“You’ve been BAMBOOZLED!” – Joey uit Friends*
*(To bamboozle = to deceive by underhanded methods)
Onze overheden werken momenteel aan het Plan voor Herstel en Veerkracht, het investerings- en hervormingsplan dat in april bij de EU ingediend moet worden. Voor dit plan kan België aanspraak maken op 5,9 miljard euro Europese steun. Een akkoord over de verdeling van deze middelen tussen de verschillende overheden werd on-Belgisch snel bereikt: Vlaanderen kan daardoor aanspraak maken op 2,25 miljard euro.
Is dat veel geld? Het Marshallplan na de tweede wereldoorlog was alleszins groter. Ook wanneer we dit bedrag afzetten tegenover onze huidige welvaart, word je niet overdonderd. 5,9 miljard is ongeveer 1,3 % van het BBP. Eenmalig. Daarmee kom je de grootste economische crisis sinds WOII niet te boven, en daarmee los je niet de andere grote maatschappelijke uitdagingen op, zoals digitalisering, zorg, vergrijzing en klimaatbeleid.
Begrijp mij niet verkeerd, het Europees Herstelplan is nodig en wenselijk. Maar het is niet voldoende. Het is een (belangrijk) startschot, maar veel belangrijker is wat we de komende jaren nog extra zullen doen.
Ik durf mij te wagen aan een voorspelling: dé deadline om én corona, én digitale omwenteling, én klimaatomslag, én vergrijzing aan te pakken, zal ten vroegste 2040 zijn. U leest het goed: we zullen de komende 20 jaar permanent heel wat tandjes moeten bijsteken. Investeren. Hervormen. Herverdelen. Of die komende 20 transitiejaren meer zullen gelijken op de ellendige jaren 1920 tot 1940, of eerder op de hoopvolle jaren 1950 tot 1970, is een maatschappelijke keuze. En die keuzes moeten fundamenteel anders dan wat we de afgelopen 40 jaar hebben gezien.
Fout Discours
Het neoliberaal economisch (en politiek) discours van de afgelopen decennia valt makkelijk samen te vatten: loonmatiging, lage(re) bedrijfsbelasting en een zuinige overheid. De vraag die zich daarbij stelt is deze: voor wie of wat werken we dan eigenlijk? Blijkbaar niet om zelf meer over te houden op het einde van de maand (loonmatiging). Niet om winstgevende bedrijven te laten meebetalen om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid op te nemen (lagere belastingen). En niet voor een overheid die ons aangename en belangrijke diensten kan leveren (zuinige overheid). Voor wie dan wel? Voor de aandeelhouder natuurlijk. Voor de beurs. Want als de beurs het goed doet, gaat het goed met de economie, toch?
Het neoliberaal economisch (en politiek) discours van de afgelopen decennia valt makkelijk samen te vatten: loonmatiging, lage(re) bedrijfsbelasting en een zuinige overheid.
Probleem is dat die beurs bijzonder weinig zegt over de staat van de economie. Zelfs de meest fervente verdedigers ervan moeten vandaag toegeven dat de beurs meer wordt gedreven door speculatie en manipulatie dan door de echte prestaties van de bedrijven die er op genoteerd staan. Het is een gokspel voor moneymakers, en om dat gokspel te laten draaien, werken we.
Het wordt tijd dat de overheden hun economisch en moreel kompas herijken. De economie moet er zijn voor de mensen en de maatschappelijke winst, niet voor de beurzen en de speculatieve winst.
Een ander neoliberaal dogma: de overheid moet zich neutraal opstellen en zo weinig mogelijk interveniëren in de economie, want de vrije markt kan de goederen en diensten veel beter produceren en verdelen dan de overheid. Die neutraliteit is echter niet neutraal. Het is de keuze voor de sterkste. Wanneer het kleine roodharige en bebrilde jongetje uit het tweede leerjaar wordt gepest en afgeperst door loebassen uit het zesde, en de leraar grijpt niet in, is dat geen ‘neutrale’ houding van die leraar, maar een keuze voor de sterkste. Zo ook is een overheid die niet ingrijpt in de verhoudingen tussen de grote economische spelers en de massa aan gewone werknemers en kleine zelfstandigen geen ‘neutrale’ overheid, maar een overheid die kiest voor de sterkste.
