andere inkomensgrenzen gelden voor het recht op een extra toeslag. Simpel gezegd: in plaats van het principe dat alle grote gezinnen meer krijgen, krijgen alleen de grote gezinnen met een lager inkomen voortaan iets extra.
Je zou kunnen zeggen dat dat eerlijker is. Hoewel, het uitgangspunt is dan dat de kosten verbonden aan het hebben van meer kinderen dan maar zelf moet gedragen worden door de ouders als ze over een hoog inkomen beschikken. Anderzijds krijgen diezelfde ouders met hoog inkomen wel méér dan vroeger als ze maar 1 kind hebben.
Het gaat dus niet zozeer om inkomen maar om een soort afkeuren van het hebben van meer dan 2 kinderen. Trouwens, zoals we verder zullen zien, verliezen ook de grote gezinnen met een laag inkomen vanaf het moment dat de kinderen gaan studeren.
Winnen de kleine gezinnen?
Gezinnen met minder dan drie kinderen winnen dus? Ook dat klopt niet. Men schaft immers ook de leeftijdstoeslagen af. Een ouder kind (dat ook meer kost) krijgt niet langer meer dan een jonger kind. Anders gezegd: terwijl de rekeningen meegroeien met het kind, groeit de kinderbijslag voortaan niet meer mee. Alleen bij één-kindgezinnen wordt dat gecompenseerd door het hogere basisbedrag.
Vanaf het moment dat de kinderen 12 jaar zijn, krijgen ook gezinnen met 2 kinderen minder dan in het oude systeem. Vanaf dat die kinderen hoger onderwijs gaan volgen, is het verlies nog groter. Als je die vaststelling samenlegt met de stijgende facturen voor onderwijs en inschrijvingsgeld, dan betekent dat dus dat het laten verder studeren van kinderen voor gezinnen vanaf 2 kinderen flink duurder wordt.
De gezinnen met 3 of meer kinderen en een laag inkomen, waarvoor er dus sociale correcties werden ingebouwd, verliezen hierdoor uiteindelijk dan toch. Zeker wanneer zij hun kinderen willen laten verder studeren. Tot daar de democratisering van ons onderwijs dus…
Effect nieuwe kinderbijslag op gezinnen met schoolgaande of studerende kinderen (inclusief universele participatietoeslag):
Betekent dat dan dat gezinnen met 1 kind de grote winnaars zijn? Tot op zekere hoogte wel. Opnieuw kan je je hier afvragen waarom dat dan precies eerlijker zou zijn. Maar er is ook voor deze gezinnen een probleem.
Het nieuwe systeem, en vooral de overgangsperiode ernaar toe, kost een pak geld. Je hebt immers op een bepaald moment tegelijk kinderen die in het oude en die in het nieuwe systeem zitten. Het enige positieve kantje is dat het nieuwe systeem alleen geldt voor kinderen geboren vanaf 1 januari 2019 en dat de anderen in het oude systeem blijven. Maar ook dat kost natuurlijk geld.
Om die kosten te betalen, voorziet de Vlaamse regering in het niet indexeren van de kinderbijslag gedurende één of twee jaar. Samen met de indexsprong die al in 2015 gebeurde, komt dat op 2 of 3 indexsprongen ter waarde van (minstens) zo’n 140 of 210 miljoen euro. Een bedrag dat dus betaald wordt door de kinderen van vandaag, ook diegenen zonder broers of zussen.
Meer nog: wie vandaag 1 kind heeft, geniet niet van de verhoging van het basisbedrag, maar betaalt via de indexsprongen wel mee voor de overgangsperiode.
Wat met kinderen met speciale noden?
In de huidige kinderbijslag krijgen een aantal groepen kinderen een extra toeslag. Het gaat dan om kinderen met een handicap, wezen of kinderen in gezinnen waar het armoederisico groot is.
In het hervormde systeem wordt de manier aangepast waarop die toeslagen worden toegekend. Men gaat op een bredere basis naar het inkomen kijken. Dat is inderdaad een vooruitgang, vooral omdat een groep van werkende armen vandaag geen recht heeft op een toeslag en in de toekomst wel. Ook worden een aantal andere premies zoals de situdietoelage in de kinderbijslag opgenomen, waardoor deze meer automatisch worden toegekend. Ook dat is als principe een goede zaak.
Toch is de hervorming op het vlak van de strijd tegen kinderarmoede duidelijk een gemiste kans. Zowat alle armoede-experten zijn het daarover eens. Er is niet ingezet op het geven van iets extra aan wie het moeilijk heeft. En zoals gezegd geldt vanaf de leeftijd van 12 jaar de regel dat bijna iedereen verliest. In vergelijking tot de winst voor de jonge, rijkere ouders met 1 kind is dat nogal wrang. Sommige zwakkere groepen, zoals de wezen en half-wezen, gaan er wel erg fors op achteruit, hetgeen al helemaal niet meer te begrijpen valt.
