Print Friendly, PDF & Email

In september lagen de prijzen elf procent hoger dan een jaar eerder. Een inflatiecijfer met dubbele getallen, dat is ongezien sinds de jaren ’70. Net zoals de herfst op de zomer volgt, is het een zekerheid dat hoge inflatiecijfers een debat op gang brengen over de Belgische loonkosten.

De lonen worden in België automatisch aangepast aan de prijzen. Dat gebeurt via de automatische indexering. Werkgevers en een stoet liberale economen beweren dat die automatische indexatie ervoor zorgt dat bij ons de prijzen – de inflatie – sneller stijgen dan in de rest van Europa.

Elders, op Luxemburg en Malta na, zijn de lonen niet gekoppeld aan de prijzen. In de liberale logica zouden gestegen prijzen in België automatisch sneller leiden tot hogere lonen, wat op zijn beurt opnieuw zou zorgen voor hogere prijzen, omdat de mensen meer uit te geven hebben. De werkgevers roepen daarom op om de indexering op te schorten via een indexsprong. Is zo’n sprong gerechtvaardigd?

Zorgt loonindexatie voor hogere prijzen?

Laat ons eerst nagaan of de automatische indexatie van de lonen in België effectief meer inflatie veroorzaakt dan in de rest van Europa. We zijn ondertussen een jaar ver in de inflatie-crisis, dus die effecten zouden stilaan aan de oppervlakte mogen komen.

Conclusie?

Het globale prijspeil (zonder energie) is sinds begin 2020 in België gestegen met net geen 10%. Dat is exact even veel als de rest van de eurozone, maar het is lager dan in Duitsland en Nederland, landen die nochtans geen automatische indexering kennen. In Frankrijk, waar de controle op de energieprijzen veel sterker is, ligt de inflatie dan weer beduidend lager. Op dit ogenblik is er dus in de inflatiecijfers geen enkel bewijs te vinden van een hogere inflatie ten gevolge van ons indexatiemechanisme.

Is een indexsprong nodig om de inflatie te temperen? Daar is dus geen bewijs voor.

Bedrijven hebben prijzen excessief laten stijgen na corona

Wat veroorzaakt die inflatie dan wel? De voor de hand liggende redenen horen we vaak in de media. Het einde van de lockdowns na corona zorgde voor een stormloop op producten en diensten. Meer vraag betekent hogere prijzen. Maar de fabrieken konden door toeleveringsproblemen niet volgen. Minder aanbod betekent, opnieuw, hogere prijzen.

Vele bedrijven hebben het einde van de coronapandemie aangegrepen om hun prijzen excessief te verhogen.

En toen viel Rusland Oekraïne binnen, waardoor de prijzen voor gas en elektriciteit de lucht in schoten.

Allemaal valabele redenen, maar er is er ook één reden die steevast wordt vergeten: vele bedrijven hebben het einde van de coronapandemie aangegrepen om hun prijzen excessief te verhogen. En prijsverhogingen dat betekent: inflatie.

Uit onverdachte bron: zelfs de ECB zegt dit

De vaststelling komt uit onverdachte bron. De Europese Centrale Bank (ECB) stelde recent dat de economische opleving na de pandemie in de eurozone voor sommige bedrijven een uitgesproken kans vormde om de winsten te verhogen:

“Vele ondernemingen zijn erin geslaagd om hun prijzen sterker te verhogen dan de stijging van de lonen en in vele gevallen de stijging van de energiekosten.”

Met andere woorden: vele bedrijven hebben het einde van de pandemie aangegrepen om hun prijzen fors te verhogen, los van de onderliggende kosten. Enkel en alleen om hun winsten te verhogen.

In Nederland wordt gesproken over een Unilever-effect. Het bedrijf dat met merken als Knorr, Lipton of Zwann de helft van uw koelkast vult, verhoogde haar winst terwijl het aantal verkochte producten daalde. Dat kon Unilever enkel door drastisch en ongefundeerd haar prijzen te verhogen.

De ECB stelt:

“De stijging van de winsten is opvallend verschillend van vorige crisissen waarin bedrijven hun winsten zagen dalen”.

We kunnen aan die prijsstijgingen die enkel dienen om de winsten te verhogen een naam geven: winstinflatie.

En in België? Naar een historisch recordniveau!

Zijn de winsten hier dan ook effectief gestegen? Ja hoor.

In de eerste jaarhelft van dit jaar stegen de bedrijfswinsten van de Belgische ondernemingen naar een historisch recordniveau: in 1999 bedroegen de winstmarges (wat een bedrijf overhoudt na aftrek van al haar kosten) nog 35%, in het tweede kwartaal van 2022 stegen de winstmarges naar meer dan 46%.

In vergelijking met de buurlanden staan we daarmee op een eenzame hoogte: enkel in Nederland komen de winstmarges net boven 40% uit. Er is dus een onevenwicht ontstaan tussen de kosten die bedrijven hebben en de prijzen die ze aanrekenen aan de consument. Ja, er zijn recent veel loonaanpassingen via de index gebeurd. Maar die zou je kunnen beschouwen als een noodzakelijke correctie op dat onevenwicht.

Bedrijfswereld moet kiezen: hogere prijzen of minder inflatie

Bedrijven hebben nu dus een keuze. Ze kunnen de gestegen kosten doorrekenen aan de consument. Daarmee verhogen ze de inflatie. Of ze kunnen kiezen om de extra kosten niet te vertalen in hogere prijzen. Daarmee boeten ze in op hun winstmarge, maar zorgen ze voor een rem op de inflatie.

In het licht van bovenstaande vaststellingen is de klaagzang van de werkgevers over “te hoge lonen” en de oproep om een indexsprong door te voeren, op zijn minst ongepast te noemen.

Een uur arbeid brengt jaar op jaar steeds meer op voor bedrijven, maar die opbrengsten zijn niet naar de lonen gegaan.

Wanneer de evolutie van de lonen de laatste jaren wordt bekeken, is het moeilijk om van een ontsporing te spreken. De reële lonen zijn sinds 2009 in België met amper 0,9% gestegen. Een reële loonstijging is wat je van een loonsverhoging over houdt wanneer je de stijging van de prijzen – de inflatie – meerekent.

Dat is opmerkelijk want in Nederland en Frankrijk stegen de reële lonen sinds 2009 respectievelijk met drie en bijna zes procent. In Duitsland met 19%. Nochtans is de productiviteit van de Belgische bedrijven sinds de financiële crisis gestegen. Met andere woorden: een uur arbeid brengt jaar op jaar steeds meer op voor bedrijven, maar die opbrengsten zijn in ieder geval niet naar de lonen gegaan.

De conclusie is dus duidelijk. De lonen zijn de afgelopen jaren in geen geval ontspoord.

Aandeelhouders en CEO’s krijgen meer, werknemers minder

Het stuk van onze welvaart dat naar de aandeelhouders en CEO’s gaat, is gestegen. Het stuk dat naar de werknemers en de gezinnen gaat, is gedaald.

De winsten hebben sprongen gemaakt, de koopkracht ligt plat op de buik. Het is dus stuitend om met een indexsprong een brede knip te zetten in die koopkracht. De winsten van de bedrijven zullen de komende maanden niet kopje onder gaan.

De Nationale Bank stelt dat de winstmarges wellicht de komende maanden zullen dalen, maar niet in die mate dat ze onder het gemiddelde van de laatste jaren zouden komen te liggen.

De boodschap aan werkgevers en regering is dus duidelijk: concentreer je op het echte probleem, de energieprijzen.

Wij zijn niet wereldvreemd. Uiteraard zijn er sectoren en bedrijven die door de gestegen energieprijzen in problemen komen. Zoek gerichte oplossingen voor die bedrijven en sectoren. Maar stop de automatische indexering te gebruiken als rookgordijn in een debat waar gerichte oplossingen nodig zijn. Want achter dat rookgordijnen liggen de excessieve winsten die de afgelopen kwartalen zijn geboekt.

Deze blog verscheen eerder als opinie op vrt.be

Share on FacebookTweet about this on TwitterShare on LinkedInEmail this to someone