De combinatie van dit economisch discours en deze ‘neutrale overheid’ is dat ons bruto binnenlands product (BBP) jaar na jaar stijgt (“Ons land is nog nooit zo rijk geweest” of “de beurs heeft nog nooit zo hoog gestaan”) terwijl de gewone burger daar niks of weinig van merkt (“Op het einde van mijn loon hou ik altijd een stukje maand over”).
Ook vandaag doet zich hetzelfde fenomeen voor. De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) berekende dat er de komende 2 jaar ruimte is voor zegge en schrijve 0,4% loonsverhoging. Er wordt voor de komende 2 jaar gerekend op een economische groei van meer dan 6%, maar toch is er maar ruimte voor 0,4% loonsverhoging. Om aan dat teleurstellend percentage te komen, gebruikt men de loonevolutie van de ons omringende landen, vergelijkt die met opgeblazen looncijfers van ons land, en op wat uit die vergelijking komt, trekt men nog eens een forse veiligheidsmarge af. Een ingewikkeld en discutabel mechanisme (opgelegd door vorige federale regeringen) dat moet leiden tot wat men wil bereiken: loonmatiging.
De kans dat een poetsvrouw of een klusjesman een opslag van pakweg 10% gaat beleggen in een belastingparadijs in Midden-Amerika is verwaarloosbaar.
Men verliest echter uit het oog dat de buurlanden precies hetzelfde doen. Elk land doet dus zijn drommelse best om de lonen onder die van de concurrenten te houden, want dat is zogezegd nodig om concurrentieel te blijven. Dat dit tot een spiraal naar onder leidt, dringt blijkbaar niet door.
Nochtans is een fikse stijging van lonen, wedden en uitkeringen niet alleen rechtvaardig (remember de essentiële beroepen), het is ook een uitstekende relance maatregel. De kans dat een poetsvrouw of een klusjesman een opslag van pakweg 10% gaat beleggen in een belastingparadijs in Midden-Amerika is verwaarloosbaar. Eerder zal die de extra middelen gebruiken om schulden af te betalen, wat meer te consumeren of geld opzij te zetten voor de kinderen. Allemaal handelingen die goed zijn voor onze samenleving. Goed voor die werknemer natuurlijk, maar ook goed voor de lokale bank, voor de kleine zelfstandige, voor de toekomst van onze maatschappij. Maar in vele cenakels is het neoliberale geloof nog te hardnekkig om hieraan aandacht te besteden. “Hoge lonen? Waar halen ze het uit.”
Het discours van de neoliberalen is fundamenteel fout sinds de jaren tachtig. Maar het permanente bombardement van Reaganomics, Thatcherisme, Davosboys en andere burgermanifesten, heeft het er zo hard in gedramd, dat zowat iedereen het is beginnen geloven. Men kan zich simpelweg niet meer voorstellen dat dit fout is. Zoals bij het sprookje ‘De Nieuwe kleren van de Keizer’. Iedereen zegt dat de keizer prachtige nieuwe kleren heeft, en dus heeft de keizer ook prachtige nieuwe kleren. Het is pijnlijk ontwaken nu blijkt dat de keizer eigenlijk poedelnaakt over straat wandelt. Weg ermee.
Foute Regels
Om overheidsbegrotingen binnen de Europese lidstaten niet te veel uit elkaar te laten groeien, heeft de EU sinds 1997 een aantal verplichtingen ingevoerd via het zogenaamde Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Op zich geen slecht uitgangspunt: wie in dezelfde economische ruimte vertoeft en dezelfde munt gebruikt, hanteert best ook gelijkaardige regels voor het huishoudboekje.
De vraag is natuurlijk: welke regels? De huidige afspraken houden in dat het jaarlijks overheidstekort niet meer mag bedragen dan 3% van de begroting, en dat dit moet evolueren naar 0%. Daarnaast moeten besliste investeringen ook binnen het begrotingssaldo zitten.
Even duiden aan de hand van een voorbeeld. Stel: je hebt een jaarinkomen van 50.000 euro en je wil een investering doen van 15.000 euro waarvoor je gaat lenen. Dan mag je volgens deze regels dat jaar maximaal 36.500 euro andere uitgaven doen. Want 36.500 + 15.000 = 51.500, een tekort van 3%.
Ook al spreid je de afbetaling van je lening over 20 jaar, en ook al bedraagt de intrest op je lening bijna niks (zoals vandaag het geval is) dan nog moet je het volledige bedrag van de investering opnemen in je jaarlijkse begroting. Terwijl je dat totaal niet voelt in de uitgaven.
Een andere Europese regel is dat de overheidsschuld niet meer dan 60% van het BBP mag bedragen. Stel: je hebt opnieuw een inkomen van 50.000 euro, dan mag je totale schuldmassa nooit meer dan 30.000 euro bedragen. Deze regel toepassen op een gezin betekent dat nagenoeg niemand ooit een eigen huis zou kunnen kopen, of je moet een rijke (schoon)familie hebben. Op die manier kunnen overheden nooit echt investeren in de toekomst. En toch is dat de regel.
Het uitgangspunt zou moeten zijn dat investeringen die de toekomst van je land beter maken, niet in het jaarlijks structureel evenwicht mogen zitten.
Aan de hand van deze regels had ons land in het verleden nooit een spoor- of autosnelwegennetwerk kunnen aanleggen, of de Antwerpse haven kunnen uitbreiden. Had Nederland nooit zijn Deltawerken kunnen uitvoeren. Hadden Frankrijk of Oostenrijk nooit hun grote Alpentunnels kunnen bouwen. Aan de hand van deze regels heeft men wel Griekenland de vernieling in gereden.
Het uitgangspunt zou moeten zijn dat investeringen die de toekomst van je land beter maken, niet in het jaarlijks structureel evenwicht mogen zitten. Je zou die kunnen afschrijven over 20 jaar bijvoorbeeld. Of ze er volledig buiten laten (want een investering is uiteindelijk zowel een inkomst als een uitgave). Maar die logica dringt moeilijk door in de hoofden van vele beleidsmakers. Nog een andere vraag is: wat zijn investeringen? Alpentunnels, Deltawerken of Oosterweelverbindingen, daar is ongeveer iedereen het over eens, dat zijn investeringen om de toekomst van je samenleving beter te maken. Maar neem nu onderwijs. Is ook dat geen investering die de toekomst beter en welvarender maakt? Of gezondheidszorg? Zijn gezonde mensen ook geen investering in de toekomst? Vandaag worden dergelijke uitgaven allemaal bestempeld als recurrente kosten die je altijd en helemaal in het structureel begrotingsevenwicht moet opnemen. Zelfs indien we er in slagen om investeringen buiten de ijzeren Europese begrotingsregels te houden, dan zouden uitgaven als onderwijs of gezondheidszorg nooit het predicaat ‘investering’ verwerven.
Wanneer een overheid ‘investeert’ in goed onderwijs voor iedereen is dat een kost, wanneer individuen dat doen, heet het een investering.
Nochtans past men deze logica wel toe bij individuen. In Nederland (om nog te zwijgen van het VK of de USA) vindt de overheid het ‘normaal’ dat studenten zware leningen aangaan om hun universitaire studies te bekostigen. Want, zeggen ze, “daarmee investeer je in je toekomst en kan je later een beter inkomen verwerven.” De logica die wordt toegepast op individuen, wordt echter niet toegepast op overheden. Wanneer een overheid ‘investeert’ in goed onderwijs voor iedereen is dat een kost, wanneer individuen dat doen, heet het een investering. Opnieuw een keuze die het voor gewone mensen moeilijker maakt dan voor begoede. Waarom een bepaald percentage van het budget onderwijs (10-20-30%…) niet beschouwen als een investering (en dus buiten de begrotingsdoelstelling houden)? Waarom al deze foute regels niet gewoon herschrijven? Weg ermee.
Foute Normen
Ook bij de normen die we hanteren om de prestaties van onze economie af te meten vallen vragen te stellen. Het BBP als enig zaligmakend cijfer is bijvoorbeeld een slechte maatstaf. Het meet enkel de hoeveelheid productie, het meet de echte welvaart niet, laat staan het welzijn.
Economische groei is nog zo’n foute. Het gaat enkel over meer, ook als dat meer slecht is. Het is alsof je een maaltijd enkel afmeet aan hoeveel er op je bord ligt. Als het veel is, is het goed. En als het morgen meer is, is het nog beter. De vraag of de maaltijd lekker is, of gezond, of voortreffelijk bereid, of eerlijk verdeeld, of natuur-, dier- en mensvriendelijk geproduceerd, komt nauwelijks ter sprake. Als het maar veel is.
Zeer treffend werd deze kritiek verwoord door wijlen Robert Kennedy:
“Het bruto binnenlands product omvat luchtvervuiling en reclame voor sigaretten en de ambulances die op de snelwegen verkeersslachtoffers weghalen. Het rekent de speciale sloten voor onze deuren mee en ook de gevangenissen voor de mensen die ze stukmaken. Het bruto binnenlands product omvat de vernietiging van de cederwouden en de dood van Lake Superior. Het neemt toe met de productie van napalm en raketten en kernkoppen. Het houdt geen rekening met de gezondheid van onze gezinnen, de kwaliteit van het onderwijs of het genoegen dat we aan spelen beleven. Het is net zo onverschillig voor de properheid van onze fabrieken als voor de veiligheid van onze straten. Het telt niet de schoonheid van onze poëzie mee of de kracht van onze huwelijken, noch de intelligentie van het publieke debat of de integriteit van ambtenaren… het meet kortom alles, behalve dat wat het leven de moeite waard maakt.”
We spreken eind jaren zestig van de vorige eeuw. En toch worden het BBP en de economische groei nog steeds als dé standaarden gebruikt. Foute normen. Weg er mee.
Het is alsof je een maaltijd enkel afmeet aan hoeveel er op je bord ligt. Als het veel is, is het goed.
Een extra nadeel van het BBP is dat productiviteit de maatstaf der dingen wordt. Hoeveel kan je produceren met zo weinig mogelijk middelen tegen een zo laag mogelijke kost. “Citius, Altius, Fortius” Sneller, hoger, sterker. Het lijken de Olympische Spelen wel. Alleen hebben we allemaal wel eens ervaren: niet iedereen is een olympische atleet. Meer zelfs: de overgrote meerderheid van ons is een eenvoudige kwetsbare sterveling. Maar toch moeten we ons permanent gedragen als een Olympiër. Want het BBP moet stijgen.
En zelfs mochten we er in slagen ons Olympisch gehalte te doen toenemen, sommige taken lenen zich eenvoudigweg niet tot eindeloze productiviteitsstijging. Bij wijze van voorbeeld: Beethoven. Toen hij 200 jaar geleden het strijkkwartet Nr.14 in c, Op.131 schreef, werd dat gespeeld door 4 mensen. En vandaag heb je daar nog altijd 4 mensen voor nodig, en duurt dat nog altijd een half uur. Hetzelfde geldt voor heel wat jobs in de zorg of onderwijs. Heel wat sectoren lenen zich niet (meer) tot grote productiviteitsstijgingen.
Meer zelfs: het is maar zeer de vraag of door het toenemende belang van de dienstensector ten nadele van de landbouw en de industrie, er nog wel grote productiviteitsstijgingen te verwachten zijn. In alle landen die 50 jaar geleden reeds een hoge productiviteit hadden (USA, België, Japan, …) neemt de groei van de productiviteit stelselmatig af, en stijgt het aandeel van de dienstensector. Toch blijft de productiviteitsgroei de maat der dingen, en de enige manier om die productiviteit nog te doen toenemen is…. loonmatiging. Door evenveel te blijven produceren tegen lagere lonen.
Hoog tijd om het geweer van schouder te veranderen. Productiviteit is een foute norm. Weg er mee.
Foute Aannames
De overheid maakt vandaag weer veel schulden, maar dat kan toch niet blijven duren? Ooit zullen we toch weer schuldenvrij moeten zijn? Spoiler alert: dat moet helemaal niet. Een overheid moet namelijk niet schuldenvrij zijn en winst maken, want ze sterft nooit en gaat nooit failliet. Zolang de overheid haar aangegane verbintenissen kan nakomen, kan ze gerust nieuwe schulden aangaan. Tenminste: zolang het hele bedrijf België het goed doet. De overheid is voor de nv België wat de Londense hoofdzetel voor pakweg de nv Unilever is. Die hoofdzetel maakt de strategische keuzes, ontwerpt toekomstplannen, behartigt de juridische belangen, is de directe lijn met de wereld, …. en maakt permanent verlies. Het zijn de entiteiten en hun werknemers die onder de hoofdzetel van Unilever opereren (Knorr, Lipton, Dove, Calvé, Ben & Jerry’s, Zwitsal, …) die de winst maken, en die een deel van die winst afdragen aan de hoofdzetel om heel de groep zo goed mogelijk te laten draaien.
De overheid is voor de nv België wat de Londense hoofdzetel voor pakweg de nv Unilever is. De vraag is dus niet of de overheid/de hoofdzetel permanent in het rood kan staan, maar of ze haar maatschappelijke taken wel goed vervuld.
De vraag is dus niet of de overheid/de hoofdzetel permanent in het rood kan staan, maar of ze haar maatschappelijke taken wel goed vervuld, zodanig dat haar aandeelhouders (bedrijven en werknemers) het goed hebben. Het antwoord op deze vraag is voer voor een toekomstige blog, laat het ons er op houden dat zowel door links als door rechts van het politieke/economische spectrum daar toch enige kritische bemerkingen bij kunnen geplaatst worden (soms gelijklopende, soms tegenstrijdige). Het is alleszins goed dat de Vlaamse overheid door middel van spending reviews eens nagaat of al haar uitgaven wel juist zijn. Tenminste: wanneer deze spending reviews niet als verkapte besparingen worden beschouwd. Maar de aanname dat een overheid niet in het rood mag gaan, is fout. Weg er mee.
Zet dit alles op een rijtje, en de slotsom is duidelijk: we’ve been bamboozled. We hebben ons een fout discours laten aanpraten, we hanteren foute regels en normen en gaan uit van foute aannames. Voor alle duidelijkheid, dit is geen anti-ondernemersdiscours. De meeste ondernemers en zelfstandigen zijn – echt waar – ook gewone mensen. Die hard werken om hun bedrijf boven water te houden. Die ook vast zitten in de neerwaartse spiraal van kosten drukken, hogere productiviteit en lage winstmarges. Mijn kritiek is niet gericht tegen ondernemers maar tegen een systeem. Een neoliberaal systeem dat zowel werknemers als zelfstandigen als de meeste bedrijfsleiders in een wurggreep houdt. Hoog tijd om te ont-bamboozelen.
Een nieuw verhaal
Starten doen we met een nieuw politiek/economisch discours. Een discours waarin de beurskoers niet de maat der dingen is. Waarin mensen opnieuw een deftig loon ontvangen binnen een menselijk arbeidsregime. Waarin àlle inkomens hun correcte belastingen betalen, en de overheid weer haar plaats in de driver’s seat verkrijgt.
Dit nieuwe discours is niet zo moeilijk te vinden. Flinke stukken staan in vroegere Keynesiaanse recepten. Maar, het verleden komt nooit volledig terug, en dus dienen er ingrediënten toegevoegd die rekening houden met het heden en de toekomst. Zoals de uitdagingen rond klimaat, zoals de mogelijkheden van digitalisering.
Het nieuwe verhaal hanteert zoals gezegd best nieuwe (Europese) begrotings- en investeringsregels. Investeringen moeten worden verruimd en veel meer dan vandaag buiten het begrotingssaldo gehouden. De EU heeft dat tijdens de corona-crisis overigens begrepen: momenteel is het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) ‘tijdelijk’ buiten werking gesteld (zo makkelijk gaat dat plots). De vrees blijft echter dat met het voortschrijden van de vaccinaties en het heropstarten van de economie, men terug keert naar ‘business as usual’ (in 2022?) en het SGP onverkort weer invoert.
