De industrie is een onmisbare pijler van onze economie. Ze zorgt voor jobs, toegevoegde waarde en innovatie. Maar die pijler staat onder druk. Het afgelopen jaar stapelden de herstructureringen en sluitingen zich op. Denk aan Audi Vorst, Van Hool, Barry Callebaut, of de Vlaamse staalbedrijven die in moeilijkheden zitten.
De Vlaamse industrie staat op een kantelpunt. Terwijl fabrieken sluiten en herstructureringen elkaar in sneltempo opvolgen blijft een robuust industriebeleid uit. Geopolitieke spanningen, torenhoge energieprijzen en oneerlijke concurrentie door ongelijk verdeelde staatssteun ondermijnen onze maakindustrie. Tegelijk worden de werknemers uit het debat geduwd. Nochtans is de toekomst van onze industrie niet los te denken van werkbare jobs, levenslang leren en sociaal overleg. Geen industrie zonder werkvloer. Geen werkvloer zonder mensen.
Industrie onder druk: Geopolitiek en Energieprijzen
Onze industrie kampt met meerdere gelijktijdige crisissen. De coronapandemie heeft toeleveringsketens wereldwijd ontwricht. De klimaatverandering verplicht tot snelle omschakelingen. En geopolitieke spanningen, zoals de oorlog in Oekraïne en het handelsconflict met de VS, zorgen voor extra onzekerheid.
Europa probeert het tij te keren door staatssteunregels te versoepelen. Maar dat speelt in het voordeel van de grote landen zoals Duitsland en Frankrijk, die enorme steunpakketten kunnen uitdelen. Kleinere lidstaten zoals België kunnen moeilijk volgen. Intussen blijven de energieprijzen in Europa structureel hoger dan in andere werelddelen, wat onze concurrentiepositie verder ondergraaft.
Midden maart stelde minister-president Matthias Diependaele zijn eigen Industrieplan voor. Opvallend: het plan spreekt nauwelijks tot niet over werknemers.
Binnen de SERV hebben de sociale partners beslist om een apart traject uit te werken rond industriebeleid. Hun doel is duidelijk: de Vlaamse regering overtuigen van de hoogdringendheid van de situatie én van het belang van sociaal overleg. Dat beleid moet gericht zijn op productiviteitsgroei, strategische autonomie, competitiviteit en kwaliteitsvolle jobs. Tegelijk moet het de digitale en ecologische transities versnellen. Industrie 4.0 is geen verre toekomst meer. We zitten er middenin, en iedereen moet mee.
Toch lijkt de Vlaamse regering een andere koers te varen. Midden maart stelde minister-president Matthias Diependaele zijn eigen Industrieplan voor. Opvallend: het plan spreekt nauwelijks tot niet over werknemers. De klemtoon ligt op kernenergie, CO₂-reductie, innovatie en talent. Maar wie zorgt voor die innovatie en productiviteit? De mensen op de werkvloer. Zij zijn het die vandaag de gevolgen dragen van economische onzekerheid en industriële herstructureringen.
Duurzame tewerkstelling vraagt om werkbaar werk
Een industriebeleid zonder oog voor werkbaarheid is kortzichtig. De federale pensioenhervorming betekent langer werken voor heel wat werknemers. Maar in veel industriële beroepen is werken tot de wettelijke pensioenleeftijd nauwelijks haalbaar. In 2023 gaf slechts de helft van de werknemers in de voedingssector en de bouw aan dat ze hun huidige job volhouden tot het pensioen. In de metaal- en chemiesector ligt dat iets hoger, rond 60%, wat overeenkomt met het Vlaamse gemiddelde. Eén op de drie werknemers – in de bouw zelfs 40% – zegt dat dit enkel lukt met aanpassingen zoals deeltijds werk of lichter werk.
Werkbaarheid en duurzame tewerkstelling hangen nauw samen. Uit cijfers blijkt dat 82,7% van de werknemers die geen werkbaarheidsproblemen ervaren, het haalbaar vindt om hun job vol te houden tot het pensioen. Bij mensen met één werkbaarheidsprobleem zakt dat naar 59,7%. Wie met meerdere werkbaarheidsproblemen kampt, ziet dat percentage verder dalen tot 31,8%.
Volgens de werkbaarheidsmonitor van de Stichting Innovatie en Arbeid steeg het aandeel werknemers zonder werkbaarheidsproblemen van 49,6% in 2019 naar 55,2% in 2023. Toch blijven er hardnekkige knelpunten.
Figuur: samenhang van de werkbaarheidssituatie van werknemers 40plus op de Vlaamse arbeidsmarkt met hun inschatting van de haalbaarheid om tot het pensioen door te werken in de huidige job/ mits aangepast werk (meting 2023)
De werkbaarheid van jobs in de industriële sectoren, zoals de voeding, chemie, metaal en bouw, nam de voorbije jaren toe. Volgens de werkbaarheidsmonitor van de Stichting Innovatie en Arbeid steeg het aandeel werknemers zonder werkbaarheidsproblemen van 49,6% in 2019 naar 55,2% in 2023. Toch blijven er hardnekkige knelpunten.
Werkstress is de grootste pijnplek op de Vlaamse arbeidsmarkt en leidt steeds vaker tot burn-out, ook in de industrie en de bouw. In de voeding en de metaalsector zegt een kwart van de werknemers dat ze kampen met motivatieproblemen. In de chemie is dat één op vijf. Deze cijfers zijn al twintig jaar nagenoeg onveranderd. Inzake opleidingsbeleid loopt de industriële sector nog steeds achter, ondanks de inspanningen van de laatste jaren. Op het moment dat onze industrie in grote problemen verkeert, zien we dat bijna één op vijf werknemers in de metaalsector onvoldoende leermogelijkheden heeft, bijna 5% heeft een zware leerachterstand.