Leeftijd | Vandaag: voor wezen en half-wezen
(basis + leeftijdstoeslag) |
Vanaf 2019 voor wezen
|
Vanaf 2019 voor half-wezen |
Vanaf 0 jaar | 353,76 € | 320 € | 240 € |
Vanaf 6 jaar | 385,75 € | 320 € | 240 € |
Vanaf 12 jaar | 402,64 € | 320 € | 240 € |
Vanaf 18 jaar | 415,91 € | 320 € | 240 € |
Voor wat hoort wat?
Opvallende nieuwigheid (die er vooral op aandringen van de liberalen kwam) is dat een aantal toeslagen voortaan afhankelijk gemaakt zijn van voorwaarden. Vandaag is het principe dat elk kind krijgt waar hij of zij naargelang zijn maatschappelijke positie recht op heeft. In de toekomst wordt een deel van de kinderbijslag afhankelijk van het gedrag van de ouders.
Zo is er bijvoorbeeld een toeslag wanneer men het kind inschrijft in de kleuterschool (dus vooraf aan het moment dat de leerplicht geldt). Deze kleuterpremie geldt voor iedereen, en aangezien we weten dat vooral kinderen uit gezinnen met lage inkomens later ingeschreven worden, zal dit opnieuw vooral een extraatje zijn voor de gezinnen uit de hogere inkomensklassen.
Het is een kwalijke tendens om voorwaarden te koppelen aan de kinderbijslag. Door te stellen dat een basisrecht als kinderbijslag afhangt van hoe de ouders zich gedragen, evolueren we naar een systeem dat nog meer ten dienste staat van de meer gegoede burger. De financiële afstraffing voor wie niet voldoet aan de voorwaarden zal immers in de praktijk veel meer bij de lage inkomens terecht komen.
Het resultaat is dat het principe van “Elk kind is gelijk” ertoe leidt dat de bestaande ongelijkheden tussen kinderen nog versterkt in plaats van bestreden worden en dat het oude uitgangspunt “Elk kind krijgt waar het nood aan heeft” verwatert.
Krijgen we nu een eerlijker systeem?
Is het systeem nu eerlijker of niet?
- Wie een hoog inkomen heeft en 3 of meer kinderen, krijgt minder dan vroeger.
- Wie een hoog inkomen heeft en 1 kind, die krijgt meer.
- Kinderen met een handicap krijgen dan weer niet meer dan vroeger.
- Wie 2 kinderen heeft, verliest van zodra die kinderen 12 jaar zijn.
- Wezen krijgen sowieso fors minder.
- Bijna alle gezinnen krijgen minder als de kinderen verder studeren.
- Via het verbinden van voorwaarden aan onderdelen van de kinderbijslag verliezen vooral de lagere inkomens en winnen de hogere.
- Verder studeren wordt fors duurder, ook voor gezinnen met een laag inkomen.
Als je het allemaal samen bekijkt, wordt het wel heel erg moeilijk om hierin nog enige logica over eerlijkheid terug te vinden…
De vraag dringt zich dan ook op of heel deze hervorming nu eigenlijk wel iets oplevert. Nogmaals: een concrete reden om het systeem te veranderen was er eigenlijk niet echt. Vlaanderen had perfect kunnen zeggen: de meeste mensen zijn vrij tevreden dus we laten het zoals het is. Of we doen enkele verbeteringen, maar behouden de grote principes. Dat heeft men echter niet gedaan.
Het nieuwe systeem is niet efficiënter, eenvoudiger of goedkoper, dus dat kan de reden ook niet zijn.
Conclusie
De regering heeft zichzelf vastgereden in het dogma dat alles anders moet en dat wat bestaat per definitie “slecht werkt”. Onder het mom van de slogan “ieder kind gelijk” moesten de fundamenten van het systeem aangepast worden.
En dat is erg jammer. Een op zich goed werkend systeem wordt vervangen door iets dat niet eenvoudiger is, niet eerlijker en niet meer efficiënt. Bovendien zorgt de budgettaire weerslag van een aantal keuzes – en van de overgangsregels die nu nodig zijn – ervoor dat de volgende Vlaamse regering met een flinke factuur wordt opgezadeld. En dat maakt de kans groot dat er opnieuw aan het systeem moet gesleuteld worden.
De rekening is ondertussen voor de kinderen van vandaag. Zij betalen indexsprong na indexsprong om de overgang te bekostigen. Niet voor vooruitgang, maar voor verandering om de verandering en voor politieke symbolen. En dat is in ieder geval helemaal niet eerlijk.
No Responses