Draagt onze vooruitgang bij aan een betere samenleving/wereld? Doet onze vooruitgang het BBG groeien? Dat moet de leidraad zijn.
Voor het oplossen van de klimaatcrisis is echter geen snel vaccin voorhanden. Het SGP moet dan ook fundamenteel worden aangepast. Samengevat: investeringen moeten aangemoedigd en niet ontmoedigd worden, en een begrotingsevenwicht en een lage overheidsschuld mogen (zeker in tijden van transformatie en lage rente) geen streefdoelen op zich zijn. Onze overheden moeten bij de Europese instanties werk maken van de afschaffing van de shwarze null.
Ons nieuw verhaal verlaat ook de oude normen en gedachten door nieuwe normen. We vervangen de enge kijk op economische groei, BBP en productiviteit door maatschappelijke vooruitgang en groei van het bruto binnenlands geluk (BBG). Draagt onze vooruitgang bij aan een betere samenleving/wereld? Doet onze vooruitgang het BBG groeien? Dat moet de leidraad zijn.
Er staan reeds verschillende (voorzichtige) initiatieven in de steigers. De Europese Green Deal is er zo één, al vertrekt die nog te veel vanuit het enge concurrentie en productiviteitskader. Beter zijn de Sustainable Development Goals (SDG) van de VN. Een set van doelstellingen rond gelijkheid, duurzaamheid, milieu, gezondheid, energie, ….en ja hoor: duurzame economische groei. Op deze manier wordt economische groei niet de enige parameter, maar slechts ‘een’ parameter om na te gaan of het beleid succesvol is.
Plaats deze SDG’s in het centrum van de politiek-economische besluitvorming, en verlaat de destructieve productiviteitsspiraal. We kunnen daarbij al leren van Nieuw-Zeeland dat onder premier Jacinda Adern gestart is met een korf van parameters die het succes van het beleid en het geluk en welzijn van de bevolking meet.
Tot slot brengt ons nieuwe verhaal ook nieuwe aannames. Onze overheden moeten in tijden van maatschappelijke transitie helemaal niet zo snel mogelijk hun schulden afbetalen. Je bespaart jezelf niet uit een crisis, maar je investeert jezelf eruit. Zolang de nv Belgïe, de nv Europa en de nv wereld er op vooruit gaan, zijn overheidsschulden geen probleem. Wie daaraan twijfelt moet zich de vraag stellen welke problemen we over ons afroepen wanneer de overheden de klimaatcrisis niet zouden aanpakken zonder intens investeringsbeleid.
Met de juiste innovaties, incentives, lonen en belastingen, en het nodige enthousiasme en hoop in de toekomst sturen we onszelf en onze bedrijven in de richting van een echt sociale en duurzame economie. Goed voor ons klimaat en ons milieu, maar ook goed voor toekomst gerichte ondernemers én werknemers.
Deze keuze wordt nog veel te weinig gemaakt, zelfs bij het post-coronabeleid komt de nadruk op concurrentie en productiviteit weerom bovendrijven. Om psychiater Dirk De Wachter te parafraseren: het zijn echter niet de mensen die achteraan de razendsnelle speedboot zonder reling in het water donderen, die fout zijn. Het zijn de blitse jongens en meisjes die vooraan aan het stuur zitten en die de boot steeds sneller laten varen die gek zijn, “om het woord psychopaten niet te gebruiken.”
Maar de speedboot moet volgens onze overheden op het ritme van de multinationals en de beurs steeds sneller gaan, en alle mensen moeten geactiveerd worden om aan deze waanzinnige wedstrijd deel te nemen. Een wedstrijd waar de verzorging van de gekwetsten steeds goedkoper moet en zelfredzaamheid boven solidariteit gaat.
Tijd om te ont-bamboozelen. Het is mogelijk, niet altijd makkelijk, en we betreden ons op onbekende paden en paden die we lang geleden verlieten. Maar we kunnen dat, altijd met de woorden van Pipi Langkous in gedachten: “Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan.”
No Responses