Figuur: Evolutie 2004-2023 van het aandeel werknemers met onvoldoende leermogelijkheden in de metaalsector, met aanduiding van significante afwijkingen t.o.v. het Vlaamse sectorgemiddelde
Bron: Vlaamse werkbaarheidsmonitor – werknemers 2004 – 2023
Hoge Werkdruk
Werkdruk is de belangrijkste risicofactor voor werkstress. Werknemers die onder hoge werkdruk moeten presteren, hebben vier keer meer kans op ernstige stress. Emotionele belasting en onvoldoende steun van directe leidinggevenden verdubbelen het risico.
Figuur: Risicoprofiel voor werkstressklachten in de chemie 2023
Bron: Vlaamse werkbaarheidsmonitor werknemers 2023
Taakeisen en regelmogelijkheden
Wat motivatie betreft, zien we andere oorzaken. Onvoldoende steun van leidinggevenden en routinematig werk zijn de voornaamste factoren. Werknemers die geen degelijke begeleiding krijgen, hebben vier keer meer kans op motivatieproblemen. Hetzelfde geldt voor wie steeds dezelfde taken uitvoert. Ook hoge werkdruk speelt hier mee.
Figuur: Risicoprofiel voor motivatieproblemen in de metaalsector 2023
Bron: Vlaamse werkbaarheidsmonitor werknemers 2023
In de voedingssector doet ruim 32% van de werknemers routinematig werk. Sinds 2004 ligt dat cijfer systematisch boven het Vlaamse sectorgemiddelde. De sector scoort ook beduidend slechter op vlak van autonomie: slechts 23,9% van de werknemers zegt veel inspraak te hebben in hun job. Een gebrek aan autonomie is vooral een risicofactor voor onvoldoende leermogelijkheden.
Dit heeft gevolgen: medewerkers in jobs met weinig taakeisen en weinig regelmogelijkheden, de passieve jobs, ervaren een hogere herstelbehoefte en lagere bevlogenheid. De job is weinig motiverend en biedt nauwelijks kansen om bij te leren. Hetzelfde is ook waar voor de slopende jobs, wanneer de taakeisen hoger liggen dan de regelmogelijkheden.
Tabel: Evolutie 2004-2023 van het aandeel werknemers met een (acuut) gebrek aan autonomie in de bouwnijverheid en op de Vlaamse arbeidsmarkt
Bron: Vlaamse werkbaarheidsmonitor – werknemers 2004 – 2023
De metaalsector en vooral de bouw doen het beter op vlak van autonomie. De bouw, ooit bekend om beperkte autonomie, heeft sinds 2019 vooruitgang geboekt. Ook in de metaalsector zijn er grote stappen gezet (van 27,6% in 2004 naar 16% in 2023). Toch blijft hoge werkdruk een algemeen aandachtspunt. Als die druk te hoog oploopt, lijdt ook in gemotiveerde teams de betrokkenheid eronder.
De nood aan opleiding
Een ander aandachtspunt zijn de opleidingsmogelijkheden. In de voedingssector heeft meer dan één op vijf werknemers te weinig leermogelijkheden. In de bouw en de metaalsector volgde minder dan de helft het afgelopen jaar een opleiding. Zelfs in de chemiesector, die traditioneel sterk stond in bijscholing, is de voorsprong verdwenen.
Dat is problematisch. Industrie 4.0 verandert jobs. De digitalisering zorgt voor complexere taken, meer verantwoordelijkheden en andere competenties. Werknemers moeten voortdurend kunnen bijleren. Dat vraagt niet alleen opleidingen, maar ook leidinggevenden die coachen en ondersteunen.
Werken aan de toekomst
Als vakbond onderschrijven we de noodzaak om snel werk te maken van een breed economisch plan om de werkgelegenheid en welvaart te beschermen, en in het bijzonder om de industriesector te wapenen tegen de grote uitdagingen waarvoor die staat. Zo’n plan zal echter ook de bekommernissen van wie werkt in de sector moeten meenemen. En er moet inspraak mogelijk zijn. Niets over werknemers in de industrie zonder die werknemers.
Ook in het sociaal overleg zetten we daarop in. De sociale partners kwamen binnen de Sociaal Economische Raad Vlaanderen (SERV) tot een akkoord over de prioriteiten die Vlaanderen moet zetten in het industrieel beleid, de regering overtuigen van de hoogdringendheid van de situatie en ook van de noodzaak tot sociaal overleg.
Niets over werknemers in de industrie zonder die werknemers.
Om de industrie toekomstbestendig te maken, is een brede aanpak nodig, zo stelt dat akkoord. Volgende elementen komen daarin naar voor:
- vereenvoudigde administratieve regels vergunningen
- een aangepast steun- en financieringsbeleid voor investeringen
- een opleidingsoffensief om werknemers te versterken;
- een vangnet om werknemers te beschermen en op te vangen bij sluitingen en herstructureringen;
- sneller de afhankelijkheid van ingevoerde fossiele energie verminderen;
- een performante energie-en mobiliteitsinfrastructuur;
- een publiek aankoopbeleid en collectieve projecten om lokale industriële productie te boosten.
De uitdagingen zijn groot, maar niet onoverkomelijk. De industrie heeft toekomst, op voorwaarde dat we ze sociaal, duurzaam en inclusief maken. Dat kan alleen als we de werknemers centraal zetten en sociaal overleg ernstig nemen. We roepen de Vlaamse regering op om werk te maken van een beleid dat niet alleen inzet op technologie en innovatie, maar ook op werkbaarheid en rechtvaardigheid.
Bronnen: